Organisatie | Leiden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening 2009 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Artikel 149 Gemeentewet
1. Aanwijzing collectieve festiviteiten (art. 4:2)
2. Gebiedsaanwijzing max. stallingsduur fietsen (art. 5:12A)
3. Beleidsregels terrassen (art. 2:28)
4. Aanwijzing gevaarlijke hondenrassen (art. 2:59)
5. Gebiedsaanwijzing verbod alcohol- en drugs-
gebruik (art. 2:74)
6. Beleidsregel gebiedsontzegging Valkenpad e.o. (art. 2:2)
7. Beleidsregel gebiedsontzegging Papegaaisbolwerk e.o. (art. 2:2)
8. Beleidsregel Collectes en Inzamelingen (art. 5:13)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-01-2014 | 22-12-2015 | Wijzigingen in artikel 2:29 eerste lid, onder c | 10-10-2013 Stadskrant, 16 oktober 2013 | RV. 13.0092 | |
01-04-2013 | 16-01-2014 | Wijzigingen in afdeling 7 Evenementen: artikelen 2:24,5e lid en 2:25, 4e lid | 14-03-2013 Stadskrant, 27 maart 2013 | RV. 13.0018 | |
29-12-2012 | 01-04-2013 | Toevoeging nieuw artikel 2.34b, afdeling 8A | 18-12-2012 Stadskrant, 28 december 2012 | RV. 12.0130 | |
14-04-2012 | 29-12-2012 | Wijziging van artikelen: 2.1, 2.24, 2.25, 2.28, 2.29, 2.74, 5.12 en 5.12a. Vervallen artikel: 2.67. Toegevoegd: art. 2.48b en afdeling 10a | 05-04-2012 Stadskrant, 13 april 2012 | RV. 12.0016 | |
14-04-2012 | 14-04-2012 | wijziging artikelen 2:24, 4:1, 4:2, 4:3 | 09-06-2011 Stadskrant, 13 april 2012 | RV. 11.0038 | |
31-12-2011 | 14-04-2012 | nieuw artikel 1:9 en 1:10 | 01-12-2011 Stadskrant, 30 december 2011 | Rv. 11.0107 | |
16-04-2011 | 01-04-2011 | 31-12-2011 | nieuw artikel 2:48a | 31-03-2011 Stadskrant, 15 april 2011 | Rv. 11.0013 |
17-07-2010 | 12-04-2011 | nieuwe regeling | 29-06-2010 Stadsblad, 9 juli 2010 | Rv. 10.0013 | |
17-07-2010 | 12-04-2011 | nieuwe regeling | 29-06-2010 Stadsblad, 9 juli 2010 | Rv. 10.0013 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:
a. Artikel: 2:25 Vergunning evenementen;
b. Artikel 2:28 Terrasvergunning;
c. Artikel 3:12: Vergunning seksinrichting;
d. Artikel 4:18: Ontheffing van het verbod tot recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen.
Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Eenieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval waardoor er ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
De burgemeester kan voor een openbare plaats of weg voor een beperkte periode een samenscholingsverbod afkondigen indien naar het oordeel van de burgemeester op deze openbare plaats of weg de openbare orde ernstig wordt verstoord door veelvuldige en structurele hinder of andere vormen van door een groep veroorzaakte overlast.
Het is degene aan wie dit door of namens de burgemeester in het belang van de openbare orde of zedelijkheid schriftelijk vooraf bekend is gemaakt verboden zich anders dan in een openbaar middel van vervoer te bevinden op of aan de door de burgemeester aangewezen wegen en plaatsen gedurende de uren daarbij genoemd.
Dit verbod geldt gedurende de in de bekendmaking genoemde periode
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester.
Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde en veiligheid voorschriften geven ter verzekering van een redelijke en veilige afwikkeling van het verkeer, ter beveiliging van personen of goederen, ter voorkoming van ernstige hinder voor anderen dan de deelnemers aan de optocht en ter voorkoming van strafbare feiten.
