Organisatie | Vlissingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Havenverordening Vlissingen 2009 |
Citeertitel | Havenverordening Vlissingen 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-01-2010 | 17-12-2009 | 01-04-2017 | Nieuwe regeling | 17-12-2009 Gemeenteblad, 2009, VI.03 | Geen. |
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop rustende besluiten wordt verstaan onder:
schip: elk vaartuig, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als middel van vervoer te water, met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een drijvende boorinstallatie, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton en elk ander drijvend werktuig, drijvend voorwerp of drijvende inrichting van soortgelijke aard;
zeeschip: een schip dat gebruikt wordt voor de vaart ter zee of dat blijkens zijn constructie voor de vaart ter zee is bestemd en elk schip dat voorzien is van een document - afgegeven door het bevoegde gezag van het land waar het schip is ingeschreven - waaruit blijkt dat het geschikt is voor de vaart ter zee;
gevaarlijke stoffen: stoffen, die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling kunnen opleveren, zoals vermeld in de International Maritime Dangerous Goods Code, de (International) Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk, de (International) Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van de Internationale Maritieme Organisatie, de Code for the Safe Carriage of Irradiated Nuclear Fuel, Plutonium and High Level Radioactive Wastes in Flasks on board ships (INF-Code) , dan wel in het Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn (ADNR), alsmede elke andere stof die door het college als gevaarlijke stof is aangewezen en bekend gemaakt;
schadelijke stoffen: stoffen, die indien zij in zee terecht komen, gevaar kunnen opleveren voor de gezondheid van de mens, schade kunnen toebrengen aan het mariene milieu, de recreatiemogelijkheden die de zee biedt kunnen schaden of storend kunnen werken op enig ander rechtmatig gebruik van de zee en die krachtens de Wet voorkoming verontreiniging door schepen zijn aangewezen en bekend gemaakt;
Deze verordening is van toepassing in de havens en andere bevaarbare wateren, de haven- en industrieterreinen en de tot genoemde gebieden behorende oevers, grond- en kunstwerken, wegen, beplantingen, gebouwen, alsmede op de scheepshellingen,
dokken, scheepsreparatiewerven, los- en laadplaatsen, kaden, aanlegsteigers, meerboeien, meerpalen of andere voorzieningen in het beheersgebied en alle tot de havens behorende kunstwerken.
Artikel 1.3 Vergunningen, toestemmingen en aanwijzingen
Het college kan vergunningen en toestemmingen verlenen alsmede aanwijzingen doen en/of geven en aan deze vergunningen, toestemmingen of aanwijzingen in de zin van artikel 9.1 beperkingen en voorschriften verbinden. De beperkingen en voorschriften mogen slechts strekken tot bescherming van het belang in verband waarmede de vergunning, toestemming of aanwijzing is vereist.
Een vergunning of toestemming ter vervanging van een voorgaande vergunning of toestemming wordt niet verleend en een geldigheidsduur wordt niet verlengd, indien gebleken is dat gedurende het laatste tijdvak van geldigheid geen gebruik werd gemaakt van de betrokken vergunning of toestemming binnen het beheersgebied.
Toepassing van het zevende lid, vindt plaats gedurende een tijdvak dat ten hoogste gelijk is aan en dat aansluit op het laatste tijdvak van geldigheid van de vergunning of toestemming. De toepassing kan achterwege blijven indien op genoegzame wijze is aangetoond dat om gegronde reden geen gebruik kon worden gemaakt van de toestemming of vergunning.
Artikel 2.4 Stilliggende schepen zonder bemanningsverblijf
De schipper van een schip zonder bemanningsverblijf is verplicht er voor te zorgen dat het schip dat stilligt zodanig is verankerd of gemeerd en van zonsondergang tot zonsopgang zodanig is verlicht dat geen gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan. De verplichting met betrekking tot het voeren van verlichting geldt eveneens wanneer tussen zonsopgang en zonsondergang het zicht dit vereist.
Artikel 2.6 Verhalen van schepen
Van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid wordt, behoudens in een spoedeisend geval en in het geval van een onbekende eigenaar, beheerder of gebruiker, geen gebruik gemaakt dan nadat het college de eigenaar, beheerder of gebruiker van het schip schriftelijk heeft opgedragen om het schip voor een in de opdracht vermeld tijdstip te verhalen naar een andere ligplaats en nadat gebleken is dat geen gevolg is gegeven aan de opdracht.
