Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vlissingen

Algemeen delegatiebesluit Vlissingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVlissingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemeen delegatiebesluit Vlissingen
CiteertitelAlgemeen delegatiebesluit Vlissingen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijziging daarvan.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, afdeling 10.1.2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-02-201105-05-2011toevoegen van sub i en j bij art. 2

27-01-2011

Gemeenteblad, 2011, I.02

405354
01-01-2010art. 2

24-09-2009

Gemeenteblad, 2009, I.02

Geen.
08-01-199501-01-1995nieuwe regeling

22-12-1994

Gemeenteblad, 1995, I.02

Geen.

Tekst van de regeling

Intitulé

ALGEMEEN DELEGATIEBESLUIT VLISSINGEN

 

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit besluit verstaat onder:

a.

delegatie:

het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent;

b.

de raad:

de gemeenteraad van Vlissingen;

c.

het college:

het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen.

Artikel 2. Gedelegeerde bevoegdheden

De raad delegeert aan het college zijn volgende bevoegdheden:

  • a.

    het uitoefenen van een bij wettelijk voorschrift aan de gemeente of aan één van haar organen toegekend recht tot het naar voren brengen van zienswijzen of het inbrengen van bedenkingen;

  • b.

    het voeren van en het nemen van alle beslissingen ter voorbereiding, ter voorkoming of ter beëindiging van strafrechtelijke, civielrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures in het instellen van alle rechtsmiddelen in alle instanties, zowel eisend als verwerend;

  • c.

    het plaatsen of verwijderen van verkeerstekens krachtens een verkeersbesluit en het verlenen van ontheffingen met inachtneming van de gestelde voorwaarden en bepalingen als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en het Voertuigreglement;

  • d.

    het aanwijzen van “het huis der gemeente“ ten behoeve van het voltrekken van huwelijken en dergelijke op locatie;

  • e.

    het vaststellen van het jaarlijkse restauratie-uitvoeringsprogramma;

  • f.

    het onderhouden van een actueel en volledig normen- en toetsingskader behorende bij het Controleprotocol 2005;

  • g.

    het sluiten van standaard achtervangovereenkomsten;

  • h.

    het vaststellen van de Legesverordening voor Vlissingen en het invoeren, wijzigen of afschaffen van leges in de bijbehorende tarieventabel.

  • i.

    alle projecten en plannen zoals aangegeven bij raadsbesluit van 27 januari 2011, nr. 8.1, behorende bijlage 1, waarvoor ten behoeve van een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, van de Wabo, aan te wijzen als categorie, waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen tegen het verlenen van de omgevingsvergunning is vereist, met inachtneming van de procedurebeschrijving onder 3 van die bijlage;

  • j.

    voor de onder i genoemde categorie van gevallen en voor een wijzigingsplan op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen.

Artikel 3. Informatieplicht

Het college doet een opgaaf van de besluiten als bedoeld in artikel 2 indien de raad of een raadscommissie de wens daartoe te kennen geeft.

Artikel 4. Citeertitel en slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit wordt aangehaald als “Algemeen delegatiebesluit”.

  • 2.

    Het treedt in werking op 1 januari 1995.

  • 3.

    Alsdan vervallen de delegatie- c.q. raadsbesluiten van 3 mei 1968, 24 september 1971, 31 augustus 1973, 26 oktober 1973 (zoals dit sindsdien is aangevuld en gewijzigd) en 30 maart 1989.

 

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Vlissingen in zijn openbare vergadering van 22 december 1994.

de secretaris, de voorzitter,

drs. J.M.A. van Nassau J.C.Th. van der Doef

Toelichting

Algemeen

Delegatie is blijkens artikel 10:13 Algemene wet bestuursrecht het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent. Delegatie geschiedt niet aan ondergeschikten (ambtenaren). Delegatie geschiedt slechts indien in die bevoegdheid bij wettelijk voorschrift is voorzien. De raad kan de gedelegeerde bevoegdheden niet meer zelf uitoefenen, maar kan zijn delegatiebesluit te allen tijde intrekken. Een besluit dat op grond van een gedelegeerde bevoegdheid wordt genomen vermeldt het delegatiebesluit en de vindplaats daarvan. De bestuursrechter ziet actief toe op de aanwezigheid van een bevoegdheid en op een juiste toepassing ervan door het juiste orgaan.

