Organisatie | Zuid-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregeling brede doeluitkering verkeer en vervoer 2012 (Uitvoeringsregeling brede doeluitkering verkeer en vervoer 2012) |
Citeertitel | Uitvoeringsregeling brede doeluitkering verkeer en vervoer 2012 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | subsidies, verkeer en vervoer |
paragraaf 6 werkt terug tot en met 1 januari 2012
Artikel 6 Wet BDU verkeer en vervoer en artikel 105 Provinciewet
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-09-2012 | 01-07-2013 | Nieuwe regeling | 04-09-2012 Provinciaal blad, 2012, 117 | PZH-2012-348052026 |
In deze regeling wordt verstaan onder:
- naar en van de werkplek, voorafgaand aan, onderscheidenlijk na afloop van de werkzaamheden; - dat wordt verricht met bussen dan wel met auto’s ingericht voor vervoer van meer dan zeven personen, de bestuurder daaronder niet begrepen;
q. gebiedsprofiel: in samenwerking met de betreffende regio's, gemeenten, waterschappen, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en Rijkswaterstaat opgesteld document waarin de door genoemde partijen gewenste, op korte of (middel)lange termijn tot stand te brengen regionale voorzieningen op het gebied van verkeer en vervoer beschreven zijn;
Artikel 2 Bevoegdheid en subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:
Artikel 3 Instellen subsidieplafond, specifieke gelden en incidentele subsidies.
1. Gedeputeerde Staten stellen subsidieplafonds vast voorzover hun de bevoegdheid toekomt tot verstrekking van de subsidies waarop het plafond betrekking heeft. 2. Gedeputeerde Staten kunnen een subsidieplafond onderverdelen in deelplafonds waarbij als maatstaf voor de verdeling in deelplafonds de verdeling van de gelden binnen het vastgestelde bestedingsplan geldt.3. Gedeputeerde Staten verstrekken slechts subsidie indien door Gedeputeerde Staten voldoende gelden binnen het bestedingsplan BDU beschikbaar zijn gesteld. 4. Gedeputeerde Staten verlenen subsidie ten laste van een bestedingsplan dat nog niet is vastgesteld onder de voorwaarde dat voldoende gelden voor het doel waarvoor subsidie wordt aangevraagd binnen het bestedingsplan van het jaar waar de subsidie betrekking op heeft beschikbaar worden gesteld door Gedeputeerde Staten.5. Onverminderd het bepaalde in het derde lid kunnen Gedeputeerde Staten een incidentele subsidie verstrekken voor activiteiten waar deze regeling niet in voorziet als het project past binnen het PVVP of de beleidsvisie Mobiliteit en er voldoende gelden beschikbaar zijn binnen de Brede doeluitkering.6. In afwijking van het derde lid kunnen Gedeputeerde Staten subsidie verstrekken voor activiteiten waar deze regeling niet in voorziet ingeval een programma danwel project uitsluitend wordt uitgevoerd met gelden die door het rijk speciaal voor dit programma danwel project beschikbaar zijn gesteld aan de provincie.7. Gedeputeerde Staten kunnen voor ten hoogste vier jaar subsidie op grond van het vijfde en zesde lid verstrekken.
Artikel 4 Niet subsidiabele kosten
1. Er wordt geen subsidie verstrekt voor:
2. Indien sprake is van een belaste subsidie kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat deze BTW in aanvulling op het eerste lid voor subsidie in aanmerking komt.
1. Op een aanvraag voor een subsidie zijn de artikelen 4:61 tot en met 4:64, eerste lid sub a, Awb van overeenkomstige toepassing. 2. Afdeling 4.2.8 Awb is van toepassing op subsidies die per boekjaar worden verstrekt vanaf € 125.000,00.3. In afwijking van het tweede lid kunnen Gedeputeerde Staten bij de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat de toepassing van afdeling 4.2.8 Awb geheel of gedeeltelijk achterwege blijft.
1. Een aanvraag om subsidie waarvoor Gedeputeerde Staten een aanvraagformulier hebben vastgesteld, wordt ingediend met gebruikmaking van dat formulier.2. De aanvraag gaat overeenkomstig in het formulier is vermeld, vergezeld van in het formulier aangegeven bescheiden.