Artikel 2.7 Verplichting reinigen openbare kaden, terreinen en wegen
Gebruikers van de openbare kaden, terreinen en wegen zijn verplicht, indien tengevolge van door hen of op hun last verrichte werkzaamheden, waaronder transporten mede zijn begrepen, restanten lading, emballage, garnering, vuilnis of ander daarmee gelijk te stellen stoffen op de kaden, terreinen of havenwegen zijn achtergebleven, er voor te zorgen dat deze kaden, terreinen en havenwegen na afloop van de werkzaamheden te reinigen, indien vorenbedoelde werkzaamheden langer dan één dag duren dienen de kaden, terreinen en wegen, tenminste éénmaal per dag behoorlijk te worden gereinigd.
Zou aan de in lid 1 bedoelde verplichting niet binnen een door het college redelijk gestelde termijn worden voldaan, dan kan het college op kosten van degene, die het reinigen heeft nagelaten, de nodige daartoe strekkende werkzaamheden laten verrichten. Het college is bevoegd deze kosten bij dwangbevel in te vorderen.
Artikel 2.8 Gebruik wegen, bermen en terreinen
Het is, onverminderd het bepaalde in de wegenverkeerswetgeving, verboden zonder vergunning van het college, op de bermen en op de terreinen in beheer van de gemeente Vlissingen, voorwerpen of goederen neer te leggen of te laten staan, bouwmaterialen op te slaan, alsmede wegen en bermen te gebruiken voor andere doeleinden dan voor het verkeer.
Artikel 2.10 Voertuigen op kaden
Het is de eigenaar, houder of bestuurder van voertuigen en de eigenaar of houder van onderdelen daarvan verboden deze op openbare kaden, terreinen en wegen, gelegen in het beheersgebied, te parkeren of te plaatsen c.q. deze te doen parkeren of te doen plaatsen, indien redelijkerwijs is aan te nemen dat de betreffende voertuigen en onderdelen daarvan, als bedoeld in het eerste lid aldaar zijn geparkeerd c.q. geplaatst met het kennelijke doel deze vervolgens aan boord van schepen te brengen. Onder parkeren wordt ten deze verstaan het doen of laten staan van voertuigen als hiervoor bedoeld, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijke in- en uitstappen van personen danwel het onmiddellijke laden of lossen van goederen. Dit verbod geldt niet voor stuwadoorsbedrijven op voorwaarde dat deze bedrijven voorafgaand aan het parkeren of plaatsen hun voornemen daartoe melden aan het college en dat men zich houdt aan de aanwijzingen van het college.
Het in het vorige lid geformuleerde verbod geldt niet voor terreinen, zoals ter plekke aangeduid en begrensd door borden met het opschrift “parkeren van voertuigen bestemd voor schepen toegestaan”. Eigenaren, houders en bestuurders van voertuigen zijn verplicht bij het parkeren en het plaatsen de aanwijzingen op te volgen van het college.
Voertuigen en onderdelen van zodanige voertuigen die in strijd met het bepaalde in het eerste lid ten verkoop worden aangeboden of ten titel van koop worden aangenomen alsmede die, welke in strijd met het bepaalde in het tweede lid worden geparkeerd of geplaatst, kunnen door het college worden weggenomen. Aanwezigheid van zodanige voertuigen en onderdelen daarvan kan door het college worden belet. Van deze bevoegdheid tot wegnemen of beletten, wordt behoudens in een spoedeisend geval en in het geval van een onbekende eigenaar, houder of bestuurder, geen gebruik gemaakt dan nadat het college de eigenaar of overtreder schriftelijk heeft opgedragen om de bedoelde voertuigen en onderdelen daarvan te verwijderen of op het in het derde lid bedoelde terrein te plaatsen en nadat gebleken is dat geen gevolg gegeven is aan de opdracht. Het college is bevoegd de met dit wegnemen of beletten gemoeide kosten bij de overtreders in rekening te brengen. Het college is bevoegd deze kosten bij wege van dwangbevel in te vorderen.