De bevoegdhedenverdeling op grond van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden houdt staatsrechtelijk in dat op 8 maart 2006 een groot aantal bestuursbevoegdheden is verschoven van de raad naar het college. De rol van de raad concentreert zich in dit kader op de uitoefening van die bestuursbevoegdheden, waarbij het belang van een sterke democratische legitimatie groot is. De dualisering van de medebewindwetgeving creëert geen nieuwe taken en bevoegdheden. De hoofdregel is dat de overgang van een bevoegdheid geen gevolgen heeft voor de rechtskracht van reeds genomen beslissingen. Het per 8 maart 2006 bevoegde bestuursorgaan (het college) heeft alle bestaande rechten en verplichtingen van het voormalig bevoegde bestuursorgaan (de raad) overgenomen. De nog resterende bestuursbevoegdheden worden uitgevoerd binnen de in de toelichting aangegeven kaders.

Jurisprudentie:

  • ·

    Delegatie van besluitbevoegdheid moet ondubbelzinnig zijn. Indien de inhoud van een besluit waarin beoogd is een bevoegdheid te delegeren voor meerdere uitleg vatbaar is, is uit een oogpunt van rechtszekerheid de consequentie daarvan dat de bevoegdheid niet is gedelegeerd. Zo ook in ABRS 2 september 2007 (JB 2007, 195). In deze zaak bevatte het betreffende delegatiebesluit de woorden ‘ter afdoening’, hetgeen onduidelijkheid liet bestaan over de vraag of de raad de bevoegdheid had gemandateerd of gedelegeerd aan burgemeester en wethouders.

  • ·

    In CRvB 7 augustus 2007 (JB 2007/199; ABkort 2007, 456) kwam de Raad na bestudering van de inhoud van de tekst van de gemeenschappelijke regeling (GR) tot het oordeel dat geen sprake was van delegatie van collegebevoegdheden aan het bestuursorgaan van de GR, maar van mandaat.Daarom was niet het bestuursorgaan van de GR, maar het college het bevoegde bestuursorgaan. – NTB 2008.1.

  • ·

    In gelijke zin CRvB 7 augustus 2007 (JB 2007/200; ABkort 2007, 432; NJB 2007, 1792); CRvB 13 november 2007 (LJN BB7724); CRvB 18 september 2007 (ABkort 2007, 499) en CRvB 13 november 2007 (LJN BB37).

  • ·

    In ABRS 27 augustus 2008 (ABkort 2008, 378) hadden burgemeester en wethouders ten onrechte een vrijstellingsbesluit genomen omdat de bevoegdheid daartoe – gezien het delegatiebesluit – niet bij het college maar bij de gemeenteraad berustte. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting kan als vaststaand worden aangenomen dat het college inhoudelijk geen ander besluit zal nemen dan het wegens het bevoegdheidsgebrek vernietigde besluit, aldus de afdeling. Gelet hierop en het feit dat partijen ter zitting hun standpunt met betrekking tot de inhoud van het geschil naar voren hebben gebracht is de Afdeling van oordeel dat in dit geval uit een oogpunt van proceseconomie met toepassing van art. 8:72, derde lid, Awb kan worden bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven als de inhoud van het besluit de rechterlijke toets kan doorstaan.

Artikel 2, aanhef en onder c

Jurisprudentie:

·Delegatie bij medebewind. Onttrekking aan het openbaar verkeer (’s-Hertogenbosch). Ingevolge artikel 9 Wegenwet kan een weg aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een besluit van de raad van de gemeente waarin de weg is gelegen. De raad heeft de bevoegdheid als bedoeld in artikel 9 Wegenwet aan het college gedelegeerd. De grondslag voor de delegatie van de aan de orde zijnde bevoegdheid wordt geboden door artikel 156 Gemeentewet en de aard van de bevoegdheid verzet zich niet tegen overdracht aan het college (ABRS 7 september 2007, nr. 200705763/2, Gemeentestem nr. 7304, 116).