Artikel 7 Algemene aanvraagvereisten
1. Als een aanvrager bij de uitvoering van een activiteit waarvoor hij subsidie aanvraagt samenwerkt met andere partijen, vermeldt de aanvrager deze partijen in zijn aanvraag.2. Indien voor een activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd ook bij andere bestuursorganen of bij Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling subsidie wordt aangevraagd, vermeldt de aanvrager dit in de subsidieaanvraag onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag.3. Indien Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling subsidie verstrekken voor een activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd of andere bestuursorganen subsidie verstrekken voor een activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd, kunnen Gedeputeerde Staten het op grond van deze regeling te verstrekken subsidiebedrag verminderen met het bedrag dat andere bestuursorganen of Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling verstrekken.
1. Een aanvraag voor subsidie voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2 wordt uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar waar de aanvraag betrekking op heeft ingediend.2. Gedeputeerde Staten beslissen op een complete aanvraag binnen 13 weken na afloop van de periode waarin aanvragen kunnen worden ingediend, of indien er geen tijdvak is gegeven, na ontvangst van de aanvraag.3. De in het eerste lid bedoelde termijn van 13 weken bedraagt 22 weken indien:
4. De in het eerste lid bedoelde termijn bedraagt 40 weken indien de verlening mede afhankelijk is van het oordeel van een internationale beoordelingscommissie of van internationale peerreviews.5. Voor aanvragen voor een begrotingssubsidie begint, in afwijking van het tweede lid, de termijn van 13 weken te lopen op de dag na die waarop de provinciale begroting voor het eerst volgende boekjaar door Provinciale Staten is vastgesteld.6. De subsidieontvanger van een projectsubsidie of een incidentele subsidie, die een beschikking tot subsidieverlening heeft ontvangen dient binnen 26 weken na de datum waarop de activiteit op grond van de beschikking tot subsidieverlening moet zijn uitgevoerd of, indien dat eerder is, 26 weken na de uitvoering van de activiteit een aanvraag tot subsidievaststelling in bij Gedeputeerde Staten.7. De subsidieontvanger van een boekjaarsubsidie die een beschikking tot subsidieverlening heeft ontvangen, dient binnen 26 weken na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in tenzij Gedeputeerde Staten bij de subsidieverlening hebben bepaald dat de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld.8. Gedeputeerde Staten beslissen binnen 22 weken na ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling.9. Het subsidiebedrag wordt binnen 30 dagen na de subsidievaststelling betaald.
Artikel 9 Algemene weigeringsgronden
1. Gedeputeerde Staten weigeren de verstrekking van een subsidie indien door verstrekking van de subsidie het BDU-plafond of de bijbehorende deelplafonds worden overschreden.2. Gedeputeerde Staten kunnen in aanvulling op de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb de verstrekking van een subsidie weigeren als:
3. Gedeputeerde Staten kunnen in aanvulling op het tweede lid de verstrekking van een projectsubsidie weigeren indien:
4. Gedeputeerde Staten kunnen in aanvulling op het tweede lid de verstrekking van een incidentele subsidie weigeren indien:
Artikel 10 Algemene subsidieverplichtingen
1. De subsidieontvanger verleent medewerking aan door of vanwege Gedeputeerde Staten gevorderde controle van de administratie of een ander onderzoek naar gegevens die in het kader van de subsidieverstrekking van belang geacht kunnen worden. Hij verleent daartoe inzage in zijn administratie en verstrekt de inlichtingen die voor de beoordeling van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de besteding van de subsidie, dan wel anderszins van belang kunnen zijn.2. Indien de subsidieontvanger rechtspersoon is voldoet hij bij ontbinding van de rechtspersoon aan de provincie het batig saldo, voorzover dat saldo aan de door Gedeputeerde Staten verstrekte subsidie kan worden toegerekend.
De subsidieontvanger deelt Gedeputeerde Staten onverwijld schriftelijk mee dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
Artikel 12 Algemene subsidievaststellingsvereisten
1. Gedeputeerde Staten kunnen indien geen beschikking omtrent subsidieverlening is afgegeven, volstaan met een subsidievaststelling.2. Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening of -vaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen en onverschuldigd betaalde subsidie terugvorderen indien de subsidieverlening in strijd is met een ingevolge een verdrag voor de staat geldende verplichting.3. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.4. Gedeputeerde Staten kunnen bij de intrekking of wijziging bepalen dat over de onverschuldigd betaalde subsidiebedragen een rentevergoeding verschuldigd is.
