Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergen (NH)

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Bergen 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergen (NH)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Bergen 2005
CiteertitelBeheersverordening begraafplaatsen Bergen 2005
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening (inclusief toelichting) is vastgesteld met uitzondering van de in de toelichting genoemde "drie" diep graven in Egmond

De beheersverordening gemeentelijke begraafplaats 1995 komt hiermee te vervallen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op de lijkbezorging, art. 35
  2. Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Nadere regels verordening begraafplaatsen mbt diepschudden graven in Egmond aan Zee, vastgesteld door het college van B&W op 20-09-2005

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200523-06-2017Nieuwe regeling

21-12-2004

De Duinstreek, 29-12-2004

Raad 12-266

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Bergen 2005

De raad van de gemeente Bergen,

gelezen het voorstel van het college d.d.16 november 2004;

gelet op het bepaalde in artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet,

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Bergen 2005.

1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: degene die - al dan niet door tussenkomst van een uitvaartverzorger - opdracht geeft voor een begrafenis, of die de uitgifte van een graf of urnenruimte vraagt;

  • b.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt gegeven tot het doen begraven van lijken;

  • c.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • d.

    begraafplaats(en):

    de gesloten gemeentelijke begraafplaats, gelegen aan de Ruïnelaan in Bergen;

    de gemeentelijke begraafplaats “Bergen” gelegen aan de Kerkedijk in Bergen;

    de gemeentelijke begraafplaats “Egmond aan Zee” gelegen aan de Voorstraat in Egmond aan Zee;

    de gemeentelijke begraafplaats “Schoorl” gelegen aan de Molenweg in Schoorl;

  • e.

    beheerder: degene die door het college met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen is belast, bevoegd is namens het college de in of krachtens deze verordening bedoelde grafrechten te vestigen en vergunningen af te geven, of degene die hem vervangt of degene die met bepaalde deeltaken is belast;

  • f.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen;

  • g.

    eigen graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden van lijken, het doen bijzetten van asbussen en het doen verstrooien van as;

  • h.

    gebruiker: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf is verleend;

  • i.

    grafakte: de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door of namens het college een grafrecht wordt verleend;

  • j.

    grafrecht:

    • -

      het recht van gebruik van een ruimte in een algemeen graf, hetzij

    • -

      het uitsluitend recht op een eigen graf;

  • k.

    rechthebbende: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een eigen graf;

  • l.

    urn: een siervoorwerp ter berging van een asbus;

  • m.

    urnennis: een algemeen graf voor 1 of 2 asbussen in een columbarium of urnenmuur.

Artikel 2 Uitbreiding begrippen eigen en algemeen graf

  • 1.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder 'eigen graf' mede verstaan: urnengraf.

  • 2.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder 'algemeen graf' mede verstaan: urnennis.

2. De begraafplaatsen

Artikel 3 Beheer begraafplaatsen

  • 1.

    Het beheer van de begraafplaatsen berust bij het college.

  • 2.

    Onder toezicht van het college worden een beheerder en zonodig een of meer daartoe hem vervangende personen belast met:

    • a.

      de administratie van de begraafplaatsen;

    • b.

      het beheer en onderhoud van de begraafplaatsen;

    • c.

      het openen en sluiten van de graven voor een begraving, opgraving of ruiming c.q. bijzetting of ruiming van een asbus;

    • d.

      de verstrooiing van as.

Artikel 4 Administratie

  • 1.

    Het college is verantwoordelijk voor de administratie van de begraafplaatsen.

  • 2.

    De administratie bevat een register van alle op de begraafplaatsen begraven lijken met een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij begraven zijn, alsmede een register van bijgezette asbussen met de krachtens artikel 65, eerste lid, van de wet voorgeschreven gegevens. De in deze registers opgenomen gegevens zijn openbaar en worden op verzoek verstrekt.

  • 3.

    De administratie bevat een register van alle rechthebbenden en gebruikers van de graven, met hun namen en adressen en zo mogelijk aantekening van hun relatie tot de overledene. Dit register is niet openbaar.

  • 4.

    De rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht de wijziging van hun adres aan het college door te geven.

  • 5.

    Van de in het tweede en derde lid bedoelde registers kan een ieder, doch van het in het derde lid bedoelde register alleen rechthebbenden en gebruikers of hun rechtsopvolgers, een uittreksel verkrijgen.

     

Artikel 5 Plattegrond

Van de begraafplaatsen berust bij de administratie een plattegrond, waarop de graven genummerd zijn aangeduid.

Artikel 6 Openstelling begraafplaatsen en ordemaatregelen

  • 1.

    De begraafplaatsen zijn toegankelijk gedurende door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Zij maakt deze tijden openbaar bekend.

  • 2.

    In verband met werkzaamheden op een begraafplaats kan de beheerder of degene die hem vervangt bezoekers de toegang tot (een deel van) de begraafplaats tijdelijk ontzeggen.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

  • 4.

    Bezoekers van de begraafplaatsen dienen zich ordentelijk te gedragen en zonodig de aanwijzingen van personeel op te volgen.

  • 5.

    Het is steenhouwers, hoveniers, fotografen en andere personen die werkzaamheden op de begraafplaats of aan grafbedekkingen verrichten, verboden dit te doen zonder voorafgaande toestemming van de beheerder. Deze toestemming kan mondeling worden gegeven. Bij de uitvoering van werkzaamheden dienen zonodig de aanwijzingen van de beheerder te worden gevolgd.

  • 6.

    Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats te rijden, behalve met toestemming van de beheerder. Motorrijtuigen waarvoor toestemming is verleend, mogen niet harder rijden dan 10 km per uur.

  • 7.

    Het is verboden:

    • a.

      met fietsen, bromfietsen of andere motorrijwielen op de begraafplaats te rijden of deze met zich mee te voeren;

    • b.

      honden of andere dieren mee te nemen;

    • c.

      op de graven te lopen of te zitten en er gereedschappen of andere niet tot de graven behorende voorwerpen op te leggen;

    • d.

      een begraafplaats te verontreinigen;

    • e.

      zonder toestemming of opdracht van de aanvrager een uitvaart te fotograferen, te filmen of anderszins te registreren;

    • f.

      bloemen of andere waren te koop aan te bieden of hiervoor reclame te maken;

    • g.

      as te verstrooien of andere vormen van lijkbezorging te bezigen anders dan na toestemming van de beheerder.

  • 8.

    De beheerder kan bezoekers of werklieden die zich niet aan de hiervoor bedoelde geboden en verboden houden de toegang tot de begraafplaats ontzeggen. Bij herhaalde overtredingen kan gedurende een door het college te bepalen periode de toegang worden ontzegd.

     

Artikel 7 Tijdstippen plechtigheden

  • 1.

    Het begraven van lijken, het bijzetten van asbussen en de verstrooiing van as in de aanwezigheid van nabestaanden geschiedt op werkdagen van maandag tot en met vrijdag tussen 9.00 en 15.30 uur en op zaterdag tussen 9.00 en 13.00 uur. Op andere dagen en tijdstippen kunnen - ter beoordeling van de beheerder - eveneens begrafenissen, bijzettingen of andere plechtigheden plaatsvinden.

  • 2.

    Het tijdstip van begraven of bezorgen van as wordt telkens en voor elke plechtigheid afzonderlijk door de beheerder, in overleg met de betrokken aanvrager, rechthebbende of gebruiker, vastgesteld.

  • 3.

    Dodenherdenkingen en andere plechtigheden kunnen geschieden nadat deze ten minste een week tevoren bij de beheerder zijn gemeld. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal geschieden worden in het belang van de rust en de orde op de begraafplaats in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

3. Indeling van de begraafplaatsen, onderscheid van de graven en asbestemming

Artikel 8 Indeling begraafplaatsen

  • 1.

