Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vlissingen

Huisvestingsverordening van de gemeente Vlissingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVlissingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening van de gemeente Vlissingen
CiteertitelHuisvestingsverordening van de gemeente Vlissingen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Huisvestingswet, art. 2
  2. Wet op de huurtoeslag
  3. Wet bevordering eigenwoningbezit

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201024-10-2013Art. 2.1.2

17-12-2009

Gemeenteblad, 2009, IV.07

Geen.
01-12-2006nieuwe regeling

07-11-2006

Gemeenteblad, 2006, IV.17

Geen.

Tekst van de regeling

Intitulé

HUISVESTINGSVERORDENING GEMEENTE VLISSINGEN

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

a.

wet

de Huisvestingswet;

b.

besluit

het Huisvestingsbesluit;

c.

huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren;

d.

ingezetene

degene die in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Vlissingen is opgenomen en feitelijk in de gemeente Vlissingen hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;

e.

woonruimte

besloten ruimte die, al dan niet te samen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;

f.

zelfstandige woonruimte

woonruimte welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

g.

kamerverhuurpand

een gebouw of een deel van een gebouw met of geschikt te maken voor vier of meer woonvertrekken, niet vallend onder begrip logiesgebouw en/of logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit en niet zijnde een zelfstandige woonruimte als bedoeld in de Huisvestingswet, waarin (ongeacht de duur van het verblijf) (aan) drie of meerpersonen (al dan niet tegen betaling) nachtverblijf wordt verschaft (hebben);

h.

onzelfstandige woonruimte, kamer

een verblijfsruimte die door de aard van de inrichting en gebruik het privédomein is van een bewoner en is aangewezen op het gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen;

i.

gemeenschappelijke voorzieningen

ruimten, opstelplaatsen, aansluitingen, installaties, apparatuur en dergelijke die gebruikt kunnen worden door de bewoners van twee of meer kamers;

j.

kamerverhuur

de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van (langdurige) bewoning aan personen voor welke bewoning inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie noodzakelijk is;

k.

huurprijs

de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand, dan wel, indien het betreft een standplaats voor een woonwagen of een ligplaats voor een woonschip, het bedrag dat is verschuldigd voor het innemen van die standplaats, onderscheidenlijk ligplaats, uitgedrukt in een bedrag per maand;

l.

bewoning

met bestemming tot bewoning wordt bedoeld dat men daar permanent woont en daar zijn hoofdverblijf heeft, zoals bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie;

m.

omzettingsvergunning

de vergunning als bedoeld in artikel 30, eerste lid sub c, van de wet;

n.

exploitant

persoon die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een pand als bedoeld onder g exploiteert;

o.

straat

straat of straatdeel, zoals gecodeerd aangeduid in het KPN postcodeboek en de KPN telefoongids;

p.

bouwtechnisch rapport

een bouwtechnisch rapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en een beoordeling van de onderhouds-toestand van het gebouw;

q.

woningcomplex

samengesteld geheel van tenminste drie gestapelde woningen;

r.

Bouwverordening

de Bouwverordening van de gemeente Vlissingen;

s.

het college

het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen.

HOOFDSTUK 2.1 Omzetting

Artikel 2.1.1 Werkingsgebied

Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing op alle bestaande gebouwen die woonruimte bevatten in de gemeente Vlissingen.

Artikel 2.1.2 Vergunningsvereiste

  • 1.

    Het is verboden een woonruimte als bedoeld in artikel 2.1.1 met het oog op het behoud of samenstelling van de woningvoorraad zonder vergunning van het college van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte om te zetten.

  • 2.

    Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing.

(gew. rdbs. 17-12-2009, nr. 8.9)

Artikel 2.1.3 Aanvragen van een omzettingsvergunning

  • 1.

    De aanvraag voor een omzettingsvergunning wordt schriftelijk bij het college ingediend. Het college kan hiervoor een formulier vaststellen. Onverminderd het bepaalde in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht dient de aanvraag vergezeld te gaan van de volgende informatie en bescheiden:

    • a.

      naam en adres van de eigenaar of diens gemachtigde;

    • b.

      gegevens over de huidige situatie:

      • -

        aantal kamers;

      • -

        woonoppervlak;

      • -

        woonlaag;

      • -

        een door een deskundige opgemaakt bouwtechnisch rapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en een beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw;

    • c.

      gegevens van de beoogde situatie:

      • -

        bestemming;

      • -

        bouwtekening met vermelding van functie / bouwvergunning;

      • -

        tekening met gevelaanzichten;

      • -

        kadastrale kaart;

      • -

        aantal onzelfstandige woonruimten, kamers.