§ 2 Infrastructurele projecten
Artikel 13 Subsidiabele activiteiten
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van infrastructurele projecten.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
Subsidie als bedoeld in artikel 13, wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten, waterschappen en regio’s.
Artikel 15 Projectaanmeldingen
1. Het dagelijks bestuur van de regio’s in Zuid-Holland melden de infrastructurele projecten aan.2. De aanmelding van een project omvat in ieder geval:
1. Infrastructurele projecten komen in aanmerking voor opname in het bestedingsplan BDU, indien zij passen in het PVVP of de beleidsvisie Mobiliteit.2. In aanvulling op het eerste lid komen regionale projecten in aanmerking voor opname in het bestedingsplan BDU, indien zij:
1. Infrastructurele projecten die worden opgenomen in het bestedingsplan BDU, worden vóór 1 maart van het jaar voorafgaand aan het uitvoeringsjaar aangemeld.2. Onverminderd het bepaalde in artikel 8, eerste lid, kan de regio of de aanvrager bij de aanmelding van een infrastructureel project, gelijktijdig de aanvraag voor subsidie indienen. De subsidieaanvraag wordt in elk geval vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het uitvoeringsjaar volledig ingediend.3. Gedeputeerde Staten trekken de reservering voor het desbetreffende project in wanneer niet tijdig een volledige subsidieaanvraag wordt ingediend.4. In afwijking van artikel 8, eerste lid, kan een aanvraag voor subsidie voor het bestedingsjaar 2012 tot uiterlijk 1 oktober 2012 worden ingediend.
1. In afwijking van artikel 9, tweede lid, onderdeel i, wordt subsidie geweigerd indien het infrastructurele project waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft niet is opgenomen in het geldende door Gedeputeerde Staten vastgestelde bestedingsplan.2. Het eerste lid is niet van toepassing op projecten die zijn aan te merken als vrijvalprojecten in de zin van deze regeling.
Artikel 20 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende daadwerkelijk gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking:
Artikel 21 Niet subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 4, komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:
1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.2. In afwijking van het eerste lid bedraagt voor regionale openbaar vervoer projecten de hoogte van de subsidie ten hoogste 80% van de subsidiabele kosten.3. In afwijking van het eerste en tweede lid kunnen in bijzondere gevallen Gedeputeerde Staten besluiten om voor een infrastructureel project een hoger percentage vast te stellen indien de beschikbare middelen dit toelaten.4. In afwijking van het eerste lid, geldt voor infrastructurele projecten die in een bestedingsplan van 2006 of eerder zijn opgenomen dat de hoogte van de subsidie ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten bedraagt.
1. Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot verstrekken van ten hoogste 80% van het verleende bedrag, indien gunning van het infrastructurele project naar aanleiding van een aanbesteding heeft plaatsgevonden.2. Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot verstrekken van ten hoogste 30% van het verleende bedrag, indien grondverwerving noodzakelijk is voor realisatie van het infrastructurele project.3. Indien een voorschot is verleend op grond van het tweede lid, kan na gunning van het infrastructurele project naar aanleiding van een aanbesteding een aanvullend voorschot worden verstrekt van ten hoogste 50% van het verleende bedrag. 4. Gedeputeerde Staten verstrekken geen voorschot bij spaarprojecten.
Artikel 24 Intrekking en vrijval
1. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidieverlening intrekken indien een infrastructureel project vervalt, dan wel aanbesteding en gunning van het werk nog niet hebben plaatsgevonden binnen zes maanden na de door de wegbeheerder aangegeven datum van ingebruikname van het project.2. Op het eerste lid kan een uitzondering worden gemaakt indien vertraging tijdig bij Gedeputeerde Staten is gemeld, conform het bepaalde in artikel 11 en daarbij een onderbouwing wordt gegeven van de oorzaken van de vertraging en waarom deze niet te voorzien waren op het moment dat de aanvraag werd ingediend.3. Gedeputeerde Staten kunnen indien de subsidieverlening wordt ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd wordt het voor het project gereserveerde bedrag (gedeeltelijk) vrij laten vallen aan de regio.4. De regio’s krijgen de mogelijkheid de vrijgevallen middelen te herprioriteren binnen negen maanden nadat de gereserveerde bedragen zijn vrijgevallen.