    Graven worden uitgegeven aansluitend op de reeds uitgegeven graven. Indien dit naar het oordeel van de beheerder niet bezwaarlijk is, kunnen ook op andere plaatsen graven worden uitgegeven.

  • 2.

    Het college kan de indeling van de begraafplaatsen, de bestemming van de grafvelden en het onderscheid in typen graven nader vast stellen en wijzigen.

Artikel 9 Onderscheid en uitgifte graven

  • 1.

    Algemene graven worden uitgegeven voor een termijn van tien jaren. Deze termijn kan niet worden verlengd. Een lijk kan echter na afloop van deze termijn op verzoek van de gebruiker of andere belanghebbenden worden herbegraven in een eigen graf.

  • 2.

    Eigen graven worden uitgegeven voor een termijn van twintig jaren. Deze termijn wordt telkens met tien jaar verlengd op verzoek van de rechthebbende, mits een zodanig verzoek binnen twee jaar vóór het verstrijken van de termijn is gedaan.

  • 3.

    Het recht op een eigen graf geeft de rechthebbende het uitsluitend recht daarin te doen begraven en begraven te houden.

  • 4.

    Het in het eerste en tweede lid bedoelde grafrecht wordt schriftelijk gevestigd door middel van een grafakte.

  • 5.

    Bestaande graven met een uitsluitend recht die voorheen zijn uitgegeven voor onbepaalde tijd, blijven bestaan tot het moment dat de betreffende begraafplaats wordt opgeheven.

  • 6.

    Het college kan aan een rechthebbende op een eigen graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening en risico doen aanbrengen van een grafkelder. Aan de vergunning kunnen nadere voorwaarden worden verbonden.

     

Artikel 10 Bijzetten asbussen; verstrooiing van as

  • 1.

    Een asbus kan worden bijgezet in een eigen graf, een urnengraf of een urnennis.

  • 2.

    Een asbus kan niet worden bijgezet in een algemeen graf.

  • 3.

    Een asbus kan op een eigen graf slechts in een urn worden bijgezet.

  • 4.

    Urnen op een graf of in een open nis dienen stevig aan de ondergrond te worden bevestigd.

  • 5.

    As kan worden verstrooid op een strooiveld, op een andere door de beheerder aangewezen plaats op de begraafplaats, of op of in een eigen graf.

  • 6.

    Bijzetting van de asbus impliceert dat de rechthebbende of gebruiker opdracht geeft tot wijziging van de bestemming van de as in die zin dat de as dient te worden verstrooid, indien het grafrecht niet wordt verlengd en niet tijdig een andere bestemming kenbaar is gemaakt.

Artikel 11 Capaciteit en formaat graven

  • 1.

    Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      algemene graven;

    • b.

      eigen graven;

    • c.

      urnengraven;

    • d.

      urnennissen.

  • 2.

    Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen er kunnen worden bijgezet in de graven en hoeveel verstrooiingen van as er op of in de eigen graven kunnen plaatsvinden. Het bepaalt tevens de afmetingen van de graven en de voor het plaatsen van een gedenkteken of beplanting beschikbare afmetingen van een graf.

  • 3.

    Sommige typen graven of bepaalde diensten zijn soms niet, niet meer of nog niet, en niet voor alle termijnen, beschikbaar. Een aanvrager heeft geen recht op levering.

4. Vereisten voor begraving of bijzetting

Artikel 12 Over te leggen stukken

  • 1.

    Degene die een lijk wil doen begraven of as wil bezorgen, geeft daartoe opdracht door middel van een door de beheerder vast te stellen formulier.

  • 2.

    Degene die een lijk wil doen begraven of een asbus wil doen bijzetten, of zijn gemachtigde, geeft daarvan uiterlijk op de ochtend van de dag voorafgaande aan de dag waarop de begraving of bijzetting zal plaatsvinden, kennis aan de beheerder. Daarbij wordt aangegeven ten aanzien van welke van de in artikel 9, 10 en 11 bedoelde typen graven men een grafrecht wil vestigen.

  • 3.

    Indien de burgemeester verlof heeft verleend om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 4.

    Bij de in het tweede en derde lid bedoelde kennisgeving dient het verlof tot begraving van de ambtenaar van de burgerlijke stand of een ander wettelijk daarmee gelijkgesteld document te worden overgelegd.

  • 5.

    Indien het lijk binnen 36 uur na het overlijden wordt begraven dient behalve het in het vierde lid bedoelde verlof of document ook het in het derde lid bedoelde verlof van de burgemeester te worden overgelegd.

  • 6.

    Indien de begraving of de bijzetting in een bestaand eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd. De machtiging moet zijn ondertekend door de rechthebbende.

  • 7.

    Het is verboden om een lijk te begraven in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen)kist.

  • 8.

    Het is verboden om een lijk te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998.

  • 9.

    Het is verboden om in een kist of ander omhulsel voorwerpen of objecten bij te sluiten die niet tot de kist of het lijk behoren, anders dan kleine verteerbare grafgiften.

  • 10.

    Bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel dient ten minste 24 uur voorafgaand aan het tijdstip van begraving een schriftelijke verklaring te worden overgelegd - volgens een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen model - omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen. Indien van een lijkhoes gebruik wordt gemaakt, zal de aanbieder tevens moeten overleggen a) een afschrift van een rapport waaruit blijkt dat de gebruikte hoes voldoet aan de normen van het Lijkomhulselbesluit 1998 en b) een bewijs dat de betreffende hoes is aangekocht.

     

Artikel 13 Aanwijzing graf; controle bescheiden

  • 1.

    De aanwijzing van de plaats van het graf geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 8, in overleg met de aanvrager, door de beheerder.

  • 2.

    Tot de begraving of bijzetting wordt niet overgegaan dan nadat:

    • a.

      de beheerder heeft geconstateerd dat aan de in de artikelen 12 en 14 opgenomen vereisten is voldaan, en

    • b.

      alleen bij begraving van een lijk, de beheerder de identiteit van het lijk heeft vastgesteld door vergelijking van het op de kist of een ander lijkomhulsel vermelde registratienummer met dat op een bijgevoegd document dat tevens de namen, overlijdens- en geboortedata van de overledene dan wel de geslachtsnaam van de doodgeborene bevat.

5. Verlenging en overgang grafrechten

Artikel 14 Verlenging grafrechten

  • 1.

    Begraving of bijzetting van een asbus in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen 10 jaar afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn tot 10 jaar na deze begraving of bijzetting.

  • 2.

    De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of gebruiker en indien deze is overleden, door een van de in artikel 15, tweede lid, bedoelde personen.

Artikel 15 Overgang grafrechten

  • 1.

    Een grafrecht kan worden overgedragen door overlegging aan de beheerder van een door de rechthebbende of gebruiker en de betrokken rechtsopvolger getekend bewijs van overdracht. Overdracht is slechts mogelijk op naam van één (rechts)persoon.

  • 2.

    In geval van overlijden van de rechthebbende of gebruiker kan het grafrecht worden overgeschreven, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen 12 maanden na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker. Indien de rechthebbende is overleden en in het graf dient te worden begraven of zijn asbus dient te worden bezorgd, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3.

    Indien de in het vorige lid bedoelde overschrijving niet binnen de termijn van 12 maanden is gedaan, kan het college het grafrecht vervallen verklaren.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in de vorige leden bedoelde termijn kan het grafrecht alsnog op naam van een nieuwe rechthebbende of gebruiker worden gesteld, tenzij het grafrecht betrekking heeft op een graf dat inmiddels is geruimd.

  • 5.

    Een rechthebbende kan afstand doen van grafrechten, zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding.