Afdeling 4. Vertoningen e.d. op de weg
Ieder, die op of aan de weg of op openbaar water muziek ten gehore brengt of door middel van het gesproken woord dan wel door middel van afbeelding of geschrift, gedachten of gevoelens openbaart, reclame maakt of propaganda verspreidt, is verplicht om indien zich daarbij wanordelijkheden voordoen op een daartoe strekkend bevel van een daartoe bevoegd ambtenaar terstond de handeling te staken.
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Voorwerpen of stoffen op, aan, in, over of boven de weg
zonneschermen, mits ze zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en mits:- geen onderdeel zich minder dan 2,2 meter boven dat gedeelte bevindt;- geen onderdeel van het scherm, in welke stand dat ook staat, zich op minder dan 0,5 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte van de weg bevindt;- geen onderdeel verder dan 1,5 meter buiten de opgaande gevel reikt;
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
uitstallingen en voorwerpen (met uitzondering van reclame- en stoepborden) ter verfraaiing van de entree indien:
I. deze binnen 100 cm van de gevel van het betreffende pand blijven en
II. de strook voor visueel gehandicapten en de ruimte 50 cm aan weerszijden vande strook vrij blijven van obstakels en
III. de resterende vrije- of stoepruimte minimaal 150 cm bedraagt, met uitzonderingvan de trottoirs van de Stationsweg, de Steenstraat, de Nieuwe Beestenmarkt(oostzijde), de Turfmarkt, het Kort Rapenburg (oostzijde), de Breestraat, deKorevaarstraat en de Doezastraat waar vanwege de belangrijke functie voor hetvoetgangerverkeer de vrije doorgang voor voetgangers minimaal 200 cm moetbedragen of zoveel het straatprofiel toelaat, enIV. in voetgangersgebieden een minimale ruimte van 300 cm overblijft voor eenongehinderd passeren van het alarmverkeer;
containers, steigers, porta cabins e.d. ten behoeve van bouwactiviteiten mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 en de voorwerpen langer dan een maand maar niet langer dan zes maanden worden geplaatst en de plaatsing geen gevaar of hinder voor personen of goederen oplevert, mits van de plaatsing melding is gedaan aan het college.
Indien de aanvraag voor het in het eerste lid bedoelde gebruik betrekking heeft op een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht beslist het bevoegd gezag als bedoeld in de Wabo op de aanvraag zulks in afwijking van het bepaalde in het eerste lid.”
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Een aanvraag wordt aangemerkt als een aanvraag voor een omgevings-vergunning indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid beslist het bevoegd gezag als bedoeld in de Wabo in dat geval op de aanvraag.
Artikel 2:12 (Omgevings)vergunning voor het maken, veranderen van een uitweg
Een aanvraag wordt aangemerkt als een aanvraag voor een omgevingsvergunning indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid beslist het bevoegd gezag als bedoeld in de Wabo in dat geval op de aanvraag.
Afdeling 6. Veiligheid op de weg
De eigenaar, of de door deze gemachtigde bedrijfsleider van een bedrijf, dat ten behoeve van het winkelend publiek winkelwagentjes ter beschikking stelt is verplicht deze winkelwagentjes te voorzien van niet door het publiek verwijderbare kenmerken, die duidelijk aangeven door welk bedrijf de winkelwagen ter beschikking is gesteld.
De in het tweede lid van deze bepaling bedoelde eigenaar of de door hem gemachtigde bedrijfsleider is verplicht de door het publiek op de weg achtergelaten winkelwagentjes welke een kenmerk dragen van zijn bedrijf onmiddellijk na een desbetreffende waarschuwing van de politie, doch in elk geval binnen een uur na winkelsluiting daarvan te verwijderen of te doen verwijderen.