Artikel 2, aanhef en onder d

De ambtenaren van de burgerlijke stand krijgen verzoeken om op locaties buiten het stadhuis te mogen trouwen. Het aanwijzen van dergelijke locaties als "het huis der gemeente" is een in de Wet rechten burgerlijke stand en de Gemeentewet bij uw raad neergelegde bevoegdheid. Om adequaat te kunnen inspelen op dergelijke verzoeken achten wij het wenselijk dat deze bevoegdheid aan ons college blijft gedelegeerd. Aan een besluit tot aanwijzing gaat een onderhandelingstraject met de eigenaar van de locatie vooraf waarmee de nodige tijd gemoeid kan zijn. Gelet op het feit dat uw raad slechts éénmaal per maand vergadert lijkt het ons, om verder tijdsverlies te voorkomen, dat ons college de betreffende verzoeken kan afhandelen. Inmiddels hebben wij reeds enkele aansprekende locaties in Vlissingen aangewezen waar, buiten het gemeentehuis, kan worden getrouwd. Overigens zullen onze aanwijzingsbesluiten ter kennisname aan uw raad worden overgelegd.

Artikel 2, aanhef en onder e

Op 16 juni 1997 is het 'Besluit rijkssubsidiering restauratie monumenten 1997' ( Brrm 1997) in werking getreden. Het gemeentelijk restauratie-uitvoeringsprogramma vindt zijn grondslag in artikel 11 van het bovengenoemd besluit. In artikel 11 wordt onder andere bepaald, dat de raad van een budgethoudende gemeente jaarlijks een gemeentelijk restauratie-uitvoeringsprogramma kan vaststellen, waarin staat aangegeven welke beschermde monumenten voor welk bedrag aan subsidie in aanmerking kunnen komen. Blijkens de publicatie in het Staatsblad van een wijziging van het Brrm 1997 ( Besluit van 19 september 2000, Stb. 390), bestaan er, door de vervanging van het woord raad in bestuur in artikel 11 Brrm, geen bezwaren tegen vaststelling van het uitvoeringsprogramma door ons college. Aangezien de tijd die gemoeid is met de totstandkoming van een raadsbesluit ertoe zou kunnen dat de uiterste datum van indiening van het restauratie-uitvoeringsprogramma niet wordt gehaald blijft het gewenst van de mogelijkheid tot het overdragen van deze bevoegdheid gebruik te maken.

Artikel 2, aanhef en onder f

In het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten, Stb. 2003, 362 (BAPG) wordt onderscheid gemaakt tussen het juridische begrip rechtmatigheid en de rechtmatigheid in het kader van de accountantscontrole. In het normenkader voor een rechtmatigheidscontrole is een inventarisatie gemaakt van de voor de accountantscontrole relevante regelgeving van de EU, het rijk en de gemeente. De inventarisatie bestaat uit de externe wetgeving en de eigen regelgeving, waarbij de verordeningen en de collegebesluiten (regelingen) kunnen worden onderscheiden.

  • ·

    Om het normenkader te kunnen gebruiken voor de accountantscontrole moet het worden geoperationaliseerd. Dit gebeurt via het toetsingskader.

  • ·

    Bij het toetsingskader is het vooral van belang aan te geven welke bepalingen van de regelgeving relevant zijn, cq aan welke bepalingen financiële consequenties zitten. Daarbij dienen de volgende vragen te worden beantwoord.

    • a.

      Het normenkader moet worden geoperationaliseerd in een toetsingskader (wat houdt toetsing in en hoe komt het tot stand?)

    • b.

      Welke criteria kunnen worden gehanteerd om in de praktijk tot een zekere begrenzing van de aandacht voor rechtmatigheid te komen.

Artikel 2, aanhef en onder g

Op grond van artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet kan de raad aan het college bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. In dit geval verzet de aard van de bevoegdheid tot het sluiten van standaard achtervangovereenkomsten zich niet tegen delegatie. Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) is opgericht als borgstellingsinstituut voor de sociale huursector. Het stelt woningbouwcorporaties in staat toegang te krijgen tot de kapitaalmarkt en leningen aan te trekken voor hun volkshuisvestingstaken tegen zo laag mogelijke rente. Hiervoor staat het WSW borg.

Het verlies dat de gemeente Vlissingen als achtervanger kan lijden is beperkt tot de rentederving over leningen die zij bij een calamiteit aan het WSW moet verstrekken. De kans dat het WSW de gemeente Vlissingen moet aanspreken is zeer gering. Sinds de oprichting van het WSW in 1983 is er geen claim geweest en is op de secundaire noch tertiaire zekerheid een beroep gedaan. Materieel gezien loopt de gemeente Vlissingen op basis van de achtervangpositie van het WSW geen risico.