Artikel 25 Verplichtingen van de subsidieontvanger
In aanvulling op artikel 10 en artikel 11 worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:
Artikel 26 Subsidievaststelling
1. Gemeenten en regio’s verantwoorden een subsidie conform hetgeen is gesteld in de Financiële-verhoudingswet.2. Waterschappen verantwoorden een subsidie als volgt:
- een financieel verslag conform het opgestelde format van de provincie Zuid-Holland; - een kopie van alle op het project betrekking hebbende fakturen; - een aanbiedingsbrief waarin het dagelijks bestuur van de aanvrager verklaart dat het werk is uitgevoerd conform de aanvraag en dat de kosten betaald zijn in overeenstemming met het doel waarvoor de subsidie is verstrekt;
3. Indien het eerste lid van toepassing is, beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk binnen 22 weken nadat het de jaarrekening van een gemeente of een regio heeft ontvangen van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
§ 3 Regionaal openbaar vervoer over weg en spoor
Artikel 27 Subsidiabele activiteiten
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de exploitatie en ontwikkeling van het openbaar vervoer zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet personenvervoer 2000.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een boekjaarsubsidie.
1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 27, in aanmerking te komen voert de concessiehouder de exploitatie en de ontwikkeling van het openbaar vervoer uit conform de verleende concessie.2. In afwijking van artikel 6 wordt de concessiebeschikking aangemerkt als een aanvraag om een verlening van een subsidie voor de activiteiten als bedoeld in artikel 27.
1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende bedrag.2. Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot in meer dan één termijn verstrekken.
Artikel 32 Subsidievaststelling
1. In afwijking van artikel 8, zevende lid, wordt de aanvraag tot subsidievaststelling ingediend binnen de in de concessiebeschikking bepaalde termijn.2. Indien de concessiebeschikking de gegevens noemt die bij de aanvraag tot vaststelling overlegd dienen te worden, gaat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie vergezeld van deze gegevens.3. Indien in de concessiebeschikking geen gegevens worden genoemd die bij de aanvraag tot vastststelling overlegd dienen te worden, gaat de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld van een financieel verslag conform het format van de provincie met een controleverklaring, waarin wordt aangegeven dat alle in de concessie genoemde activiteiten zijn uitgevoerd, een winst- en een verliesrekening en een jaarverslag.
§ 4 Regionaal openbaar vervoer over water
Artikel 33 Subsidiabele activiteiten
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de exploitatie van het personenvervoer zoals bedoeld in artikel 7 van het Besluit personenvervoer 2000.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een boekjaarsubsidie.
Subsidie als bedoeld in artikel 33, wordt uitsluitend verstrekt aan vervoerders zoals bedoeld in artikel 7 van het Besluit personenvervoer 2000.
In afwijking van artikel 6, wordt de in artikel 7, eerste lid, van het Besluit personenvervoer 2000 bedoelde overeenkomst aangemerkt als een aanvraag om een verlening van een subsidie voor de activiteiten als bedoeld in artikel 33.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 33 in aanmerking te komen voert de vervoerder het personenvervoer uit conform de in artikel 7, eerste lid, van het Besluit personenvervoer 2000 bedoelde overeenkomst.
De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste het bedrag dat voortvloeit uit de in artikel 7, eerste lid, van het Besluit personenvervoer 2000 bedoelde overeenkomst.
1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot tot ten hoogste 100% van het verleende bedrag.2. Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot in meer dan één termijn verstrekken.
Artikel 39 Subsidievaststelling
De aanvraag om een subsidievaststelling bevat een financieel verslag conform het format van de provincie met een controleverklaring, waarin wordt aangegeven dat alle in de overeenkomst genoemde acitiviteiten zijn uitgevoerd, een winst- en een verliesrekening en een jaarverslag.
§ 5 Collectief Vraagafhankelijk Vervoer
Artikel 40 Subsidiabele activiteiten
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de exploitatie van collectief vraagafhankelijk vervoer en de instandhouding van de stichtingen dan wel regio's die het CVV-vervoer verzorgen. 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een boekjaarsubsidie.
Subsidie als bedoeld in artikel 40, wordt uitsluitend verstrekt aan regio's of stichtingen die zijn ingesteld om overeenkomsten te sluiten met vervoerders die de exploitatie van het collectief vraagafhankelijk vervoer, zoals bedoeld in artikel 6 van het Besluit personenvervoer 2000, uitvoeren.