Onverminderd het bepaalde in de leden 1 tot en met 4 van dit artikel kan het college de eigenaar of de door deze gemachtigde bedrijfsleider van een bedrijf als bedoeld in het tweede lid verplichten tot het op de winkelwagentjes aanbrengen van een muntslot tegen diefstal, indien zulks met het oog op het tegengaan van het laten staan en doen laten staan van winkelwagentjes op de weg, in samenhang met de situatie ter plaatse, noodzakelijk is.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijzedat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Deze afdeling kent de navolgende categorieën evenementen:
Evenementen in categorie 1: alle evenementen met alleen
onversterkte muziek en een eindtijd van maximaal 20.00 uur en alle evenementen met een verstrekte geluidproductie van maximaal 70 dB(A), op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of ander geluidgevoelig object en een eindtijd van maximaal 20.00 uur. Indien deze gevel op grotere afstand ligt dan 25 m, geldt de norm op 25 m van de geluidbron. In afwijking van voorgaande geldt voor toneelvoorstellingen dat deze ook na 20.00 uur in categorie 1 blijven. Hiervoor geldt dan een eindtijd zoals bij categorie 2a;
evenementen in categorie 2a: evenementen categorie 1 welke na 20.00 uur voortduren (met uitzondering van toneelvoorstellingen) en evenementen met een geluidsproductie van maximaal 80 dB(A) en 92 dB(C) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of ander geluidgevoelig object indien het geluid wordt voortgebracht door live optredende artiesten en een eindtijd van zondag tot en met donderdag tot uiterlijk 23.00 uur, op vrijdag en zaterdag tot uiterlijk 24.00 uur. De Burgemeester kan in bijzondere gevallen een eerdere of een latere eindtijd vaststellen;
evenementen in categorie 2b: evenementen met een
geluidsproductie van maximaal 85 dB(A) en 97 dB(C) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of ander geluidgevoelig object indien het geluid wordt voortgebracht door live optredende artiesten en een eindtijd van zondag tot en met donderdag tot uiterlijk 23.00 uur, op vrijdag en zaterdag tot uiterlijk 24.00 uur. Indien het geluid wordt voortgebracht door geluidinstallaties ten behoeve van achtergrondmuziek, pauze-muziek, verslaglegging of commentaar tijdens een evenement geldt een norm van maximaal 80 d(BA) en 92 dB(C) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of andere geluidgevoelige gebouwen. De Burgemeester kan in bijzondere gevallen een eerdere of een latere eindtijd vaststellen.
evenementen in categorie 3: evenementen met een geluidsproductie van maximaal 90 dB(A) en 100 dB(C) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of ander geluidgevoelig object en een eindtijd van zondag tot en met donderdag tot uiterlijk 23.00 uur, op vrijdag en zaterdag tot uiterlijk 24.00 uur tot een maximum van vier in de evenementenkalender aan te wijzen evenementen per jaar. De Burgemeester kan in bijzondere gevallen een eerdere of een latere eindtijd vaststellen.
De burgemeester kan de vergunning weigeren ter bescherming van de in het tweede lid genoemde belangen, dan wel aan de vergunning voorschriften en beperkingen verbinden met het oog op de in het tweede lid bedoelde belangen en ter verzekering van de nakoming van deze voorschriften in de vergunning bepalen dat een borgsom moet worden verstrekt voordat het evenement wordt gehouden.
Op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt beslist:
binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag met dien verstande dat de beslissing op de aanvraag uiterlijk vier weken voor aanvang van het evenement aan de aanvrager wordt bekendgemaakt indien het een evenement betreft in categorie 2a, 2b of 3.
De Burgemeester kan in bijzondere gevallen van de hiervoor onder b. en c. vermelde beslistermijn afwijken.
Voor het op het evenemententerrein verrichten van activiteiten die op grond van deze of een andere gemeentelijke verordening vergunningplichtig zijn, heeft de houder van de vergunning voor het evenement, tijdens de duur van het evenement, geen afzonderlijke vergunning nodig, mits die activiteiten zijn vermeld in de vergunning als bedoeld in het eerste lid.