Paragraaf 3 Gebruik van de havens
Artikel 3.3 Duwvaart in de havens
Het is verboden te varen met een duwstel of een gekoppeld samenstel met een lengte van meer dan 110 meter over alles, tenzij het wordt geassisteerd door een voldoende krachtig schip dat door zijn constructie en inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is om te assisteren. Onder een duwstel wordt verstaan een hecht samenstel van één of meer duwboten en één of meer andersoortige schepen, waarvan er tenminste één is geplaatst voor één der duwboten; onder gekoppeld samenstel wordt verstaan een samenstel van langszij van elkaar vastgemaakte schepen, waarvan er geen is geplaatst voor het schip dat dient voor het voortbewegen en besturen van het samenstel.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing:
ten aanzien van duwstellen met ten hoogste vier duwbakken, waarvan de duwboot is voorzien van een bewijs van deugdelijkheid dat afgegeven is door een bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie of van een Rijnoeverstaat, of van een andere staat, waarvan het bewijs van deugdelijkheid door het college is erkend, mits tevens wordt voldaan aan de in het bewijs van deugdelijkheid opgenomen voorschriften en beperkingen omtrent de samenstelling en de hoeveelheid lading van het duwstel;
Paragraaf 4 Veiligheid in de havens
Artikel 4.2 Melding en verwijdering van in het water van de havens geraakte stoffen of voorwerpen
Artikel 4.3 Verrichten van werkzaamheden
Artikel 4.4 Ontsmetten van schepen
Artikel 4.5 Ernstig gevaar, schade of hinder opleverende schepen
Het college kan de schipper of kapitein een verbod opleggen om met zijn schip de havens binnen te komen, een ligplaats in te nemen, of in de havens of op een ligplaats te verblijven, indien hij van oordeel is dat het schip ernstig gevaar, ernstige schade of ernstige hinder - hieronder mede begrepen ordeverstoring - met zich meebrengt of met zich mee kan brengen.
Het verbod wordt pas opgelegd nadat gebleken is dat geen uitvoering is gegeven aan maatregelen die in het onderhavige geval door het college kunnen worden opgelegd, of indien naar zijn oordeel geen maatregelen mogelijk zijn ter voorkoming of beëindiging van ernstig gevaar, ernstige schade of ernstige hinder.
Artikel 4.6 Vaarverbod bij slecht zicht
Het is de schipper of kapitein verboden met zijn schip in de havens, met uitzondering van de kanaalhavens, te varen indien het zicht minder dan 250 meter bedraagt, tenzij wordt gehandeld met toestemming van het college.
Paragraaf 5 Meldingen; loodsplicht; vast- en losmaken van zeeschepen
Artikel 5.1 Meldingen bij komst en vertrek van zeeschepen
Het college kan in bijzondere omstandigheden, vergunning verlenen om in afwijking van het tweede lid de melding schriftelijk te verrichten op een door de havenmeester vast te stellen formulier. Het college kan in bijzondere omstandigheden toestemming verlenen om in een eenmalig geval een melding bedoeld in het eerste lid schriftelijk te verrichten.
Artikel 5.4 Loodsplicht voor binnenschepen in bijzondere omstandigheden
Indien naar hun oordeel bijzondere weersomstandigheden of bijzondere omstandigheden in het betrokken deel van de havens of aan boord van het schip, de bijstand van een loods noodzakelijk maken, kan het college de schipper van een binnenschip opdragen een registerloods aan te vragen en zich door deze te doen bijstaan:
indien het binnenschip een bijzonder transport is of indien het een bijzonder transport sleept of daaraan assistentie verleent. Onder een bijzonder transport wordt verstaan een schip of een samenstel van schepen, waarvan de lengte, de breedte, de hoogte boven water, de diepgang, de manoeuvreerbaarheid of de snelheid niet verenigbaar is met de karakteristiek of de afmetingen van de havens.
Artikel 5.5 Assistentie aan zeeschepen
Het college kan in het belang van de vlotte en veilige afwikkeling van het scheepvaartverkeer in de havens en de tijdige beschikbaarheid alsmede continuïteit van dienstverlening, met begrip van de waarborging van een adequaat technologisch niveau, nadere regels stellen voor het aanbieden en verlenen van assistentie aan zeeschepen in de havens.
Artikel 5.8 Operationele meldingen van schepen
Onverminderd het bepaalde in artikel 5.1 van deze verordening is de kapitein of schipper verplicht om direct voor het binnenvaren van de havens en voor aankomst van zijn schip bij de ligplaats of voor vertrek van zijn schip van de ligplaats in het beheersgebied, dit voornemen te melden aan de havenmeester via VHF kanaal 9. Tijdens de vaart in of door de havens en tijdens het verblijf in de havens dient permanent uitgeluisterd te worden op de eerder genoemde marifoonkanalen. De aanwijzingen die naar aanleiding van deze operationele melding worden gegeven door de dienstdoende ambtenaar, dienen te worden opgevolgd.