  • 2.

    Het college is bevoegd met betrekking tot de in dit artikel bedoelde bescheiden nadere regels te stellen of aanvullende gegevens op te vragen over inhoud, uitvoering en vorm van indiening.

  • 3.

    Het college stelt de bewoners van het gebouw, waarop de aanvraag betrekking heeft, zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis van de aanvraag. Deze kennisgeving bevat informatie over de procedure van de aanvraag en wijst de bewoners op de mogelijkheid hun zienswijzen met betrekking tot de aanvraag aan het college kenbaar te maken.

Artikel 2.1.4 Gronden tot weigering van een omzettingsvergunning

  • 1.

    Het college kan een vergunning weigeren indien het belang dat de aanvrager bij de omzetting heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad. Bij de beoordeling van het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad worden mede de ligging en de te verwachten vraag naar het type woonruimte waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft betrokken

  • 2.

    Het college weigert een vergunning indien:

    • a.

      vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat verlening van de omzettingsvergunning ten behoeve van kamerverhuur zou leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft. Een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het gebouw wordt in ieder geval aanwezig geacht indien meer dan 10% van de tot bewoning bestemde gebouwen in de betreffende straat met dezelfde postcode wordt gebruikt voor huisvesting als bedoeld in artikel 2.1.2;

    • b.

      indien de aanvraag betrekking heeft op een pand, dat minder dan twee panden verwijderd is van een geregistreerd kamerverhuurpand, dan wel van een pand waarvoor een aanvraag tot registratie is ingediend;

    • c.

      de aanvraag betrekking heeft op nader door het college aan te wijzen wijken of straten.

Artikel 2.1.5 Woningcomplex

Het college kan in afwijking van artikel 2.1.4, tweede lid, een aanvraag omzettingsvergunning verlenen, wanneer de aanvraag een woningcomplex, als bedoeld onder artikel 1onder q betreft en het college van mening is dat geen ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in een straat of buurt ontstaat en de aanvraag alle ruimten van het woningcomplex betreft.

Artikel 2.1.6 Beslissing op de aanvraag omzettingsvergunning

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1.3 binnen twaalf weken na de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

  • 3.

    Van de in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde bevoegdheid om de aanvraag wegens onvolledigheid niet te behandelen, kan slechts gebruik worden gemaakt indien de aanvrager binnen vier weken na de ontvangst van de aanvraag in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen. De door het college ingevolge dat artikel te stellen termijn bedraagt vier weken.

  • 4.

    In de omzettingsvergunning vermeldt het college de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen één jaar van de omzettingsvergunning gebruik moet worden gemaakt;

    • b.

      de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • c.

      het aantal kamers.

     

Artikel 2.1.7 Het vervallen van de omzettingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 2.1.2 vervalt van rechtswege indien:

  • a.

    het gebouw, waarvoor de vergunning geldt, uiterlijk twee jaren nadat het door brand of een vergelijkbare calamiteit is verwoest, vernield of beschadigd, niet zodanig is hersteld dat weer voldaan wordt aan de vergunningsvereisten;

  • b.

    de vergunninghouder het gebruik van het gebouw, waarvoor de omzettingsvergunning is verleend, beëindigt.

Artikel 2.1.8 Intrekken van de omzettingsvergunning

  • 1.

    Het college kan de omzettingsvergunning intrekken indien:

    • a.

      de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat deze onjuist of onvolledig waren;

    • b.

      de aan de vergunning verbonden voorwaarden en voorschriften niet worden nagekomen;

    • c.

      de vergunninghouder een jaar na onherroepelijk worden van de vergunning daarvan nog geen gebruik heeft gemaakt;

    • d.

      vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat handhaving van de vergunning zou leiden tot een verstoring van de openbare orde, veiligheid of gezondheid, dan wel een verstoring van een geordend woon- en leefmilieu van het gebouw waarop de vergunning betrekking heeft;

    • e.

      wanneer de exploitant een vergunning als bedoeld in hoofdstuk 6a van de Bouwverordening van de gemeente Vlissingen voor zijn kamerverhuurpand is geweigerd, dan wel ingetrokken;

    • f.

      als het aantal onzelfstandige woonruimten en/of het aantal bewoners afwijkt van het in de aanvraag vermelde aantal.