6. Wijziging van het graf, opgraving en ruiming

Artikel 16 Opgraving

  • 1.

    Lijken zullen, behalve op gezag van een gerechtelijke autoriteit, niet worden opgegraven dan met verlof van de burgemeester van Bergen en voor zover het eigen graven betreft niet dan met toestemming van de rechthebbende.

  • 2.

    Bij de opgraving van lijken zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

Artikel 17 Ruiming

  • 1.

    Graven worden niet eerder geruimd dan na afloop van tien jaren na het begraven van het laatste lijk.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het vorige lid worden eigen graven niet eerder geruimd dan met toestemming van de rechthebbende dan wel wanneer het recht op de voet van het bepaalde in artikel 15, derde lid, of artikel 21 is vervallen.

  • 3.

    Rechthebbenden van een eigen graf dat voor 1 januari 2005 is uitgegeven en waarvoor destijds het recht op het schudden van het graf bestond, behouden dit recht en kunnen dit eigen graf laten schudden; in dat geval vindt ruiming van het graf plaats door het zorgvuldig bijeen garen van alle beenderen in een beenderenkist, die onder de bodem van het graf ingegraven wordt.

  • 4.

    Bij de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

7. Gedenktekens en grafbeplantingen

Artikel 18 Vergunning en onderhoud grafbedekking

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van het college grafstenen, zerken of andere gedenktekens te plaatsen, alsmede heesters of andere beplantingen op graven aan te brengen. Voor het aanvragen van de vergunning worden op verzoek door de beheerder formulieren verstrekt.

  • 2.

    Voor de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen kan het college nadere regels vaststellen. De regels kunnen per begraafplaats en per gedeelte van de begraafplaats verschillen.

  • 3.

    Een vergunning kan worden geweigerd indien:

    • a.

      de duurzaamheid van de gebruikte materialen onvoldoende of de fundering en constructie onvoldoende stevig en veilig wordt geacht;

    • b.

      de grafbedekking naar het oordeel van de beheerder ernstig afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de tekst of afbeelding op het gedenkteken naar het oordeel van de beheerder aanstootgevend of kwetsend kan zijn;

    • d.

      niet voldaan wordt aan de in het vorige lid bedoelde nadere regels.

  • 4.

    Het (doen) plaatsen of aanbrengen van gedenktekens of van beplantingen op graven geschiedt door de rechthebbende of gebruiker.

  • 5.

    Alle kosten voor het plaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van gedenktekens of van beplantingen op graven komen voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

  • 6.

    De rechthebbende of gebruiker is verplicht de grafbedekking naar het oordeel van de beheerder goed te onderhouden.

  • 7.

    Op algemene graven kan slechts een grafbedekking worden aangebracht, indien het graf vol is.

  • 8.

    Het is niet toegestaan losse voorwerpen van glas of een ander breekbaar materiaal op een graf te leggen.

  • 9.

    Het college is bevoegd een grafbedekking voor haar rekening en risico tijdelijk weg te nemen, indien dit voor het beheer van de begraafplaats noodzakelijk is. Het wegnemen van een grafbedekking voor een begraving of bijzetting geschiedt voor rekening en risico van de rechthebbende.

     

Artikel 19 Schade grafbedekking

  • 1.

    De in artikel 18 bedoelde grafmonumenten, beplantingen of andere grafbedekking worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vandalisme, vorst, storm, bliksem, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een gedenkteken ten behoeve van een bijzetting, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

  • 2.

    De rechthebbende of gebruiker is verplicht de - door welke omstandigheden ook - aan grafbedekking toegebrachte schade op eerste aanschrijven te herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.

  • 3.

    Indien binnen twee maanden na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het college bevoegd tot verwijdering en vernietiging van de gedenktekens of beplantingen over te gaan, waarbij geldt dat zij voor deze handeling niet aansprakelijk kan worden gesteld, onverlet het recht van het college tot herstel of vernieuwing op kosten van de rechthebbende of gebruiker over te gaan.

  • 4.

    Dit artikel is mede van toepassing op vanwege het college voor rekening van de rechthebbende of gebruiker aangebrachte gedenktekens of beplantingen.

Artikel 20 Beplanting en losse voorwerpen

  • 1.

    Op een eigen graf mogen winterharde gewassen en meerjarige planten worden aangebracht, mits deze in volle wasdom niet hoger dan 80 cm worden en de afmetingen van het graf niet worden overschreden.

  • 2.

    Op en rond een algemeen graf en een strooiveld mogen geen gewassen en planten worden aangebracht.

  • 3.

    Het is toegestaan om op of bij een graf losse bloemen te leggen of bloemen in steekvazen te plaatsen.

  • 4.

    Het is niet toegestaan om op een graf losse voorwerpen van glas en andere breekbare materialen te plaatsen, evenals lichte voorwerpen die gemakkelijk weg kunnen waaien.

  • 5.

    Verwelkte bloemen, verwaarloosde planten en losse voorwerpen kunnen door de beheerder worden verwijderd.

8. Einde van de grafrechten

Artikel 21 Vervallen grafrechten

  • 1.

    De grafrechten vervallen:

    • a.

      door het verlopen van de termijn;

    • b.

      indien de rechthebbende of gebruiker afstand doet van het recht;

    • c.

      indien de begraafplaats wordt opgeheven.

  • 2.

    Het college kan de grafrechten vervallen verklaren:

    • a.

      indien de betaling van het gebruiksrecht en de onderhoudskosten ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied;

    • b.

      indien de rechthebbende of gebruiker - ondanks een aanmaning - in verzuim blijft een op grond van deze verordening of de verordening op de lijkbezorgingsrechten op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

    • c.

      indien de rechthebbende of de gebruiker van een graf is overleden en het recht niet binnen één jaar is overgeschreven.

  • 3.

    In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, en in het tweede lid, vindt geen terugbetaling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht, betaalde onderhoudsbijdragen of eventuele andere kosten.

  • 4.

    Het eventueel op het graf aanwezige gedenkteken of beplanting kan gedurende een maand vóór het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. Na het vervallen van het grafrecht kunnen zij geen aanspraken op deze voorwerpen doen gelden.

9. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 22 Strafbepaling

  • 1.

    Hij die handelt in strijd met artikel 6, derde, vijfde, zesde en zevende lid, en artikel 12, zevende en achtste lid, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2.

    Overtreding van artikel 6, derde, vijfde, zesde en zevende lid, en artikel 12, zevende en achtste lid, van de verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 23 Onvoorziene situaties

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of indien verschil van mening bestaat over de uitleg van haar bepalingen, beslist het college.

Artikel 24 Overgangsbepaling

  • 1.

    Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de 'Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats 1995' gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de 'Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats 1995' is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 25 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als Beheersverordening begraafplaatsen Bergen 2005.

  • 2.

    De 'Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats 1995' vervalt op de dag van inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 21 december 2004 van de raad van de gemeente Bergen,

de griffier, de voorzitter,

Nota-toelichting  

Toelichting bij enkele bepalingen

Beheersverordening begraafplaatsen Bergen 2005

In deze toelichting worden slechts enkele onderdelen van bepalingen toegelicht. Het gaat dan om situaties die afwijken van een voorgaande praktijk of die andere of meer mogelijkheden bieden dan dat een gemiddelde lezer uit de soms wat strakke tekst van de verordening af kan leiden.

Een voorbeeld: het is juridisch niet relevant en zinvol om in de verordening te zetten dat eigen graven ook urnengraven, keldergraven, gedenkplaatsen of kindergraven kunnen zijn. Een te grote detaillering en verscheidenheid maakt de verordening onnodig complex. Maar de toelichting geeft een gedetailleerder beeld van de diverse mogelijkheden.