In afwijking van artikel 8, eerste lid, wordt een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 40 uiterlijk 1 november voorafgaand aan het jaar waar de aanvraag betrekking op heeft ingediend.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 40 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 44 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende daadwerkelijk gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking:
De hoogte van de subsidie wordt bepaald aan de hand van een prognose van de groei of afname van het reizigersvervoer, de op het moment van de subsidieaanvraag geldende tarieven, het aantal vervoerszones en de kosten voor het in stand houden van de subsidieontvanger.
1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende bedrag.2. Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot in meer dan één termijn verstrekken.
Artikel 47 Subsidievaststelling
1. Een regio verantwoordt een subsidie conform hetgeen is gesteld in de Financiële-verhoudingswet.2. Stichtingen dienen een verzoek tot vaststelling in binnen de in de tussen de provincie en de stichting gesloten samenwerkingsovereenkomst dan wel in de statuten van de stichting bepaalde termijn.3. Het verzoek tot vaststelling voldoet aan de eisen die hieraan worden gesteld in de tussen de provincie en de stichting gesloten samenwerkingsovereenkomst dan wel hetgeen hierover in de statuten van de stichting is opgenomen.4. Indien het eerste lid van toepassing is, beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk binnen 22 weken nadat het de jaarrekening van een regio heeft ontvangen van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
§ 6 Oprichting buurtbusverenigingen
Artikel 48 Subsidiabele activiteiten
1. Subsidie kan eenmalig worden verstrekt voor het oprichten van een buurtbusvereniging.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
Subsidie als bedoeld in artikel 48, wordt uitsluitend verstrekt aan buurtbusverenigingen en buurtbusverenigingen in oprichting.
Aanvragen voor subsidie kunnen in afwijking van artikel 8, eerste lid, het hele jaar worden ingediend.
Subsidie wordt geweigerd indien de buurtbusvereniging of de buurtbusvereniging in oprichting kennelijk niet de intentie of capaciteiten heeft om een buurtbusproject uit te voeren.
§ 7 Instandhouding buurtbusverenigingen
Artikel 54 Subsidiabele activiteiten
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de instandhouding van de buurtbusvereniging.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een boekjaarsubsidie.
In afwijking van artikel 8, eerste lid, kunnen aanvragen die betrekking hebben op een buurtbusproject dat in een lopend jaar start, het hele jaar worden ingediend.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 54 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste € 4.700,00 per buurtbusproject per jaar (prijspeil 2012). Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de lonen en de prijzen.2. In afwijking van het eerste lid wordt de hoogte van subsidie voor een periode van minder dan twaalf maanden verstrekt naar rato van het aantal maanden waar de subsidie betrekking op heeft.
§ 8 Toegankelijkheid bushaltelocaties
Artikel 61 Subsidiabele activiteiten
1. Subsidie kan worden verstrekt voor het verbeteren van de toegankelijkheid van bestaande bushaltelocaties.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
Subsidie als bedoeld in artikel 61, wordt geweigerd indien het de aanleg van een nieuwe bushalte betreft.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 61 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
- de hoogte perron: 18 cm; - haltebreedte: minimaal 1,50 meter (tenzij dit fysiek onmogelijk is, dan kan worden volstaan met een bushaltebreedte van 1,0 meter); - geleidelijnen met ribbelprofiel, als natuurlijke gidslijnen onvoldoende oriëntatie bieden; - attentiemarkering, met noppenprofiel en - visuele blokmarkering perronrand.
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal € 10.000,00 per bushaltelocatie, met dien verstande dat dit bedrag kan worden verhoogd met de kosten die samenhangen met het realiseren van een halte in Rnet-vormgeving.
Indien het totaalbedrag van alle subsidieaanvragen hoger is dan het totaal in het vastgestelde bestedingsplan voor de inrichting van bushaltelocaties beschikbaar gestelde bedrag, verdelen Gedeputeerde Staten het beschikbare bedrag naar rato over de bushaltelocaties waarvoor subsidie is aangevraagd.