  • 2.

    Het college gaat niet eerder tot intrekking over, voordat degene te wiens aanzien het besluit tot intrekking wordt genomen bij aangetekende brief is gewaarschuwd dat het de vergunning zal intrekken, indien vóór een nader te bepalen datum niet zodanige maatregelen en / of voorzieningen zijn getroffen, dat alsnog aan de betreffende bepalingen van deze verordening wordt voldaan en betrokkene in de gelegenheid is gesteld zich door of namens het college te doen horen.

Hoofdstuk 3 Verdere bepalingen

Artikel 3.1 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar zijn oordeel zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, ten gunste van de aanvrager van de verordening af te wijken.

Artikel 3.2 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.1.2 wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 3.3 Handhaving

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door het college aangewezen ambtenaren.

  • 2.

    Met de opsporing van de bij artikel 3.2 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de Huisvestingswet aangewezen ambtenaren, belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 77 van de Huisvestingswet.

Artikel 3.4 Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college, waarbij het zich uitsluitend zal laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van de schaarse woonruimte.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 4.1 Overgangsbepaling

Aanvragen om verlening van, volgens deze verordening, gelijkgestelde vergunningen die vóór of op de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend, worden behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de aanvrager gunstiger is.

Artikel 4.2 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin zij op de in artikel 139 van de Gemeentewet voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

Artikel 4.3 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Huisvestingsverordening van de gemeente Vlissingen”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Vlissingen op 7 november 2006.

de griffier, de voorzitter,

 

mr. F. Vermeulen A. van Dok- van Weele

Toelichting algemeen

De Huisvestingsverordening gemeente Vlissingen is voor een groot deel gebaseerd op het model van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Deze verordening vindt haar oorsprong in de Huisvestingswet en beoogt volkshuisvestingsbelangen te regelen.

Deze toelichting is bedoeld om de kenbaarheid van de verordening te vergroten. In hoofdstuk 2 onder paragraaf 1 wordt beoogd de groei van het aantal kamerverhuurpanden te reguleren. Doel van de regeling is te zorgen voor een spreiding van de kamerverhuurpanden en in buurten waar al te veel kamerverhuurpanden voorkomen uitbreiding daarvan tegen te gaan. Primair is het een volkshuisvestingsbelang dat regulering nodig maakt. Dat belang is gelegen in:

  • -

    het behoud van een redelijke voorraad (goedkope) koopwoningen;

  • -

    een redelijke geografische spreiding van de kamerverhuurpanden zodat niet te veel druk op de leefbaarheid van bepaalde wijken, buurten en straten ontstaat;

  • -

    het belang van de kamerbewoning bij ordentelijke huisvesting.

Door niet meer dan 10% van de tot bewoning bestemde gebouwen in een straat in aanmerking te laten komen voor een omzettingsvergunning wordt getracht een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in een straat of buurt tegen te gaan en de hierboven genoemde belangen zoveel mogelijk te waarborgen. Daarnaast biedt deze regeling de mogelijkheid tot uitbreiding van het aantal kamerverhuurpanden om de alsmaar groeiende studentenpopulatie te voorzien van geschikte en brandveilige woonruimte.

De 10% regeling voor omzettingsvergunningen ten behoeve van kamerverhuur is gerelateerd aan een straat of straatsdeel. Voor een omzettingsvergunning komt in aanmerking 10% van alle panden in een straat of straatsdeel zoals gecodeerd aangeduid in het KPN postcode- en telefoonboek. Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders wijken aanwijzen waar een geordend woon- en leefmilieu onder druk komt te staan en waar dus omzetting niet zal worden toegestaan.

Wanneer een pand in het register als kamerverhuurpand is opgenomen kan het pand worden voorzien van een vergunning als bedoeld in hoofdstuk 6a (gebruiksvergunning voor kamerverhuurpanden) van de Bouwverordening van de gemeente Vlissingen. Deze vergunning stelt technische eisen met betrekking tot de gezondheid, reinheid, hygiëne en brandveiligheid van het pand. Daarnaast worden gebruikseisen gesteld.