Het gedelegeerde besluit geldt juridisch als een besluit van het college. Een op grond van delegatie genomen besluit vermeldt welk delegatiebesluit er aan ten grondslag ligt en de vindplaats van dat besluit, te weten het Gemeenteblad, waarin het Algemeen delegatiebesluit is opgenomen onder nummer I.02. Delegatie houdt in dat de raad deze bevoegdheid niet meer zelf kan uitoefenen. Daarvoor is nodig dat de raad de delegatie schriftelijk intrekt. Desgewenst kan de raad alleen in de vorm van beleidsregels aanwijzigen aan het college geven. Aanwijzigen in een concreet geval zijn niet mogelijk omdat dit strijdig is met de essentie van delegatie. Voor het college geldt op verzoek van de raad een inlichtingenplicht.

(toegevoegd Rdb. 28 augustus 2008, nr. 8.7

Artikel 2, aanhef en onder h

De Legesverordening bevat ruim tweehonderd tarieven en bepalingen die, zo wijst de praktijk uit, nogal eens wijzigingen ondergaan. Dit kan voortkomen uit gewijzigde wetgeving, maar ook uit voortschrijdend inzicht of andere lokale behoeften. Gezien de wenselijkheid en soms noodzakelijkheid dat de wijzigingen snel kunnen worden doorgevoerd is het wenselijk dat de bevoegdheid tot het wijzigingen van de legesverordening wordt gedelegeerd aan het college. Omdat het college verantwoording verschuldigd blijft aan de raad, zich conformeert aan het gestelde in de nota lokale heffingen 2009-2012 en alle wijzigingen ter kennisgeving aan zal bieden aan de commissie financiën en algemene zaken, blijft de mate van toezicht door de raad voldoende gewaarborgd. Delegatie is mogelijk op grond van artikel 156 van de Gemeentewet. Het beoogde resultaat is te komen tot een efficiëntere wijze van de verwerking van noodzakelijke en wenselijke wijzigingen van de Legesverordening.

(toegevoegd Rdb. 24 september 2009, nr. 8.6)

Artikel 3. Inlichtingen

De inlichtingenbevoegdheid ligt wettelijk vast in artikel 10:16, tweede lid Awb. De bevoegdheid is o.m. noodzakelijk om de raad de gelegenheid te bieden zich een oordeel te vormen omtrent de wenselijkheid van het laten voortbestaan van de delegatie. Vanuit deze gedachte levert een verzoek om inlichtingen van de raad voor het college dan ook de verplichting op om deze inlichtingen te verstrekken. Indien de raad om inlichtingen verzoekt, dient het college deze zonder meer te verstrekken. Het bestaan van deze bijzondere inlichtingenverplichting laat onverlet dat er ook andere inlichtingenverplichtingen kunnen bestaan die de verhouding tussen raad en college bepalen, te denken valt aan artikel 169 Gemeentewet. In vergelijking met artikel 10:16, tweede lid Awb regelt de Gemeentewet een inlichtingenplicht die op twee punten ruimer is. In de eerste plaats schept artikel 169 Gemeentewet een inlichtingenverplichting voor het college als geheel en de individuele leden van het college afzonderlijk. In de tweede plaats regelt deze bepaling dat niet alleen de raad als geheel, maar ook individuele raadsleden afzonderlijk om inlichtingen kunnen vragen. Gezien de redactie van artikel 10:16, tweede lid, Awb moet worden aangenomen dat op grondslag daarvan alleen het bestuursorgaan ( = de raad) om inlichtingen kan vragen. Aan het verzoek om inlichtingen zal een meerderheidsbesluit ten grondslag moeten liggen omdat de raad een meerhoofdig bestuursorgaan is.

Jurisprudentie:

  • ·

    ABRS 12 september 2007, nr. 200700214/1 (LJN BB3431 en JB 2007, 195): bevoegdheidsgebreken delegatie; gebrek bekendmaking; aanvraag, onvoldoende gegevens; aanvraag, verstrekken gegevens bij.

  • ·

    CRvB 7 augustus 2007, nrs. 05/5590 WWB, 06/524 WWB; (LJN BB1469k; JB 2007, 199 en JB 2007, 200): Delegatie, gebrek, ambtshalve toetsen.