Artikel 1

Onderdeel a.

Degene die het verlof tot cremeren aanvraagt (al dan niet via een uitvaartverzorger) en die opdracht geeft voor de crematie, is de persoon die op grond van de Wet op de lijkbezorging ook de bestemming aan de as kan geven. Zoals bijzetting in een (urnen)graf of verstrooiing. Wanneer een asbus eenmaal in een graf is geplaatst, is niet meer de opdrachtgever van de crematie maar de rechthebbende of gebruiker beschikkingsbevoegd.

Onderdeel d.

De verordening is ook van toepassing op de gesloten begraafplaats aan de Ruïnelaan. Op de graven op de begraafplaats rusten voor zover bekend geen rechten meer. Er worden ook geen graven meer uitgegeven. Maar de begraafplaats wijkt qua administratie, de wenselijke rust en orde en andere algemene bepalingen niet af van de andere nog dienst doende begraafplaatsen.

Onderdeel e.

In de verordening wordt meerdere malen de beheerder genoemd als de bevoegde of verantwoordelijke persoon voor bepaalde handelingen of besluiten. In het merendeel van de gevallen gaat het feitelijk om taken van overig personeel, mogelijk ook van verschillende afdelingen en diensten, onder (eind)verantwoordelijkheid van de beheerder.

Onderdeel g.

Een eigen graf hoeft niet alleen bestemd te zijn voor het begraven van overledenen. Er kunnen ook asbussen worden bijgezet en op of in het graf kan as worden verstrooid. Het graf kan ook worden uitgegeven indien er niemand wordt begraven of geen as wordt bijgezet; het graf kan fungeren als gedenkplaats, bijvoorbeeld voor een persoon die langdurig is vermist, voor een persoon wiens graf onbekend of langer geleden geruimd is of voor een persoon waarvan de as na crematie verstrooid is. In een graf dat aanvankelijk fungeert als gedenkplaats kan natuurlijk altijd natuurlijk altijd later nog worden begraven of een asbus worden bijgezet. Niet alleen een eigen graf maar ook een urnengraf of urnennis kan als gedenkplaats fungeren.

Voor de stoffelijke overschotten van kinderen zijn op de begraafplaatsen graven in aparte vakken beschikbaar; er is evenwel geen verplichting om kinderen in een graf op een kindervak te begraven. De graven voor kinderen kunnen zowel algemene graven (met meerdere kinderen in een graf) als eigen graven zijn.

Onderdeel h.

Met de term 'gebruiker' wordt aansluiting gezocht bij de landelijk gebruikelijke terminologie, die overigens ook al decennia in Schoorl werd gebruikt.

Onderdeel i.

De uitgifte van een ruimte waarin een stoffelijk overschot of een asbus wordt bewaard, geschiedt schriftelijk. De beschikking waarmee dit geschiedt wordt in het systeem van deze verordening de grafakte genoemd. Ook wanneer een graf op naam van een andere persoon wordt overgeboekt, moet een nieuwe grafakte worden uitgegeven.

Onderdeel j.

Het grafrecht is het recht om gebruik te kunnen maken van een grafruimte. Het is niet alleen het recht om in het graf een stoffelijk overschot te begraven, maar ook om het begraven te houden gedurende de looptijd van het graf. In eigen graven kan meer dan één stoffelijk overschot worden bijgezet. De rechthebbende op het graf bepaalt wie mag worden bijgezet. Bij een algemeen graf krijgt de gebruiker het recht om één overledene te begraven, maar heeft hij geen zeggenschap over wie verder in dit graf wordt bijgezet. Een en ander geldt uiteraard ook voor de plaatsing van asbussen in eigen graven.

Onderdeel m.

De juridische basis voor een grafruimte in een urnenmuur of columbarium is het ‘algemene graf’. Daar is voor gekozen omdat bij een algemeen graf de gemeente de plaats bepaalt en deze kan veranderen. Normaal gesproken zal er niets veranderd hoeven worden. Maar op lange termijn kan het nodig zijn een urnenmuur te renoveren, te verplaatsen of anders in te delen. Indien de grafruimte voor de asbus als een – in wettelijke termen – ruimte met een uitsluitend recht zou worden uitgegeven, kan nooit een renovatie of verplaatsing plaats vinden indien de rechthebbende dit niet wenst. In een extreem geval zou een vervallen urnenmuur niet gerenoveerd of verplaatst kunnen worden als één familie niet wenst mee te werken. Dat lijkt onredelijk en onwenselijk, vandaar deze andere juridische basis. Uiteraard kunnen urnennissen zolang worden behouden als nabestaanden wensen, maar niet per se op dezelfde locatie.

De nis kan zich bevinden in een urnenmuur in open lucht, maar ook in een inpandig columbarium. Dat maakt voor de rechten geen verschil. Of in een nis een of twee asbussen kan worden geplaatst, hangt af van de beschikbare ruimte en van de vraag of de gebruiker de asbus in een urn wenst te plaatsen of niet. De urn neemt ook extra ruimte in.

Artikel 2

Zie de toelichting bij artikel 1, onderdeel m.

Artikel 3

Het hier omschreven beheer omvat het beheer van gemeentewege in ruime zin. Het voeren van de administratie en het aanleggen, openen, sluiten en ruimen van graven, het begraven, opgraven en herbegraven van lijken, het bijzetten en wegnemen van asbussen, het afnemen en plaatsen van grafmonumenten en voorwerpen in verband met het openen van graven, het verstrooien van as en het onderhouden van het terrein vallen er allemaal onder. De tarieven voor de onderscheidene diensten worden door de raad vastgesteld in de verordening op de heffing en invordering van lijkbezorgingsrechten.

Artikel 4

Leden 2, 3 en 5.

Op grond van de artikelen 27 en 65 Wet op de lijkbezorging is de houder van een begraafplaats of plaats van bijzetting van asbussen verplicht een register bij te houden van lijken en asbussen, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats van begraving of bijzetting. Artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging bevat nadere voorschriften ten aanzien van de gegevens die moeten worden opgenomen ter zake van bijgezette asbussen.

De registers zijn geen zelfstandige boekwerken of computerbestanden, maar een onderdeel van de begraafplaatsadministratie. Deze administratie is voor derden niet toegankelijk. De in of krachtens de wet voorgeschreven gegevens zijn wel openbaar en worden op verzoek aan iedere aanvrager verstrekt.

Lid 4.

De verordening verplicht rechthebbenden en gebruikers de wijziging van hun adres door te geven. Het is belangrijk het adresbestand van de begraafplaatsadministratie actueel te houden, in verband met het aanbieden van verlenging van de termijn van eigen graven, kindergraven en urnenruimten. Bij eigen graven gaat het om een wettelijke plicht. Ook ten aanzien van algemene graven is het wenselijk om in geval van problemen nabestaanden te kunnen benaderen. Wanneer zij tijdig in kennis worden gesteld van het voornemen om algemene graven te ruimen, kunnen zij de wens te kennen geven dat de overledene in een nieuw eigen graf wordt begraven. Ook is het mogelijk de stoffelijke resten alsnog te laten cremeren en in een asbus te bergen en bij te zetten.

Op de noodzaak om adreswijzigingen door te geven kan ook in de grafakten en in folders en ander informatiemateriaal worden geattendeerd.

Lid 5.

In de heffingsverordening kan worden bepaald dat gegevens uit het register of de administratie worden verstrekt tegen betaling van kosten.

Artikel 6

Lid 1.

De begraafplaatsen zijn in beginsel overdag toegankelijk; het college stelt de nadere tijden vast in een uitvoeringsregeling. Met het oog op bestrijding van eventueel regelmatig vandalisme biedt het eerste lid de mogelijkheid om de toegang tot bepaalde uren te beperken, bijvoorbeeld om toezicht mogelijk te maken. Afhankelijk van ervaring kan het gaan om een tijdelijke of permanente maatregel.