Het is aan anderen dan de vergunninghouder verboden, op het evenemententerrein activiteiten te verrichten, waarvoor krachtens enige gemeentelijke verordening vergunning is vereist en welke activiteiten zijn vermeld in de vergunning als bedoeld in het tweede lid, tenzij die anderen met de houder van de vergunning een overeenkomst hebben gesloten en zij zich jegens de vergunninghouder hebben verbonden de voorschriften en beperkingen, welke aan de vergunning zijn verbonden, in acht te nemen.
Het verbod als bedoeld in het zesde lid geldt niet voor activiteiten die reeds krachtens een voor onbepaalde tijd dan wel voor een periode langer dan drie maanden verleende vergunning voor aan een specifieke plaats gebonden handelingen op het evenemententerrein plaatsvinden, tenzij in die vergunning anders is bepaald.
De vergunninghouder die een evenement organiseert of degene die er de feitelijke leiding bij heeft, is, indien de burgemeester een bevel geeft met het oog op het waarborgen van de in het derde lid bedoelde belangen, verplicht daaraan gevolg te geven en, indien nodig, het evenement onmiddellijk te beëindigen, waarbij hij dan ook verplicht is ervoor te zorgen dat er geen publiek meer wordt toegelaten.
Afdeling 8. Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
de besloten ruimten, waar bedrijfsmatig alcoholvrije drank voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt, met uitzondering van:
1. de besloten ruimten, waar de verstrekking geschiedt krachtens een vergunning ingevolge de wet tot het uitoefenen van een horecabedrijf of horecawerkzaamheid of als dienstverlening van bijkomstige aard aan personen, die daar vertoeven anders dan voor het gebruiken van consumpties;
2. middelen van vervoer tijdens hun gebruik als zodanig;elke voor het publiek toegankelijke lokaliteit, waarin of van waaruit uitsluitend spijzen, al dan niet naast consumptie-ijs en voor de aflevering daarvan benodigde hulpmiddelen, of deze waren tezamen, plegen te worden verkocht en waarvoor geen vergunning ingevolge de Drank- en Horecawet of een verlof ingevolge de Drank- en Horecaverordening geldt;
Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd indien:
uit de aanvraag blijkt dat het terras gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig beheer van de weg en daaraan niet door het verbinden van voorschriften aan de vergunning tegemoet kan worden gekomen dan wel, indien het een terras op het water betreft, de veiligheid op, de reinheid van, en/of de openbare orde op het water en/of haar oevers in gevaar wordt gebracht of belemmeringen kan veroorzaken aan het verkeer te water of te land;
de aanvraag betrekking heeft op een terras op een binnenplaats of binnenterrein, dat wil zeggen een plaats of een terrein dat omsloten is door woningen, tenzij de burgemeester van oordeel is dat door het verbinden van voorschriften aan de vergunning overlast voor eigenaren/gebruikers van belendende percelen kan worden voorkomen;
indien de aanvraag betrekking heeft op een terras dat op het water is gelegen wordt de aanvraag tevens geweigerd indien:
I. de vergunning wordt gevraagd voor het Rapenburg (met uitzondering van de locatie hoek Rapenburg/Noordeinde), de Herengracht, de Zoeterwoudse Singel, de Witte Singel, de Morssingel, de Rijnsburgersingel, de Maresingel, de Herensingel en de Zijlsingel;
II. deze niet ten behoeve van een horecabedrijf is;
III. het terras op het water niet is gelegen op een traditionele dekschuit met zwarte kleur, tenzij de burgemeester hiervan vrijstelling heeft verleend;
IV. een terras op het water meer dan 10 centimeter boven de kademuur uitsteekt;
Artikel 2:28A Sluitingstijden terrassen
In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid is het de houder toegestaan een terras bij zijn inrichting geopend te hebben, daar bezoekers toe te laten of te hebben tot 01.00 uur voor de nacht van zondag op maandag tot en met de nacht van donderdag op vrijdag en tot 02.00 uur voor de nacht van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag bij een temperatuur van 28 graden Celsius of hoger, blijkende uit de desbetreffende aanduiding op de gemeentelijke website.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid indien op, of in de onmiddellijke nabijheid van, het terras een evenement wordt gehouden waarvoor de eindtijd in de evenementenkalender is bepaald op een later tijdstip dan 24.00 uur en voorts ten behoeve van de viering van Leidens Ontzet.