Artikel 70 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:
Artikel 71 Subsidievaststelling
1. Gemeenten verantwoorden een subsidie conform hetgeen is gesteld in de Financiële-verhoudingswet.2. Waterschappen verantwoorden een subsidie als volgt:
- een financieel verslag conform het opgestelde format van de provincie Zuid-Holland; - een kopie van alle op het project betrekking hebbende fakturen; - een aanbiedingsbrief waarin het dagelijks bestuur van de aanvrager verklaart dat het werk is uitgevoerd conform de aanvraag en dat de kosten betaald zijn in overeenstemming met het doel waarvoor de subsidie is verstrekt;
3. Indien het eerste lid van toepassing is, beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk binnen 22 weken nadat het de jaarrekening van een gemeente of een regio heeft ontvangen van het Centraal Bureau voor de Statistiek.4. Naast de in deze regeling en de in de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven gegevens gaat de aanvraag tot vaststelling vergezeld van:
Artikel 72 Subsidiabele activiteiten
1. Subsidie kan worden verstrekt aan activiteiten die zijn gericht op het sociaal veiliger maken van het openbaar vervoer.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie
Subsidie wordt geweigerd indien de gevraagde activiteit op grond van een verleende concessie al dient te worden uitgevoerd.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 72 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
- openbaar vervoer objecten die publiekelijk toegankelijk zijn zoals stations en haltes; - het directe toegangsgebied zoals bestaande pleinen, straten en parkeerplaatsen; - bestaand en nieuw rijdend materieel of
- het terugdringen van feitelijke incidenten; - het vergroten van de pakkans van personen die de veiligheid verstoren of - het vergroten van het veiligheidsgevoel van reizigers.
Artikel 77 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende daadwerkelijk gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking:
De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste het bedrag dat gereserveerd is voor de desbetreffende ontvanger in het Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014 of een daarop volgend uitvoeringsprogramma.
Artikel 79 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Aan de subsidieverlening wordt de verplichting verbonden dat het project moet zijn begonnen uiterlijk zes maanden na het tijdstip van subsidieverlening.
Artikel 80 Subsidievaststelling
1. Gemeenten verantwoorden een subsidie conform hetgeen is gesteld in de Financiële-verhoudingswet.2. Concessiehouders verantwoorden een subsidie als volgt:
- een financieel verslag conform het opgestelde format van de provincie Zuid-Holland; - een kopie van alle op het project betrekking hebbende fakturen; - een aanbiedingsbrief waarin de concessiehouder verklaart dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd conform de aanvraag en dat de kosten betaald zijn in overeenstemming met het doel waarvoor de subsidie is verstrekt; - naast de in deze regeling en de in de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven gegevens gaat de aanvraag tot vaststelling vergezeld van een activiteitenverslag
3. Indien het eerste lid van toepassing is, beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk binnen 22 weken nadat het de jaarrekening van een gemeente of een regio heeft ontvangen van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
§ 10.1 Mobiliteitsmanagement binnen Beter Benutten
Artikel 81 Subsidiabele activiteiten
1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten en maatregelen die gericht zijn op mobiliteits-management binnen het rijksprogramma Beter Benutten.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
Subsidie als bedoeld in artikel 81 wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen en personen-vennootschappen.
1. In aanvulling op artikel 5, eerste lid, gaat de aanvraag voor subsidie vergezeld van een werkplan.2. Het werkplan als bedoeld in het eerste lid bestaat uit:
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 81 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
1. voorlichting ten behoeve van het terugdringen van het gebruik van de auto in het woon-werk verkeer alsmede ten behoeve van andere mobiliteitsmanagementactiviteiten; 2. advisering over bereikbaarheid van bedrijventerreinen, bedrijven en instellingen; 3. implementatie van adviezen zoals bedoeld in onderdeel twee; 4. samenwerkingsprocessen om met verschillende doelgroepen mobiliteitsmaatregelen te ontwikkelen en uit te voeren; 5. projectmanagement ten behoeve van mobiliteitsmanagementprojecten;
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal het bedrag dat door Gedeputeerde Staten is vastgesteld als inzet van Zuid-Holland binnen het Rijksprogramma Beter Benutten.
Een subsidieaanvraag wordt hoger gerangschikt naarmate de aanvraag meer voldoet aan onderstaande criteria:
Artikel 91 Subsidiabele activiteiten
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van bedrijfsvervoer.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
Artikel 93 Aanvraagvereisten bedrijfsvervoer
1. Subsidie als bedoeld in artikel 91 kan uitsluitend door een werkgever of een gemachtigde die namens één of meer werkgevers optreedt, worden aangevraagd. 2. In aanvulling op de artikel 5, eerste lid, gaat de aanvraag voor subsidie vergezeld van:
3. Het activiteitenplan zoals bedoeld in artikel 4:62 Awb omvat mede:
b. een overzicht van het te verrichten bedrijfsvervoer met de naam en het adres van de betrokken werkgever(s), de route(s), het aantal reizigers en het aantal geraamde reizigerskilometers of dagen zoals bedoeld in artikel 94, een schema van reismogelijkheden, een overzicht van de in te zetten motorvoertuigen en de regelingen tussen werkgever en werknemer in het woon-werkverkeer.