Begripsbepalingen kamerverhuurpand

Kamerverhuurpanden komen in vele soorten en maten voor. Daarom worden aan kamerverhuurpanden waarin meer dan tien alleenstaanden gehuisvest kunnen worden extra eisen gesteld. Deze moeten worden voorzien van een ontruimingsinstallatie en een beheersplan. Een pand wordt aangemerkt als kamerverhuurpand wanneer dit wordt bewoond, of bewoond gaat worden door drie of meer alleenstaanden. Ongeacht de afmeting hebben kamerverhuurpanden de volgende kenmerken:

1. De aard van het verblijf.

Er wordt permanent gewoond. Als gevolg van de permanente bewoning staan de bewoners meestal ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres van het kamerverhuurpand, of behoren zij aldaar te worden ingeschreven. Maatgevend is dit echter niet.

2.De aard van de inrichting en het gebruik.

Elke bewoner heeft de beschikking over een privé-domein van één of meerdere ruimten. Daarbij maakt elke bewoner meestal gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen, zoals toilet, badruimte, keuken en dergelijke.

3. De aard van de bewoning.

De bewoners leven niet in gezinsverband. Voor elke bewoner of groep van bewoners is sprake van een apart huurcontract, een onderhuur-situatie of een andere civielrechtelijke overeenkomst dan wel onderlinge verhouding op grond waarvan de bewoner het exclusieve gebruiksrecht van één of meerdere ruimten heeft.

Een kamer bestaat uit één of meerdere ruimten die het privé-domein zijn van één bewoner. De kamer is daardoor vergelijkbaar met een kleine woning. Bij het beoordelen van wat het privé-domein van een bewoner is, is met name de aard van het gebruik en de inrichting van de ruimten maatgevend. Meestal is er sprake van een zit-slaapsituatie en zullen de ruimten afsluitbaar zijn.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Onder f en h worden zelfstandige en onzelfstandige woonruimte gedefinieerd. Deze definities zijn opgenomen om een grens te kunnen trekken tussen onzelfstandige woonruimte (die wel onder de werking van de verordening valt) en voor inwoning bestemde woonruimte (die niet onder de werking van de verordening valt). Dit heeft tot gevolg dat woningen die in hun geheel kamergewijs worden verhuurd onder de vergunningplicht vallen.

Onder i wordt de term gemeenschappelijke voorzieningen gedefinieerd. Gemeenschappelijke voorzieningen zijn bedoeld voor gemeenschappelijk gebruik door de bewoners van het kamerverhuurpand.

Artikel 2.1.1 Werkingsgebied

Op het gehele grondgebied van de gemeente Vlissingen is voor gebouwen, waarin gewoond wordt, een omzettingsvergunning voorgeschreven. Gedachte hierachter is dat de praktijk hier voldoende zal filteren; er zullen geen omzettingsvergunningen worden gevraagd voor gebouwen die zich daartoe niet lenen. Geen omzettingsvergunning is vereist voor het splitsen van andere gebouwen. Niet-woongebouwen zullen immers naast juridische omzetting ook fysieke ingrepen behoeven voordat ze voor bewoning geschikt zijn. Zowel de functiewijziging als de verbouwing wordt dan getoetst aan onder andere planologische aanvaardbaarheid. Deze toetsing maakt dan al een regulering van gebruik door de gemeente mogelijk.

Artikel 2.1.2 Vergunningvereiste

Eerste lid: In dit artikel wordt bepaald dat zelfstandige woonruimten niet mogen worden omgezet in onzelfstandige woonruimten zonder vergunning van het college. Een zelfstandige woonruimte is een volledige woonvoorziening terwijl bij een onzelfstandige woonruimte er gemeenschappelijk gebruik van basisvoorzieningen als toilet etc. bestaat. Kenmerkend voor een onzelfstandige woonruimte is dat het niet over een eigen toegang beschikt.

Tweede lid: lex silencio positivo: Er bestaan geen duidelijke bezwaren tegen een lex silencio positivo. Het is zelfs wenselijk dat het bestuur, op deze wijze aan haar beslistermijn wordt gebonden, en dat bij niet tijdig beslissen de uitkomst in het voordeel van de aanvrager uitvalt. Hiermee wordt ook vooruit gelopen op het wetsontwerp van de nieuwe Huisvestingswet, waarbij voor deze vergunning een lex silencio positivo wordt ingevoerd. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt daarom van toepassing verklaard.