Lid 2.

Voor werkzaamheden als opgravingen en ruimingen kan de beheerder tijdelijk (een deel van) de begraafplaats voor bezoekers afsluiten. Het is aan de beheerder om te beoordelen welke personen bij het delven en openen van graven en andere werkzaamheden aanwezig kunnen zijn.

Lid 4.

Bezoekers en werklieden dienen zich te gedragen overeenkomstig de op een begraafplaats gepaste wijze. Het is ongewenst om op de graven te lopen of te zitten, de begraafplaats te verontreinigen, loslopende honden mee te nemen, gereedschappen en andere niet tot de graven behorende voorwerpen op of tegen graven te leggen etc., zoals in het zesde lid is gespecificeerd. Daarnaast zijn het maken van luide muziek, het houden van een picknick of een barbecue, het plaatsen van een tent en dergelijke ongewenst.

Lid 6.

De beheerder kan toestemming verlenen voor het op de begraafplaats rijden met een lijkauto, te behoeve van een begrafenis. Ook kan toestemming worden verleend aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen voor aanleg- en onderhoudswerkzaamheden. De toestemming kan mondeling worden verleend.

Artikel 7

Lid 1.

Begrafenissen en andere plechtigheden vinden in de regel plaats op werkdagen en zaterdagen. Soms wordt door opeenvolgende zon- en feestdagen de periode waarin niet begraven zou kunnen worden te groot. In dat geval kan dan ook begraving op andere dagen worden toestaan. Met het oog op wensen van nabestaanden, is er geen bezwaar om ook op andere dagen en tijdstippen te begraven, as te verstrooien of andere plechtigheden te houden. Of dit in concrete situaties mogelijk is, is ter beoordeling van de beheerder. De feitelijke beschikbaarheid van personeel op ongebruikelijke dagen en tijdstippen, werkgeversverplichtingen en Arbo-wetgeving spelen een rol in de overwegingen van de beheerder.

Lid 2.

Begrafenissen, bijzettingen van asbussen of de verstrooiing van as worden in de regel enkele dagen tevoren door uitvaartverzorgers aangemeld bij de beheerder. De beheerder zal zoveel mogelijk aan de wens van de aanvrager tegemoet komen. Wanneer echter meer begrafenissen of andere plechtigheden voor een zelfde tijdstip worden aangemeld, moet de beheerder voor een goede gang van zaken de bevoegdheid hebben een ander tijdstip vast te stellen.

Artikel 8

Het artikel voorziet in de mogelijkheid om feitelijk te kunnen sturen in het beheer van de begraafplaats. In sommige vakken kan de uitgifte van graven tijdelijk worden gestaakt, als dit voor een gedeeltelijke herinrichting of groot onderhoud wenselijk is. Er kan ook worden besloten om in een bepaalde urnenmuur geen nissen meer uit te geven. Bijvoorbeeld wanneer deze muur op korte of middellange termijn verplaatst of vervangen moet worden.

Ook kan onderscheid worden gemaakt in soorten graven en binnen dezelfde soort. Eigen graven kunnen bijvoorbeeld ook worden uitgegeven in een iets kleiner formaat ten behoeve van het begraven van kinderen tot een bepaalde leeftijd.

Terzake van het onderscheid tussen de graven kan een uitvoeringsbesluit worden vastgesteld.

Artikel 9

Lid 1.

Algemene graven worden per definitie slechts uitgegeven voor directe teraardebestelling van een overledene. Deze graven kunnen niet worden gereserveerd. De graven kunnen niet worden gebruikt als gedenkplaats. In algemene graven kunnen ook kinderen worden begraven, indien de ouders of verzorgers dit wensen. In algemene graven kunnen door gebruikers geen grafkelders worden aangebracht.

Lid 2.

Eigen (urnen)graven kunnen worden gereserveerd, dat wil zeggen worden uitgegeven zonder dat er direct begraven wordt. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan mensen die een graf willen reserveren naast het eigen graf van hun ouders. Of aan personen, al dan niet zonder nabestaanden, die de regie van hun uitvaart in eigen hand nemen. Voor een gereserveerd graf moeten de gebruikelijke kosten en bijdragen in het onderhoud worden betaald.

Indien men een gedenkplaats wenst - om er een monument te plaatsen voor een of meer personen die elders begraven zijn, wiens graf inmiddels geruimd is of die gecremeerd zijn - dient men een eigen (urnen)graf te huren. Vanzelfsprekend gelden voor een dergelijke herdenkingsplaats dan de normale tarieven voor een eigen (urnen)graf.

Ook kan een eigen (urnen)graf worden gebruikt om as te verstrooien.

Eigen graven worden uitgegeven voor de termijn van 20 jaren. Na afloop van de eerste termijn van uitgifte is verlenging mogelijk voor 10 jaar. En vervolgens telkens in verdere stappen van 10 jaar, conform de wettelijke voorschriften op dit punt. Grafrechten mogen op grond van wettelijke voorschriften niet eerder worden verlengd, dan 2 jaar voor afloop. De beheerder zal tijdig schriftelijk verlenging van het grafrecht aanbieden. Indien een rechthebbende of gebruiker niet op korte termijn reageert op het aanbod tot verlenging van een grafrecht op een eigen graf of een eigen urnenplaats, mag hij tot verlenging besluiten tot de dag voorafgaand aan de dag waarop het grafrecht verloopt. Indien de rechthebbende na het verstrijken van de termijn te kennen geeft alsnog met terugwerkende kracht te willen verlengen, heeft hij het recht op verlenging verloren. Het is het aan de beheerder om te besluiten wel of niet met een verlenging met terugwerkende kracht in te stemmen. Indien het graf inmiddels is geruimd, is verlenging niet meer mogelijk. Als de beheerder een verlenging vanuit het oogpunt van beheer (bijvoorbeeld wanneer er schaarste is in een bepaald type graf, of wanneer het betreffende grafvak op korte of middellange termijn wordt heringericht) niet wenselijk acht, dan wordt geen verlenging met terugwerkende kracht toegestaan.

Indien de verlenging van een eigen graf tijdig wordt gevraagd, dan wel aangeboden en geaccepteerd, kan de verlenging op grond van de wet niet worden geweigerd.

In eigen graven kunnen van oudsher ook kelders zijn aangebracht. Een keldergraf valt in deze verordening gewoon onder het begrip eigen graf.

Ook is denkbaar dat bij een uitbreiding van een begraafplaats wandgraven worden geplaatst. Ook deze graven zijn dan eigen graven.

Eigen graven kunnen ook worden uitgegeven als kindergraf, met een wat kleiner meer ‘kindvriendelijk’ formaat. De mogelijkheden worden uitgewerkt in een uitvoeringsbesluit.

Lid 3.

Bij een begraving in een algemeen graf krijgt de gebruiker het recht om een overledene op een namens het college aangewezen plaats in een door het college aangewezen graf te begraven en begraven te houden. Het recht op een eigen graf geeft de rechthebbende het uitsluitend recht daarin te doen begraven en begraven te houden. Het belangrijkste verschil is dat de rechthebbende van een eigen graf beslist welke andere personen in dat graf worden bijbegraven of van wie de asbus wordt bijgezet. Een ander belangrijk verschil is dat het recht op een eigen graf altijd verlengd kan worden. Het gebruik op een ruimte in een algemeen graf kan dat niet.

Lid 4.

Grafrechten, zowel met betrekking tot een algemeen graf, als een eigen graf, worden schriftelijk gevestigd door middel van een grafakte. Dit om betrokkenen rechtszekerheid te bieden.