Artikel 94 Keuzemogelijkheid subsidieaanvrager
De subsidieaanvrager kan kiezen uit twee subsidiemogelijkheden:
1. Subsidie als bedoeld in artikel 91 kan worden geweigerd indien en voorzover het bedrijfsvervoer een concurrerende werking heeft op voorzieningen voor lijngebonden en vraagafhankelijk openbaar vervoer.2. Subsidie als bedoeld in artikel 91 wordt geweigerd indien:
Indien het totaalbedrag van alle subsidieaanvragen hoger is dan het totaal in het vastgestelde bestedingsplan voor bedrijfsvervoer beschikbaar gestelde bedrag, kunnen Gedeputeerde Staten de in artikel 94 genoemde bijdragen aanpassen.
Artikel 98 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Gedeputeerde Staten verbinden aan de subsidie-verlening de verplichting dat de subsidieontvanger een lijst bijhoudt van werknemers die gebruikmaken van het bedrijfsvervoer.
Het maximale toe te kennen subsidiebedrag wordt berekend door de raming van het aantal reizigers-kilometers of dagen zoals bedoeld in artikel 94 met 10% voor ziekte en verlof te corrigeren.
Artikel 100 Subsidievaststelling
1. Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast op basis van het daadwerkelijk aantal gerealiseerde reizigerskilometers of dagen zoals bedoeld in artikel 94.2. Gemeenten en regio’s verantwoorden een subsidie als bedoeld in artikel 91, conform hetgeen is gesteld in de Financiële-verhoudingswet.3. Overige subsidieontvangers verantwoorden een subsidie als bedoeld in artikel 91, als volgt:
- een financieel verslag conform het opgestelde format van de provincie Zuid-Holland; - een kopie van alle op het project betrekking hebbende fakturen; - een aanbiedingsbrief waarin het dagelijks bestuur van de aanvrager verklaart dat het project is uitgevoerd conform de aanvraag en dat de kosten betaald zijn in overeenstemming met het doel waarvoor de subsidie is verstrekt;
4. Indien het tweede lid van toepassing is, beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk binnen 22 weken nadat het de jaarrekening van een gemeente of een regio heeft ontvangen van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
§ 11 Gedragsbeïnvloeding verkeersveiligheid
Artikel 101 Subsidiabele activiteiten
1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten op het gebied van gedragsbeïnvloeding verkeersveiligheid.2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 101 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 104 Niet subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 4 komen niet voor subsidie in aanmerking:
1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.2. In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten voor activiteiten als genoemd in artikel 103, onderdeel d, een subsidie verlenen van ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten.3. In afwijking van het eerste en tweede lid kunnen Gedeputeerde Staten, als het een activiteit betreft waarbij het ROV-ZH adviseert om extra stimulering, een hoger subsidiepercentage hanteren.4. In afwijking van het eerste lid en artikel 9, derde lid, onderdeel a verstrekken Gedeputeerde Staten voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 103, onderdeel h een bedrag van ten hoogste € 5.000,00 per jaar.5. In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten voor projectleiders die op grond van artikel 103, onderdeel h werkzaamheden voor activiteiten uitvoeren maximaal 100% van de subsidiabele kosten verlenen. 6. In afwijking van het eerste lid verlenen Gedeputeerde Staten voor activiteiten genoemd in artikel 103, onderdeel e, als het gaat om personenautorijvaardigheidstrainingen voor ouderen (ook wel 'broemcursussen’ genoemd) alleen subsidie als de deelnemers aanwijsbaar een eigen bijdrage hebben betaald.
Een subsidieaanvraag wordt hoger gerangschikt naarmate de aanvraag meer voldoet aan onderstaande criteria:
1. Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot verstrekken tot ten hoogste 80% van het verleende bedrag.2. Gedeputeerde Staten kunnen uitsluitend indien bijzondere omstandigheden naar hun oordeel daartoe aanleiding geven, voorschotten verstrekken tot 100% van het verleende bedrag.3. Gedeputeerde Staten kunnen de voorschotten in meer dan één termijn verstrekken.