Artikel 2:29 Sluitingstijden horeca inrichtingen
De in het eerste lid, onder a genoemde verbodsbepaling geldt niet voor horeca-inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend snacks en/of ter plaatse gefrituurde, gegrilde of anderszins opgewarmde eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije drank, om binnen en buiten de inrichting te nuttigen, met dien verstande dat:
de inrichting is gelegen in het gebied binnen dat is gelegen binnen de grens van de Witte Singel ter hoogte van het Galgewater, Zoeterwoudse Singel, deZijlsingel, de Herensingel, de Maresingel, het Schuttersveld, de Rijnsburgerweg, de Bargelaan, het Stationsplein, de Morssingel en de Rijnsburgersingel;
De in het eerste lid, onder a genoemde verbodsbepaling geldt voorts niet voor horeca-inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van horeca-inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische drank voor gebruik ter plaatse, al dan niet in combinatie met eetwaren, horeca-inrichtingen ten behoeve van het gelegenheid geven tot dansen al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije drank en kleine etenswaren en horeca-inrichtingen welke uitsluitend toegankelijk zijn voor leden van een vereniging, met dien verstande :
Afdeling 8A Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de drank- en horecawet
Artikel 2:34 b Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn wanneer dit leidt tot oneerlijke mededinging.
Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder:
1. inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft;
2. houder: degene die een inrichting exploiteert dan wel daarin de feitelijke leiding heeft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Artikel 2:38A Aanbieden logeergelegenheid
Het is verboden op of aan de weg op te treden tot het verschaffen of doen verschaffen van tijdelijke woon- of logeergelegenheden, ongeacht of dit geschiedt door deze gelegenheden bij het publiek aan te bevelen, dan wel door aan het publiek hulp bij het verkrijgen daarvan aan te bieden.
Afdeling 10A. Toezicht op smart- en growshops
Artikel 2:40a Begripsomschrijvingen
de inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet handelingen en/of werkzaamheden worden verricht die zijn aan te merken als het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als smartshop of growshop waarbij onder growshop wordt verstaan, een inrichting waarin substanties, voorwerpen of gegevens, die gebruikt kunnen worden voor de teelt van hennep, worden bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervaardigd of voorhanden zijn, waarvan de exploitant als bedoeld in artikel 2:40a aanhef en onder b van de Apv of de beheerder als bedoeld in artikel 2:40a aanhef en onder c van de Apv ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een of meer in de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
De burgemeester kan een inrichting, al dan niet voor een bepaalde termijn, gesloten verklaren indien:
Artikel 2:40g Aanwezigheid in gesloten inrichting
Het is de exploitant of beheerder verboden gedurende de tijd dat een inrichting ingevolge de reguliere sluitingstijden, of krachtens een op grond van artikel 2:40f genomen besluit voor bezoekers gesloten dient te zijn, de inrichting voor bezoekers geopend te hebben of daarin één of meer bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
Artikel 2:40h Intrekking vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 wordt de vergunning ingetrokken indien:
Artikel 2:40i Overgangsbepaling
Wordt door de exploitant of beheerder van een inrichting als bedoeld in het eerste lid binnen een termijn van drie maanden na de aanwijzing van een gebied als bedoeld in artikel 2:40b de ingevolge artikel 2:40c vereiste vergunning aangevraagd, dan wordt de tijdelijke vergunning als bedoeld in het eerste lid geacht te zijn verlengd tot het tijdstip waarop door het bevoegd orgaan op de aanvraag is beslist.