Artikel 2.1.4 Gronden tot weigering van een omzettingsvergunning

In dit artikel wordt aangegeven op welke gronden een vergunning kan worden geweigerd. Net als bij splitsing dient het college het belang dat de aanvrager heeft af te wegen tegen het behoud van de woonruimtevoorraad. Daarnaast weigert het college een omzettingsvergunning wanneer de concentratie van kamerverhuurpanden in een straat boven de 10% komt of wanneer de aanvraag betrekking heeft op een pand dat gelegen is naast een geregistreerd kamerverhuurpand. Deze weigeringsgronden zijn opgenomen om een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu tegen te gaan. Daarnaast kan het college wijken aanwijzen waar uitbreiding van het aantal kamerverhuurpanden ongewenst is.

Artikel 2.1.5 Woningcomplex

Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van hetgeen beschreven in artikel 2.1.4 een aanvraag omzettingsvergunning in behandeling nemen wanneer de aanvraag een wooncomplex betreft. Wanneer het college van mening is dat er geen ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in een straat of buurt ontstaat met het verlenen van de omzettingsvergunning wordt de aanvraag in behandeling genomen.

Artikel 2.1.8 Intrekken van een omzettingsvergunning

Dit artikel geeft het college de mogelijkheid een reeds verstrekte vergunning in te trekken. Echter waarschuwt het college degene te wiens aanzien het besluit wordt genomen eerst per aangetekende brief en krijgt deze persoon ook een termijn om maatregelen te treffen om alsnog aan de bepalingen van de verordening te voldoen. Daarnaast wordt de persoon in de gelegenheid gesteld zich door of namens het college te doen horen.

Artikelen uit Hoofdstuk 3 en 4

Deze hoofdstukken bevatten de normale bepalingen om een verordening te handhaven alsmede een regeling van de inwerkingtreding.

Jurisprudentie

·Spelregels bij inrichten stelsel onttrekkingsvergunning; financiële compensatie. ABRS nr. 200203397/1; 30-07-2003;JG 03.0211.

De Afdeling doet enkele uitspraken over de mogelijkheden bij het inrichten van een vergunningstelsel voor onttrekkingen. Eerder was al duidelijk geworden dat de vergunningplicht kan worden ingevoerd voor de gehele woningvoorraad (JG 00.0198). De Afdeling bevestigt dit nog eens. Zowel de onderbouwing van deze aanwijzing als de manier waarop de gemeente komt tot een bedrag voor de financiële compensatie van het verloren gaan van woonruimte zijn illustratief. Een lastig punt betreft de regeling in de verordening van Gooi en Vechtstreek van de gronden waarop een vergunning moet worden verleend en de financiële compensatie bij vergunningverlening. De Huisvestingswet bepaalt in artikel 31 kort gezegd dat een onttrekkingsvergunning wordt verleend tenzij het belang van de woningvoorraad groter is dan het belang van de onttrekking en het belang van de woningvoorraad niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden gediend.

Uit deze en volgende bepalingen uit de wet is niet goed af te leiden of de bedoelde voorwaarden (bijvoorbeeld financiële compensatie) nu alleen kunnen worden gesteld wanneer het belang van de woningvoorraad groter is dan het belang van de onttrekking. Mogelijk laat de wet ruimte om die voorwaarden ook te stellen als het belang van de woningvoorraad kleiner dan of gelijk is aan het belang van de onttrekking. Het artikel 3.7 uit de gemeentelijke verordening geeft de indruk dat voor de laatste uitleg is gekozen, zodat bij elke vergunningverlening een financiële compensatie voor de gemeente wordt gevraagd. Nu de wet niet geheel duidelijk is, zal de rechter het verlossende antwoord moeten geven. De Afdeling lijkt in het onderhavige geval het uitgangspunt te huldigen dat de werkwijze in de verordening is te billijken. Deze rechtsregel kan echter niet klakkeloos worden aangenomen, daar de Afdeling in een uitspraak op 18 augustus 2000 (JG 00.0198, gemeente Zeist) in mijn ogen juist het tegenovergestelde beweerde: "Artikel 3.1.4 (van de gemeentelijke verordening….) is wegens strijd met artikel 31 van de (Huisvestingswet) onverbindend, voor zover daarbij de mogelijkheid wordt geboden compensatie te eisen indien het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot bewoning te dienen belang." De vraag is nu welke zienswijze de Afdeling in de toekomst zal huldigen. JB (2003) 261; LJN-nr. AI0538