Organisatie | Hengelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening kinderopvang gemeente Hengelo 2004 |
Citeertitel | Verordening kinderopvang gemeente Hengelo 2004 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
WK, art.25
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2005 | 16-12-2015 | Nieuwe regeling | 09-11-2004 Hengelo's Weekblad, 23-11-2004 | Onbekend |
De raad van de gemeente Hengelo, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 november 2004, SZW/SZ, nr. 59392; gelet op de Wet kinderopvang en artikel 149 van de Gemeentewet; overwegende dat op grond van artikel 25 van de Wet kinderopvang de gemeenteraad bij verordening regels moet vaststellen omtrent de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang van de gemeente; B E S L U I T vast te stellen de hierna volgende Verordening kinderopvang gemeente Hengelo 2004
Paragraaf 2. Vaststelling noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie
Artikel 4 - Inhoud van de beschikking
Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval:
Paragraaf 4. VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING
Burgemeester en wethouders weigeren de tegemoetkoming indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 22 van de wet.
Artikel 11 - Omvang van de kinderopvang
In afwijking van het eerste lid verlenen Burgemeester en wethouders bij een ouder als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de wet de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar hun oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg.
De Wet Kinderopvang beoogt het ouders of verzorgers gemakkelijker te maken werk en zorg te combineren. Niet alleen werkenden kunnen een beroep doen op de Wet Kinderopvang. Een aantal in de wet benoemde doelgroepen kan een beroep doen op de gemeente voor het betalen van een deel van de kosten die zij maken voor kinderopvang. De vergoeding door de gemeente van een deel van de kosten voor kinderopvang wordt aangeduid met de term 'tegemoetkoming kosten kinderopvang'.
Artikel 25 Wet kinderopvang bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt omtrent de tegemoetkoming van de gemeente. Deze regels hebben betrekking op de verlening, de voor-schotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming. Deze verordening geeft uitvoering aan deze wettelijke opdracht.
De tegemoetkoming is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te weten: een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op een bepaalde activiteit van de aanvrager. Titel 4.2 van de Awb die regels stelt over subsidies is van toepassing op de tegemoetkomingen. Dit betekent dat op de verstrekking van tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang door de gemeente drie regelingen van toepassing zijn:
De 'Algemene verordening budgetsubsidiëring' is alleen van toepassing voor zover in deze verordening geen regels zijn gesteld. Het principe geldt dat de meest specifieke regeling voorrang heeft boven de algemene regeling.
HOOFDLIJNEN VAN HET PROCES VAN VERSTREKKING VAN DE TEGEMOETKOMINGEN
In deze verordening worden de hoofdlijnen van het proces van verstrekkingen van de tegemoetkomingen vastgelegd. Hierbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd. Het eerste uitgangspunt is dat de uitvoeringslasten voor zowel de gemeente als de ouders van de tegemoetkoming zo beperkt mogelijk moeten zijn. Het tweede uitgangspunt is dat de gemeentelijke uitgaven die gemoeid zijn met de verstrekking van de tegemoetkomingen zo goed mogelijk beheersbaar zijn.
Bepalingen om de beheersbaarheid van de gemeentelijke uitgaven te bevorderen
De gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang is een zogeheten 'open-einde regeling'. Dit betekent dat iedereen die op grond van de wet behoort tot de gemeentelijke doelgroep aanspraak heeft op een tegemoetkoming van de gemeente.
Om greep te houden op de kosten die gepaard gaan met de verstrekking van de tegemoetkomingen, zijn in de verordening de volgende bepalingen opgenomen:
de omvang van de aanspraak op een tegemoetkoming van ouders die geen eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang hoeven te betalen, wordt aan beperkingen gebonden. In de verordening wordt bepaald dat bij deze groep ouders de tegemoetkoming wordt verstrekt voor het aantal uren kinderopvang per week dat naar oordeel van burgemeester en wethouders voor de ouder redelijkerwijs noodzakelijk is om de combinatie van arbeid en zorg mogelijk te maken;
Tegemoetkomingen voor de duur van een kalenderjaar
Een tegemoetkoming wordt in principe verstrekt voor de duur van één tegemoetkomingsjaar. Daarmee wordt aangesloten bij wijze waarop de betalingen door de Belastingdienst worden verstrekt. Dit betekent dat een tegemoetkoming elk jaar opnieuw moet worden aangevraagd. Uitzondering wordt gemaakt voor de gevallen waarin bij de aanvraag reeds duidelijk is dat de aanspraak op de tegemoetkoming beperkt is tot een bepaalde periode (bijvoorbeeld de duur van een reïntegratietraject die in het trajectplan is vastgelegd of de datum waarop het kind naar de basisschool gaat of de basisschool verlaat).