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
in de plantsoenen of de parken te vervoeren of bij zich te hebben planten, struiken, heesters of bomen, soortgelijk aan die, welke ter plaatse groeien, of delen daarvan, zoals bloemen of takken, tenzij de vervoerder of houder van deze voorwerpen aannemelijk maakt, dat deze van elders afkomstig zijn.
Artikel 2:48 Hinderlijk drankgebruik
Het is verboden op daartoe door de burgemeester aangewezen plaatsen post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit gebeurt om middelen als bedoeld in de artikelen 2. en 3. van de Opiumwet of daarop gelijkende waar, dan wel slaap- en/of kalmeringsmiddelen of daarop gelijkende waar, te kopen of te koop aan te bieden.
Artikel 2:48a Gevaarlijk drinkgerei en verpakkingen
Het is een houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27 en degene die een winkelbedrijf of slijtersbedrijf uitoefent, welke inrichting, winkel of slijterij is gelegen aan een door de Burgemeester aangewezen weg of weggedeelte, verboden dranken in door de Burgemeester aangewezen verpakkingen, en/of drinkgerei van glas te verstrekken gedurende een door de Burgemeester aangewezen periode. De Burgemeester wijst de wegen of weggedeeltes, verpakkingen en drinkgerei en de periode aan in het belang van de openbare orde en/of veiligheid indien en voor zover de genoemde belangen dit dringend noodzakelijk maken en ook in aantoonbaar verband staan tot deze aanwijzing.
Artikel 2:48b Vervoer aanvalswapens
Het is verboden op een weg die deel uit maakt van een door de Burgemeester aangewezen gebied, een of meer voorwerpen te vervoeren of bij zich te hebben die kennelijk zijn bedoeld als aanvalswapens.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:54 Belemmering lichtinval
Onverminderd het bepaalde in artikel 2:10 is het verboden enig voorwerp, niet zijnde een voertuig, op de weg nabij een woning of ander voor dagelijks gebruik bestemd gebouw te plaatsen of te laten staan, indien als gevolg van de omvang van dit voorwerp en de afstand tot het desbetreffende gebouw de lichtinval in, het uitzicht uit en/of de toegang tot dat gebouw op voor de bewoners of gebruikers hinderlijke wijze wordt belemmerd.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven:
indien de eigenaar of houder van de hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is, dan wel de eigenaar van de hond vanwege gebondenheid aan een rolstoel, scootmobiel of soortgelijk voertuig, zelf niet in staat is voor het verwijderen van de uitwerpselen zorg te dragen.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij aankoopt in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:
1. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
2. de datum van aankoop van het goed;
3. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen – voor zover dat mogelijk is – soort, merk en nummer van het goed;
4. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed, de naam en het adres van degene die het goed heeft verkocht.
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2:73A Vervoer en opslag brandbaar materiaal
Het verbod in het eerste lid geldt niet indien ter plaatse ten genoegen van een ambtenaar van Politie dan wel een andere daartoe door het college aangewezen ambtenaar wordt aangetoond dat het vervoer en/of de opslag van genoemde voorwerpen of stoffen geschiedt voor andere doeleinden dan die welke in het eerste lid worden genoemd.
Artikel 2:74 Drugshandel en drugsgebruik op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats:
Artikel 2:78 Bezit hulpmiddelen voor winkeldiefstal
Het is verboden op de weg in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben voorwerpen, die kennelijk zijn bedoeld om het plegen van winkeldiefstal te vergemakkelijken, zoals speciaal uitgeruste tassen, magneten of elektronische voorwerpen die veiligheidslabels of veiligheidspoortjes dan wel andere hulpmiddelen ter voorkoming van winkeldiefstal kunnen beïnvloeden, alsmede van tangen of andere voorwerpen die kennelijk eveneens bedoeld zijn om het plegen van een winkeldiefstal te vergemakkelijken.
