Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Edam-Volendam

Verordening afstemming bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEdam-Volendam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening afstemming bijstand
CiteertitelVerordening afstemming bijstand
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, artikel 8

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-200501-01-2012Nieuwe regeling

27-01-2005

Stadskrant 21 februari 2005

4-2005

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening afstemming bijstand

 

 

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

a. de wet: de Wet werk en bijstand;

b. bijstand: de bijstandsnorm bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 2 en 3, van de wel;

c. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam;

d reïntegratie-instrumenten: instrumenten die het college ter beschikking heeft voor het bieden van ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de wet: e. reïniegratietraject: een plan, bestaande uit een geheel van reïntegratie-instrumenten, dat tot doel heeft om binnen een bepaald tijdsbestek te komen tot arbeidsinschakeling, economische zelfstandigheid of zelfstandige maatschappelijke participatie

f: belanghebbende: persoon met een uitkering ingevolge de wet, loaw, of Ioaz of Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004):

Artikel 2 Gedragingen

De gedragingen bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1. eerste categorie:

a. het niet, onvoldoende of niet binnen een door het college gestelde termijn nakomen van inlichtingen- en medewerkingsplicht bedoeld in artikel 17 van de wet, voor zover dit niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag ontvangen van bijstand:

b. het niet of onvoldoende nakomen van een verplichting als bedoeld ïn hoofdstuk 6, paragraaf 3, van de wet.

2. tweede categorie

a. het niet, onvoldoende of niet binnen een door het college gestelde termijn nakomen van inlichtingen- en medewerkingsplicht bedoeld in artikel 17 van de wet, als dit heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag ontvangen van bijstand:

b. het niet als werkzoekende geregistreerd zijn of blijven bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI).

3. derde categorie:

a. het blijk geven van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan:

b. het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen:

c. het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van geboden reïntegratie-instrumenten, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige maatschappelijke participatie, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van het reïntegratietraject.

4. vierde categorie:

a het door eigen toedoen niet behouden van arbeid in dienstbetrekking;

b. het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

c. het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van geboden reïntegratievoorzieningen, waaronder begrepen het n let of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige maatschappelijke participatie, als dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van het reïntegratietraject;

d. het zich zeer ernstig misdragen jegens het college en de in zijn opdracht werkende ambtenaren en medewerkers

Artikel 3 Percentage van de verlaging

  • 1.

    Het college stelt de verlaging van de bijstand bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet vast op:

    a. vijf procent van de bijstand bij gedragingen van de eerste categorie;

    b. tien procent van de bijstand bij gedragingen van de tweede categorie;

    c. twintig procent van de bijstand bij gedragingen van de derde categorie;

    d. honderd procent van de bijstand bij gedragingen van de vierde categorie.

  • 2.

    Het college kan, in afwijking van het eerste lid, het percentage van de verlaging hoger of lager vaststellen, tot een minimum van vijf procent en een maximum van honderd procent, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

     

Artikel 4 Periode van de verlaging

  • 1.

    Een verlaging van de bijstand bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet vindt plaats:

    a. voor de duur van een kalendermaand, wanneer sprake is van een eerste verwijtbare gedraging;

    b. voor de duur van twee kalendermaanden, wanneer sprake is van een tweede verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie binnen twaalf maanden na de eerste als verwijtbaar aangemerkte gedraging.

  • 2.

    Het college kan bij een derde en volgende verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie binnen twaalf maanden na de laatste als verwijtbaar aangemerkte gedraging de bijstand voor nader te bepalen duur verlagen, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan het college in bijzondere gevallen de bijstand verlagen voor een langere duur, als de ernst van die gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende daartoe aanleiding geven. De duur van verlaging kan worden gekoppeld aan de periode gelijk aan de herstelperiode’ van de geconstateerde tekortkoming

Artikel 5 Heroverweging

  • 1.

    1.Het college heroverweegt de in artikel 4, tweede en derde lid, bedoelde verlaging, of de verlaging die na een eerdere heroverweging voor een periode langer dan drie maanden of voor nader te bepalen duur is voortgezet, binnen een termijn van ten hoogste drie maanden na de datum van het besluit tot verlaging of voortzetting van de verlaging.

     

  • 2.

    In het kader van de in het eerste lid bedoelde heroverweging beoordeelt het college of en in hoeverre de omstandigheden en het gedrag van belanghebbende aanleiding geven te besluiten tot herziening, beëindiging of voortzetting van de verlaging2.

     

  • 3.

    Het college kan bij een besluit tot voortzetting van de verlaging het percentage van de verlaging verdubbelen, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

Artikel 6 Waarschuwing en dringende redenen

  • 1.

    Het college kan afzien van het verlagen van de bijstand en volstaan met een schriftelijke waarschuwing, als de verwijtbare gedraging bedoeld in artikel 2 niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand en de gedraging niet plaatsvindt binnen een periode van twee jaar na de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

  • 2.

    Het college kan besluiten af te zien van de tenuitvoerlegging van een verlaging van de bijstand als er sprake is van dringende redenen Omstandigheden die het rechtstreekse gevolg zijn van een als verwijtbaar aan te merken gedraqinq zijn geen dringende redenen.

Artikel 7 Inwerkingtreding wijzigingen

De wijzigingen worden met ingang van 1 februari 2005 van kracht

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening afstemming bijstand”

 

Aldus besloten door de gemeenteraad van EdamVolendam in zijn openbare vergadering d.d 27januari 2005.

de griffier, de voorzitter