Lid 5.

Graven die voor onbepaalde tijd zijn uitgegeven en waarvan ook de onderhoudsbijdragen in het verleden voor onbepaalde tijd zijn afgekocht, worden in stand gehouden zolang de begraafplaats blijft bestaan. Echter, voor deze graven geldt ook de wettelijke regel dat bij ernstige verwaarlozing van het grafmonument en indien de rechthebbende niet tot reparaties of vervanging van het monument overgaat, het grafrecht kan vervallen. Ook dient te worden voldaan aan de verplichting in artikel 15, dat het grafrecht moet worden overgeschreven op een nieuwe rechthebbende, binnen een jaar na het overlijden van de rechthebbende.

Lid 6.

Het al dan niet kunnen plaatsen van een kelder kan afhangen van technische factoren, zoals voldoende beschikbare ruimte. Op sommige oudere gedeelten zijn de bestaande graven tamelijk smal. Dan kan een graf niet worden heruitgegeven voor de plaatsing van een kelder, omdat de wanden van de kelder dan in buurgraven zouden staan. Het graf moet ook bereikbaar zijn voor het transport van een kelder. Er moet ook ruimte zijn voor het veilig kunnen gebruiken van takels en dergelijke. Het is denkbaar dat in sommige gevallen geen prefab kelder mogelijk is, maar wel een op maat gemetselde kelder. Aankoop, transport en plaatsing van een kelder zijn allemaal voor rekening van de rechthebbende. De gemeente kan een tarief in rekening brengen vanwege de kosten van toezicht en de kosten van het toekomstig verwijderen van de kelder.

Een kelder hoeft overigens niet alleen in een graf onder het maaiveld te staan. Het is denkbaar dat wellicht ook wandgraven mogelijk zijn: dat zijn kelders die niet van boven maar vanuit de korte zijkant geopend kunnen worden. Als dergelijke graven beschikbaar komen, zullen zij door de gemeente worden aangelegd en compleet worden aangeboden.

Artikel 10

Lid 1.

Een asbus dient op grond van wettelijke voorschriften na crematie een maand door de crematoriumhouder te worden bewaard, alvorens de as een bestemming krijgt. Bijzetting van een asbus in een graf of columbarium kan derhalve eerst na een maand na de crematie plaats vinden.

Lid 2.

Omdat bijzetting van een asbus in een gewoon algemeen graf een inefficiënt ruimtebeslag zou betekenen, is dat uitgesloten. Bovendien zou begraving van een asbus tussen stoffelijke resten in kisten een onnodige belemmering vormen voor het eventueel een andere bestemming geven van de as. De opgraving van een asbus uit een algemeen graf zou de grafrust van andere begravenen kunnen belemmeren.

Behalve bijzetting in een graf zijn uiteraard ook andere bestemmingen van as mogelijk. Verstrooiing kan behalve in of boven een eigen graf ook plaatsvinden op een strooiveld van een begraafplaats. Verstrooiing kan ook plaatsvinden op een strooiveld elders, boven zee of op een andere door de overledene of diens nabestaanden gewenste plek. Men is daarbij uiteraard gebonden aan de daarvoor geldende regels van de betreffende gemeente; in voorkomende gevallen is ook toestemming van de eigenaar van de ondergrond vereist.

Lid 5.

Het is het voornemen alle begraafplaatsen in hun geheel aan te wijzen als strooiveld, zodat zowel boven elk graf as kan worden verstrooid. Twee begraafplaatsen hebben een strooiveld waar as kan worden verstrooid. Op een strooiveld mogen geen monumentjes of andere voorwerpen ter herdenking van een overledene worden aangebracht. Als men een plek voor het gedenken van een overledene wenst, om een monumentje en bloemen e.d. te plaatsen, kan men een graf huren en dat als gedenkplaats inrichten. Omdat niet elke begraafplaats een strooiveld heeft, kan ook in overleg met de beheerder worden bezien of elders op die begraafplaats verstrooid mag worden. De beheerder is degene die het laatste woord heeft in de keuze van de plaats van verstrooiing. As kan voort alleen worden verstrooid op en in een eigen graf (een eigen urnengraf inbegrepen).

Lid 6.

Voor het geval de gebruiker van een urnengraf of urnennis de eerste termijn niet verlengt, of na ruiming van een eigen graf geen aanwijzingen voor de bestemming van de as geeft, maar ruiming van de asbus wegens de wettelijke termijn van twintig jaar nog niet mogelijk is, regelt dit lid dat bijzetting voor een kortere termijn dan twintig jaren impliceert dat opdracht wordt gegeven voor verstrooiing van de as, tenzij de gebruiker of aanvrager alsnog andere aanwijzingen geeft. Een wijziging van de bestemming van de as, in opdracht van betrokkenen, is namelijk wel mogelijk binnen de termijn van twintig jaren. Feitelijk komt dit overeen met ruiming, omdat ruiming ook geschiedt door verstrooiing van de as.

Artikel 11

Lid 1.

Eigen graven kunnen bij leven worden gereserveerd. Een eigen graf kan ook uitgegeven worden, zonder dat er direct (en zelfs ooit) begraven wordt. Een eigen graf kan dienen als gedenkplaats en het kan ook worden gebruikt als eigen strooiveld.

In het geval dat nabestaanden een eigen graf bij wijze van gedenkplaats of particulier strooiveld kiezen zijn, alle rechten en plichten, alsmede ook de kosten, van een eigen graf van toepassing. Men kan denken aan het geval dat de eerst overledene van een (echt)paar is gecremeerd en diens as is verstrooid. De langstlevende partner kan dan een grafrecht vestigen en een monument laten plaatsen en later eventueel zelf in dit graf worden bijgezet.

Lid 2.

Het college stelt nadere regels vast voor de afmetingen van graven en de grafbedekking.

Sommige nabestaanden hebben de neiging om een graf uitbundig te beplanten of om er een fors grafmonument of voorwerpen te plaatsen. Om hinder voor buurgraven te voorkomen is het gewenst dat afmetingen worden vastgesteld. De afmetingen die voor een grafbedekking kunnen worden gebruikt, zijn iets kleiner dan de oppervlakte van het graf. Om in bestaande graven tussen andere graven te kunnen begraven, monumenten goed te kunnen stellen en beplanting niet te laten voortwoekeren over buurgraven e.d., is een bepaalde afstand tussen de grafbedekkingen gewenst. De bepaling is niet van toepassing op bestaande grafmonumenten: eventuele grotere monumenten hoeven niet te worden veranderd.

Lid 3.

Ontwikkelingen op de begraafplaatsen hebben soms tot gevolg dat bepaalde voorzieningen (tijdelijk) niet meer beschikbaar zijn, of juist beschikbaar komen. Om niet telkens bij elke wijziging de verordening en een uitvoeringsregeling direct aan te hoeven passen, maakt dit lid een flexibele praktijk mogelijk. Het is de bedoeling dat de beschikbaarheid van bepaalde typen graven en urnenruimten door middel van brochures en andere publicaties ter kennis van het publiek wordt gebracht.

Artikel 12

Lid 1 en 2.

Het is wenselijk dat een begrafenis of bijzetting tijdig wordt gemeld. Het ligt in de aard der zaak dat bij een nieuw graf of een nieuwe urnenruimte wordt aangegeven welk type men wenst en voor welke termijn. Op het aanvraagformulier kunnen ook bijzondere omstandigheden worden gemeld, zoals een ongebruikelijk formaat lijkkist en het gebruik van een lijkhoes. Bij voorkeur wordt het formulier ingevuld en ondertekend door de aanvrager, degene die opdracht geeft voor de uitvaart. Indien het formulier wordt ingevuld door een gemachtigde, zoals bijvoorbeeld een uitvaartondernemer, zal deze dienen aan te geven wie zijn opdrachtgever en dus de eigenlijke aanvrager is. Dit is van belang om te bepalen wie rechthebbende of gebruiker is of wordt.