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
1. bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
2. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
3. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
4. de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe te zien dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 4. Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113 lid 1 van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het, op het buitenterrein van de inrichting, ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit - van zondag tot en met donderdag uiterlijk om 23.00 uur beëindigd en op vrijdag en zaterdag uiterlijk om 24.00 uur beëindigd.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het, binnen het gebouw van de inrichting, ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit - van zondag tot en met donderdag uiterlijk om 24.00 uur beëindigd en op vrijdag en zaterdag uiterlijk om 01.00 uur beëindigd.
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:7 Straatvegen en huishoudelijk afval
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.
Artikel 4:16 Vergunningsplicht stadsschoon
Het is de eigenaar of gebruiker van een onroerend goed zonder vergunning van het college verboden dit goed geheel of ten dele, al dan niet door middel van enig daarop aanwezig roerend goed, te gebruiken of het gebruik ervan te gedogen voor het daarop of daaraan aanbrengen van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, in welke vorm dan ook, dan wel van voorwerpen of inrichtingen, bestemd of gebruikt voor het aanbrengen van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen.
Onder opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, bedoeld in het eerste lid, worden alleen begrepen die opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, welke zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, het openbaar water, enige andere voor het publiek toegankelijke plaats of vanaf de spoorbaan. Onder voorwerpen of inrichtingen, bestemd of gebruikt voor het aanbrengen van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, worden alleen begrepen die voorwerpen of inrichtingen, welke zichtbaar zijn vanaf plaatsen, in de vorige zin bedoeld.
Het bepaalde onder 1. is niet van toepassing ten aanzien van:
aankondigingen van een verkoping en aankondigingen, waarbij een onroerend goed geheel of gedeeltelijk te koop of te huur wordt aangeboden, voor zolang zij feitelijk betekenis hebben, mits zij worden aangebracht op, aan of in het onroerend, dat te koop of te huur wordt aangeboden, dan wel waarop of waarin de verkoping zal plaatsvinden en mits zij niet groter zijn dan 0.35 m2 en geen afmeting groter is dan 1m. Haar aantal mag voor elk onroerend goed niet groter zijn dan twee;
aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zo lang zij feitelijk betekenis hebben, doch voor niet langer dan vier weken, mits zij niet groter zijn dan 0.75 m2 en geen afmeting groter is dan 1 m. Indien het betreft aankondigingen aan een onroerend goed van daar in te houden wettelijk toegestane uitverkopen of opruimingen, gelden als maximummaten 3 m2 respectievelijk 3 m; voor aankondigingen aan een bioscoop van de daarin te vertonen films gelden geen maximummaten;
Indien een opschrift, aankondiging of afbeelding, aangebracht op, aan of in een onroerend goed overeenkomstig het bepaalde in het derde lid., onder c tot en met i, dat goed of de omgeving daarvan in ernstige mate ontsiert, is het college bevoegd de eigenaar of gebruiker van het onroerend goed aan te schrijven het opschrift, de aankondiging of de afbeelding binnen een bij de de aanschrijving te bepalen termijn te verwijderen, dan wel op de daarbij aan te geven wijze te wijzigen.
De aanvraag als bedoeld in het zesde lid dient vergezeld te gaan van een tekening of foto, voldoende duidelijk voor het beoordelen van de aanvraag, aangevende het opschrift, de aankondiging of de afbeelding, welke men wenst aan te brengen, alsmede een beschrijving daarvan, onder meer vermeldende de toe te passen materialen en kleuren. De hier bedoelde stukken dienen in tweevoud te worden overgelegd.Het college beslist binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag. Zij kan de beslissing met ten hoogste vier weken verdagen.
Indien opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, aangebracht op, in of aan een roerend goed, het stadsschoon ontsieren, is het college bevoegd de eigenaar of gebruiker van dat roerend goed aan te schrijven het opschrift, de aankondiging of de afbeelding binnen een bij de aanschrijving te bepalen termijn te verwijderen, dan wel op de daarbij aan te geven wijze te wijzigen.