Artikel 109 Subsidiabele activiteiten
1. Subsidie kan worden verstrekt voor:
2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
Subsidie als bedoeld in artikel 109, wordt uitsluitend verstrekt aan veerexploitanten en wegbeheerders.
Aanvragen voor subsidie kunnen in afwijking van artikel 8, eerste lid, het hele jaar worden ingediend.
1. Subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel a, wordt geweigerd indien:
2. Subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel b, wordt geweigerd indien de financiële middelen van de verenvoorziening (Verenfonds) zijn uitgeput of door inwilliging van het verzoek de beschikbare financiële middelen worden overschreden.
1. In aanvulling op artikel 5, eerste lid, gaat de aanvraag voor subsidie zoals bedoeld in artikel 109, onderdeel a, vergezeld van:
2. In aanvulling op artikel 5, eerste lid, gaat de aanvraag voor subsidie zoals bedoeld in artikel 109, onderdeel b, vergezeld van:
1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
2. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel b, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
1. De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel a, bedraagt:
e. in afwijking van artikel 9, onderdeel h, wanneer sprake is van een financiële bijdrage voor een nieuwe veerpont door of vanwege andere (bestuurs)organen dan Gedeputeerde Staten, 50% van de aanschafprijs exclusief BTW, zoals genoemd in de offerte, verminderd met de financiële bijdrage door of vanwege andere (bestuurs)organen dan Gedeputeerde Staten, gelimiteerd tot de maximale bedragen uit onderdeel a en onderdeel c;
f. in afwijking van artikel 9, onderdeel h, wanneer sprake is van een financiële bijdrage voor een gereviseerde veerpont door of vanwege andere (bestuurs)organen dan Gedeputeerde Staten, de totale kosten exclusief BTW, zoals genoemd in de offerte verminderd met de financiële bijdrage door of vanwege andere (bestuurs)organen dan Gedeputeerde Staten, gelimiteerd tot de maximale bedragen uit onderdeel b en onderdeel d.
2. De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel b, bedraagt ten hoogste 80% van de subsidiabele kosten, maximaal tot een bedrag van € 200.000,00.3. Onverminderd het tweede lid, kunnen Gedeputeerde Staten indien de beschikbare middelen dit toelaten, in uitzonderlijke gevallen besluiten om voor een veerinfrastructuurproject een hoger percentage vast te stellen.
1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst. 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.
1. Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot verstrekken tot ten hoogste 80% van het verleende bedrag.2. Gedeputeerde Staten kunnen uitsluitend indien bijzondere omstandigheden naar hun oordeel daartoe aanleiding geven, voorschotten verstrekken tot 100% van het bedrag waarop vermoedelijk aanspraak kan worden gemaakt.3. Gedeputeerde Staten kunnen de voorschotten in meer dan één termijn verstrekken.
Artikel 118 Verplichtingen van de subsidieontvanger
1. De subsidieontvanger van de subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel a, dient aan te tonen dat een opdracht is gegeven voor het kopen van een nieuwe veerpont of het laten renoveren van een bestaande veerpont.2. De subsidieontvanger van de subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel b, realiseert het veerinfrastructuurproject uiterlijk op 31 december 2014.
Artikel 119 Subsidievaststelling
1. De aanvraag tot subsidievaststelling voor een subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel a, bevat een verklaring van oplevering van de veerpont.2. Gemeenten verantwoorden een subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel b, conform hetgeen is gesteld in de Financiële-verhoudingswet.3. Waterschappen verantwoorden een subsidie als bedoeld in artikel 109, onderdeel b, als volgt:
- een financieel verslag conform het opgestelde format van de provincie Zuid-Holland; - een kopie van alle op het project betrekking hebbende fakturen; - een aanbiedingsbrief waarin het dagelijks bestuur van de aanvrager verklaart dat het werk is uitgevoerd conform de aanvraag en dat de kosten betaald zijn in overeenstemming met het doel waarvoor de subsidie is verstrekt;
4. Indien het tweede lid van toepassing is, beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk binnen 22 weken nadat het de jaarrekening van een gemeente of een regio heeft ontvangen van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
§ 13 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 120 Overgangsbepalingen
De Uitvoeringsregeling brede doeluitkering verkeer en vervoer wordt ingetrokken, met dien verstande dat die regeling van kracht blijft voor subsidies die voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling zijn aangevraagd.