Lid 4.

Bij overledenen die in het buitenland zijn overleden en in de gemeente worden begraven, dient de ambtenaar van de burgerlijke stand van

Bergen nog een verlof tot begraven af te geven, met uitzondering van het geval dat de betrokken personen in België of Luxemburg zijn overleden. In die laatste gevallen kan aan de hand van documenten uit die landen worden begraven.

Lid 6.

Indien de rechthebbende is overleden en zelf in het betreffende graf begraven moet worden, dient het grafrecht eerst op een nieuwe rechthebbende te zijn overgeboekt alvorens de begrafenis kan plaatsvinden. Zonder opdracht van een rechthebbende mag nimmer een begrafenis in een eigen graf plaatsvinden. Het overleg na een overlijden, tussen de nabestaanden onderling en met de uitvaartverzorger, is in de praktijk vaak ook een goed moment om in familiekring te bezien wie het grafrecht overneemt.

Lid 7.

Het gebruik van een zinken kist is op grond van artikel 15 jo. 4 van het Besluit op de lijkbezorging (Stb. 1997, 647) toegestaan voor stoffelijke overschotten die uit het buitenland komen, mits de ondoordringbaarheid is opgeheven. Ook in het laatste geval blijft een zinken of andere metalen kist evenwel een belemmering voor een natuurlijke lijkontbinding. Het is daarom gewenst om het zink voor begraving te verwijderen of de overledene in een andere wel geheel vergankelijke kist of ander wettelijk toegestaan omhulsel te bergen.

Lid 8.

Het is reeds op grond van het Besluit op de lijkbezorging verboden om een lijk te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998. In de praktijk bleek dat dit verbod op grote schaal werd overtreden. Om controle mogelijk en logisch te maken, is het nog eens uitdrukkelijk opgenomen in deze verordening.

Lid 9.

Het bepaalde in dit lid heeft de bedoeling om het mee begraven van voorwerpen die niet in de grond horen, die niet vergankelijk zijn of die een natuurlijke lijkontbinding kunnen belemmeren, te voorkomen. Er is geen enkel bezwaar tegen het mee begraven van voorwerpen als kindertekeningen, een kleine stoffen knuffel of een rozenkrans. Maar wel tegen technische hulpmiddelen zoals een koelmatras, plastic zakken met kledingresten van het slachtoffer van een verkeersongeval, medisch afval e.d. In twijfelgevallen kan een uitvaartverzorger in overleg treden met de beheerder van de begraafplaats.

Lid 10.

Uitvaartverzorgers - of nabestaanden die een overledene laten begraven zonder tussenkomst van een uitvaartverzorger - moeten tenminste 24 uur voor de begrafenis een verklaring overleggen, waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de vorige drie leden van dit artikel. Indien aan de hand van een recent aankoopbewijs kan worden aangetoond dat eventueel gebruik wordt gemaakt van een lijkhoes van een merk en type dat voldoet aan de wettelijke normen, hoeft geen testrapport meer te worden overgelegd. Welke hoezen voldoen aan de wettelijke normen, wordt regelmatig gepubliceerd door de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen. Waarschijnlijk zal de rijksoverheid binnen afzienbare tijd een onafhankelijke rijksdienst met controle van hoezen belasten. Verklaringen van producenten of leveranciers, zonder deugdelijk onderliggend testrapport, kunnen worden geweigerd omdat is gebleken dat dergelijke verklaringen niet altijd waarheidsgetrouw zijn.

De beheerder van de begraafplaats of andere door het college van burgemeester en wethouders aangewezen personen kunnen controleren, o.a. door inspectie van de inhoud van de kist of een ander omhulsel, of aan wettelijke bepalingen en de bepalingen van dit artikel voldaan wordt. Men controleert ook de aanwezigheid van een verlof tot begraving en het document als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging dat wisseling van kisten en overledenen moet voorkomen.

De verklaring moet tijdig en volledig ingevuld worden aangereikt om de beheerder van de begraafplaats in staat te stellen nader onderzoek te doen, inlichtingen in te winnen of overleg te plegen.

Indien blijkt dat een verklaring niet waarheidsgetrouw is, kan de begraving worden uitgesteld of geweigerd. Onderzoek zal steekproefsgewijs plaats vinden. In ernstige gevallen kan er aanleiding zijn voor een strafrechtelijk onderzoek door justitie en kan een uitvaartverzorger worden verboden om gedurende een nader te bepalen periode zijn werkzaamheden op de begraafplaats(en) uit te oefenen.

De verklaringen zullen in de begraafplaatsadministratie worden bewaard, omdat informatie over de aanwezigheid van bepaalde materialen en voorwerpen nuttig kan zijn bij opgravingen en ruiming van het graf. Ook kunnen uitvaartverzorgers er achteraf op worden aangesproken als blijkt dat feiten en verklaringen niet overeen kwamen.

Artikel 14

In een graf waarvan de termijn binnen tien jaar afloopt, mag in verband met de wettelijke termijn van grafrust slechts worden begraven indien de termijn tot tien jaar na de begrafenis wordt verlengd. Stel dat bijvoorbeeld in 2005 wordt begraven in een graf waarvan de termijn in 2009 afloopt, dan moet het grafrecht met 6 jaar worden verlengd tot 2015. De kosten van deze verlenging bedragen een evenredig deel van de kosten van een verlenging van 10 jaar. Een eventuele volgende verlenging geschiedt op de voet van het bepaalde in artikel 9, derde lid. In het geval van het zojuist genoemde voorbeeld is dat van 2015 tot 2025; niet van 2015 tot 2019.

Artikel 15

Lid 1.

Het is gewenst dat direct na het overlijden van een rechthebbende of gebruiker een nieuwe rechthebbende of gebruiker wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Indien de rechthebbende op een graf is overleden en in het betreffende graf begraven moet worden, kan deze begraving pas geschieden nà de overschrijving van het graf. Het grafrecht kan slechts worden overgeschreven op naam van één (rechts)persoon. Het grafrecht gaat niet automatisch over op grond van erfrecht.

Lid 2.

De termijn voor overschrijving van een graf wordt gesteld op maximaal een jaar. De termijn waarbinnen een overschrijving gerealiseerd moet worden is evenwel veel korter dan een jaar, namelijk enkele dagen, als de rechthebbende is overleden en zelf in het betreffende graf begraven moet worden. Immers alleen een nieuwe rechthebbende kan de begraving toestaan. Zie artikel 12, zesde lid, en de toelichting aldaar.

Lid 3 en 4.

Het derde lid legt een sanctie op, in het geval dat niet aan de bepaling van het tweede lid wordt voldaan. Het is ongewenst dat graven van personen waarvan geen nabestaanden bekend zijn of waarvoor niemand zich meer verantwoordelijk voelt voor lange termijn in stand blijven, mede omdat de gemeente dan het risico draagt van schade die kan worden veroorzaakt door omvallende grafstenen en inzakkende grafkelders. De bepaling geeft de gemeente, mede gelet op het vierde t/m zevende lid van artikel 28 van de wet, de gelegenheid om verwaarloosde graven te verwijderen.

Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met soepelheid zal worden gehanteerd.

Lid 5.

Het vijfde lid bepaalt dat een rechthebbende kan afstand kan doen van grafrechten, zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding. Het afstand doen van rechten kan een keuze zijn, wanneer het grafmonument beschadigd of verwaarloosd is en de rechthebbende geen kosten voor herstel of een opknapbeurt wil maken.