Het is de eigenaar of gebruiker van een gebouwd onroerend goed verboden de muren daarvan in een van de omgeving afwijkende kleur te verven, te sausen of te bepleisteren dan wel dit verven, sausen of bepleisteren te gedogen, een en ander indien en voor zover de muren zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, het openbaar water, enige andere voor het publiek toegankelijke plaats of vanaf de spoorbaan.
Het is de eigenaar of gebruiker van een gebouwd onroerend goed verboden de ruiten van dat onroerend goed te verven dan wel het verven te gedogen, een en ander indien en voor zover de ruiten zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, het openbaar water, enige andere voor het publiek toegankelijke plaats of vanaf de spoorbaan.
Indien de kleur(en) van een gebouwd onroerend goed in samenhang met de omgeving het stadsschoon ontsiert/ontsieren, is het college bevoegd de eigenaar of gebruiker van het onroerend goed aan te schrijven de kleur(en) binnen een bij de aanschrijving te bepalen termijn te verwijderen dan wel op een daarbij aan te geven wijze te wijzigen.
Indien de geblindeerde ramen van een gebouwd onroerend goed in samenhang met de omgeving het stadsschoon ontsieren, is het college bevoegd de eigenaar of gebruiker van het onroerend goed aan te schrijven de blindering binnen een bij de aanschrijving te bepalen termijn te verwijderen dan wel op een daarbij aan te geven wijze te wijzigen.
Indien een bij een bouwwerk behorend erf wordt gebruikt voor het stallen van een of meer motorrijtuigen op meer dan twee wielen zodanig, dat het stadsschoon wordt ontsierd, is het college bevoegd de eigenaar of gebruiker van dat erf aan te schrijven zorg te dragen, dat motorrijtuigen als bovenbedoeld van het erf of van een nader aan te duiden gedeelte daarvan worden verwijderd en verwijderd gehouden.
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Het is verboden een kampeerwagen, een caravan, een agazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen, boottrailer of ander dergelijk voertuig dat voor recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd langer dan drie dagen achtereen op de weg te parkeren.genoemde verbod.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig op de weg nabij een woning of ander voor dagelijks gebruik bestemd gebouw te parkeren, indien als gevolg van de omvang van dit voertuig en de afstand tot het desbetreffende gebouw de lichtinval in, het uitzicht uit of de toegang tot dat gebouw op voor de bewoners of gebruikers hinderlijke wijze wordt belemmerd.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden om in door het college aangewezen gebieden fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van een vergunning voor het hebben van een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Afdeling 5. Snuffelmarkten en reclame
Artikel 5:23A Reclame of propaganda
voor het maken van reclame of propaganda door middel van het verspreiden, het openlijk tentoonstellen of het door enig ander middel, niet zijnde geluidsversterkers of dergelijke, aan het publiek in het openbaar bekendmaken van gedrukte of geschreven teksten dan wel afbeeldingen, waardoor gedachten of gevoelens worden geopenbaard;
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
De schipper, die een door het college aan een andere schipper toegekende (vaste) ligplaats heeft ingenomen, is verplicht deze onmiddellijk in te ruimen, wanneer de rechthebbende haar wenst in te nemen.
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Afdeling 9. Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Afdeling 11 Leidse historische artikelen
Artikel 5:39 Vervoer van stieren
Het is verboden stieren anders over de weg te geleiden dan geknieband en voorzien van een neusring.
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Indien overtreding van enig artikel van deze verordening niet strafbaar is gesteld krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt overtreding van het bij of krachtens de in deze verordening genoemde artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak, met uitzondering van de artikelen genoemd in het tweede lid.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn, naast de ambtenaren aangewezen in de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering (WvSv) tevens belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van een verordening bedoeld in artikel 6:4, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, alsmede de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6:4, tweede lid.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6:4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening vastgestelde plannen, genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop deze zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.