Paragraaf 6 Schepen met gevaarlijke stoffen; combinatietankschepen
Artikel 6.3 Laden en lossen van combinatietankschepen
De toestemming kan worden verleend:
indien aan de havenmeester een certificaat voor combinatietankschepen is overgelegd, afgegeven door een door het college aangewezen deskundige, waaruit blijkt dat is voldaan aan door het college te stellen regels omtrent het ledig zijn van ruimten en ladingtanks van brandbare vloeistoffen met een vlampunt lager dan 61°C of resten daarvan en omtrent de toelaatbare druk en atmosfeer in die ruimten en ladingtanks;
indien ten minste vierentwintig uren voor het vermoedelijke tijdstip van aankomst in het beheersgebied aan de havenmeester op elektronische wijze is gemeld dat het schip voldoende ledig, schoon en gasvrij is van brandbare vloeistoffen met een vlampunt lager dan 61°C en hiervan een verificatie door de havenmeester met gunstig gevolg heeft plaatsgevonden.
Het is verboden afvalstoffen afkomstig van een schip aan boord te nemen van een ander schip, daarmee te vervoeren, of daaruit te lossen zonder vergunning van het college.
Artikel 7.3 Voorschriften en beperking van het aantal vergunningen
De vergunning bedoeld in de artikelen 7.1, tweede lid en 7.2, kan alleen worden verleend, indien ten genoegen van de havenmeester is aangetoond dat het schip door het voldoen aan door het college stellen regelen geschikt is voor de uitoefening van de werkzaamheden, waarvoor de vergunning is vereist.
Paragraaf 8 Ontvangst van schadelijke stoffen van zeeschepen
Artikel 8.1 Aanwijzing van bedrijven met ontvangstvoorzieningen
Mede ter uitvoering van het bepaalde bij of krachtens de Wet voorkoming verontreiniging door schepen wijst het college bedrijven aan voor het in ontvangst nemen van schadelijke stoffen, rechtstreeks afkomstig van zeeschepen die in het in artikel 1.2 bedoelde toepassingsgebied worden gelost, geladen of gerepareerd.
Artikel 8.2 Geldigheidsduur van de aanwijzing; beperkingen en voorschriften
De geldigheidsduur van een aanwijzing wordt niet verlengd indien gedurende het laatste jaar van de geldigheidsduur van de aanwijzing geen of weinig scheepsafvalstoffen werden ingezameld binnen het beheersgebied. De toepassing van dit lid kan achterwege blijven indien is aangetoond dat om gegronde reden geen gebruik kon worden gemaakt van de aanwijzing binnen het beheersgebied.
Artikel 8.4 Melding van afgifte scheepsafval
De kapitein van een schip, als bedoeld in artikel 1 sub i van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (Wvvs) dat scheepsafval, ladingresiduen, schadelijke stoffen dan wel restanten van schadelijke stoffen, als bedoeld in artikel 1 en artikel 6, eerste lid Wvvs, aan boord heeft, verstrekt ten minste 24 uur voor aankomst in de haven aan de havenmeester waarheidsgetrouw de in het belang van de doelmatigheid van havenontvangstvoorzieningen en de doeltreffende planning van het afvalbeheer aan te wijzen gegevens.
De melding, genoemd in het eerste en tweede lid, dient te geschieden op elektronische wijze middels een door het college vast te stellen meldingsformulier. De melding dient te geschieden aan een door het college vast te stellen elektronisch adres met gebruikmaking van een door het college vast te stellen berichtdefinitie en protocol.
De havenmeester kan in bijzondere omstandigheden toestemming verlenen om in een eenmalig geval een melding bedoeld in het derde lid schriftelijk te verrichten. Het college kan in bijzondere omstandigheden vergunning verlenen om in afwijking van het derde lid de melding schriftelijk te verrichten op een door het college vast te stellen formulier.
Paragraaf 9 Slot- en strafbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
Vergunningen, toestemmingen, ontheffingen en aanwijzingen van bedrijven, die zijn verleend of gegeven of die zijn aangevraagd op grond van de Havenverordening Zeeland Seaports 1999 worden geacht te zijn verleend, gegeven of aangevraagd op grond van deze verordening echter met handhaving van de datum van de oorspronkelijke verlening van die vergunning, toestemming, ontheffing of aanwijzing.