Artikel 17

Over ruiming van individuele graven wordt beslist door de beheerder, met inachtneming van wettelijke voorschriften en een eventueel door het college te stellen kader. Ruiming kan geschieden door het onder de bodem van een graf dieper herbegraven van stoffelijke resten, dan wel door het overbrengen van de stoffelijke resten naar een verzamelgraf. Het laatste is in onze gemeente het meest gebruikelijk.

In het verleden konden rechthebbenden op een eigen graf dit eigen graf laten schudden. Schudden is een vorm van ruiming door het zorgvuldig bijeen garen van alle beenderen van eerder begraven personen, die dan dieper onder de bodem van het graf ingegraven worden. Het recht op schudden is een essentieel onderdeel van een oud grafrecht, dat niet door een nieuwe verordening kan worden beperkt. Er zijn echter soms wel technische problemen met het schudden. Het schudden van een 2-diep graf is gewoonlijk geen probleem. Op enkele plaatsen zijn echter in het verleden graven 3-diep uitgegeven, terwijl later door het waterschap het grondwaterpeil is verhoogd. De onderste grafruimte bevindt zich dan deels in het grondwater. Dat is een technische complicatie bij het schudden. Het is wettelijk niet verboden om deels in het grondwater te begraven. Het levert, zo uit diverse landelijke onderzoeken is gebleken, geen gevaar op voor verontreiniging van het grondwater. Maar het is wel storend voor een normale lijkvertering. Het is wel verboden om een graf uit te geven dat deels met grondwater in aanraking komt, maar hier gaat het om bestaande graven. Het recht op schudden kan juridisch niet beperkt worden, zolang de betreffende graven door dezelfde rechthebbende en diens rechtmatige opvolgers in stand worden gehouden. Betrokkenen zullen echter wel moeten worden voorgelicht over de feitelijke effecten voor een begraven stoffelijk overschot. Er zal in de verordening lijkbezorgingsrechten een hoger tarief worden gevraagd voor het op wens 3-diep schudden ten opzichte van het 2-diep schudden, vanwege ook de extra technische voorzieningen die nodig zijn om personeel (tijdelijk) droog en veilig de betreffende werkzaamheden uit te laten voeren.

Artikel 18

Lid 1 t/m 4.

Het college kan nadere regels vaststellen voor de gedenktekens en grafbeplanting.

Duurzaamheid van de voor gedenktekens te gebruiken materialen, veiligheid van bezoekers en personeel, het aanzien van de begraafplaats als geheel en het voorkomen van overlast voor belendende graven zijn de belangrijkste invalshoeken voor het vaststellen van die regels. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt kan het wenselijk zijn voor bepaalde delen van de begraafplaats andere normen te hanteren dan voor overige delen.

Voor grafbeplanting is geen vergunning vereist; nabestaanden dienen zich wel te houden aan eventuele richtlijnen van het college en overige voorschriften zoals de beschikbare ruimte op het graf en de hoogte van de beplanting.

Lid 5.

Op een gedenkteken moet door de steenhouwer of andere leverancier het grafnummer duurzaam worden aangebracht. Op eenvoudig weg te nemen voorwerpen die bestemd zijn om permanent op een graf te liggen moet behalve het grafnummer ook het nummer van het vak en de categorie worden aangebracht. Bij omlijstingen moet het grafnummer links op de bovenzijde van de voorband worden aangebracht; op liggend werk links onderaan op het bovenaanzicht; op staand werk links op de steen of het voetstuk op 10 cm boven de fundatie of het maaiveld; bij gebruik van blokken aan weerszijden, op het linker blok boven het midden. De beheerder kan deze voorschriften wijzigen of aanvullen.

Lid 6 t/m 9.

Nabestaanden zijn verplicht de grafbedekking - gedenktekens en beplanting - goed te onderhouden. Dit onderhoud moet niet worden verward met de taak van de gemeente om de begraafplaatsen als geheel te onderhouden. De gemeente heeft geen verplichting om individuele grafmonumenten of grafbeplantingen aan te brengen, zonodig te herstellen en te onderhouden.

Indien nabestaanden de grafbedekking niet goed onderhouden of zich niet aan de vergunning of andere regels houden en ook na een waarschuwing in gebreke blijven, kan op grond van het bepaalde in artikel 21, tweede lid, onderdeel b, het grafrecht vervallen worden verklaard.

De gemeente kan het - onverlet het bovenstaande - als haar taak zien om het onderhoud van graven en grafmonumenten met een bijzondere historische of cultuurhistorische waarde voor haar rekening te nemen. Dit zal in het algemeen pas het geval zijn als de betrokken familie het graf(recht) heeft prijsgegeven en het graf derhalve niet meer onderhoudt. Dit valt dan echter beleidsmatig onder monumentenzorg en niet onder het beheer van de begraafplaatsen.

Met betrekking tot het bepaalde in lid 9 kan worden opgemerkt dat het wegnemen van de grafbedekking op een bestaand eigen graf ten behoeve van een begraving of de bijzetting van een asbus altijd geschiedt voor rekening en risico van de rechthebbende. Deze kan daartoe een steenhouwer opdracht geven, maar indien de tijd voor het gereed maken van het graf te kort is, kan ook de beheerder van de begraafplaats dit doen.

Soms kan het voor het beheer van de begraafplaats ook noodzakelijk zijn dat de grafbedekking tijdelijk wordt verwijderd van gemeentewege. Bijvoorbeeld wanneer bij graafwerkzaamheden in een buurgraf een graf en een monument dreigt te verzakken. De dan te nemen maatregelen zijn voor rekening en risico van de gemeente.

Artikel 19

Grafmonumenten, grafbeplanting of andere voorwerpen zijn aangebracht voor risico van de rechthebbende of gebruiker. Indien een gedenkteken of beplanting tijdelijk wordt weggenomen in verband met een begraving, is spontane breuk van (een deel van) het monument als gevolg van bijvoorbeeld ouderdom of verborgen scheuren e.d., of het niet weer aanslaan van de teruggeplaatste beplanting, het risico van de nabestaanden. Indien een monument wordt beschadigd door onzorgvuldig handelen of opzet van medewerkers van de gemeente, is de gemeente uiteraard wel gehouden tot vergoeding van de schade.

Artikel 20

Lid 4 en 5.

Glazen losse voorwerpen worden geweerd, omdat die om kunnen vallen en breken, waarbij scherven en splinters in de aarde terecht kunnen komen. Deze kunnen verwondingen veroorzaken als in een graf wordt begraven of beplanting of een monument wordt aangebracht. Voorwerpen die weg kunnen waaien, verontreinigen de begraafplaats.

De begraafplaats is niet aansprakelijk voor verdwenen of beschadigde losse voorwerpen op een graf. Losse voorwerpen kunnen wegwaaien, of door andere bezoekers of door dieren worden weggehaald.

Verwelkte bloemen, verwaarloosde planten, losse en glazen voorwerpen kunnen zonder voorafgaande kennisgeving en zonder enig recht op vergoeding worden verwijderd. Gewoonlijk zal dit 7 tot 10 dagen na een bijzetting geschieden.

Artikel 21

Grafrechten vervallen niet nadat betrokkene schriftelijk uitdrukkelijk en tijdig voor de gevolgen van zijn handelen of nalaten is gewaarschuwd.

De mogelijkheid in het vierde lid voor rechthebbenden om grafmonumenten weg te nemen, kan worden gemeld in de brief waarmee tijdig verlenging van het graf wordt aangeboden. Indien het grafrecht wordt verlengd is de opmerking niet van toepassing. Wenst men het recht niet te verlengen, dan kan men zelf te zijner tijd een monument (laten) afnemen indien men daar prijs op stelt.