Verstrekking van de tegemoetkoming in twee stappen
De verstrekking van de tegemoetkoming vindt plaats in twee stappen. Hiermee wordt aangesloten bij de Awb. De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming. Deze beschikking geeft de ontvanger van de tegemoetkoming een voorwaardelijke aanspraak op de tegemoetkoming tot een bepaald bedrag. De aanspraak is voorwaardelijk omdat op het moment dat de beschikking wordt gegeven nog niet zeker is dat de ouder daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang en zich aan de opgelegde verplichtingen houdt. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept de subsidieverlening wel een rechtens afdwingbare aanspraak.
De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming. In deze beschikking wordt vastgesteld in hoeverre de ontvanger aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag van de tegemoetkoming is. Met het vaststellen van de tegemoetkoming wordt de tegemoetkoming definitief. Voordat de tegemoetkoming wordt vastgesteld wordt onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de houders van een kindcentrum of gastouderbureau op te vragen.
De verordening bevat geen inhoudelijke criteria over de definities van gemeentelijke doelgroepen en de hoogte van de tegemoetkomingen. Deze criteria zijn allemaal rechtstreeks in de Wet kinderopvang opgenomen. Er is bij de bepaling van deze doelgroepen en de hoogte van de tegemoetkoming geen beleidsvrijheid.
Sociaal Medische Indicatiestelling
De doelgroep met een sociaal medische indicatie vormt een bijzondere categorie. Recentelijk heeft de minister van Sociale Zaken laten weten, dat de wetsartikelen met betrekking tot de gezinnen met een sociaal medische indicatie in 2005 nog niet in werking zullen treden en dat de aangekondigde AmvB, waarin omschreven zou worden wie daarvoor in aanmerking zouden kunnen komen er niet zal komen. Het staat gemeenten vrij om zelf invulling te geven aan deze categorie. Gemeenten dienen dus zelf criteria vast te leggen waaraan deze doelgroep dient te voldoen.
Dit wordt in een subsidieregeling vastgelegd.
Artikel 2 - Te verstrekken gegevens
Een aanvraag voor de toekenning van een sociaal-medische status moet worden ingediend bij burgemeester en wethouders. In de procedure gaat de aanvraag voor de toekenning van een sociaal-medische indicatie vooraf aan de aanvraag voor een tegemoetkoming, maar in de praktijk zullen de aanvragen vaak gelijktijdig worden ingediend.
Bij het bepalen van de beslistermijn is rekening gehouden met de tijd die gemoeid is met het uitbrengen van een advies door Argonaut.
Om de doorlooptijd van de adviesaanvraag te bespoedigen zijn er afspraken gemaakt met Argonaut over de termijn waarbinnen adviezen worden uitgebracht.
De weigeringsgrond onder a geeft aan dat een gemeentelijke tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie een vangnetvoorziening is. Alleen ouders die niet op grond van een andere bepaling in de Wet kinderopvang aanspraak kunnen doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, kunnen aanspraak doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wegens een sociaal-medische noodzaak. Als een ouder een tegemoetkoming ontvangt op grond van een andere bepaling in de Wet kinderopvang voor b.v. 2 dagen kan een ouder aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wegens een sociaal-medische noodzaak voor het kind of de ouder voor de overige dagen.
Artikel 6 - Te verstrekken gegevens bij de aanvraag
Omdat een tegemoetkoming voor de duur van een tegemoetkomingsjaar wordt verstrekt (artikel 10) moet deze elk jaar opnieuw worden aangevraagd. Om de lasten voor de ouders zo beperkt mogelijk te houden wordt de ouders een aanvraagformulier voor een vervolgaanvraag toegestuurd, waarbij het formulier reeds is ingevuld met de gegevens die bij de gemeente bekend zijn. De ouders hoeven alleen de mutaties op het aanvraagformulier aan te geven.
Onderdeel e van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag gegevens worden gevoegd waaruit blijkt dat de ouder behoort tot een gemeentelijke doelgroep.
Artikel 7 - Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming
De vier weken termijn waarbinnen burgemeester en wethouders een besluit moeten nemen over de aanvraag van een tegemoetkoming geldt voor alle aanvragen voor een tegemoetkoming:
De beslistermijn kan met vier weken worden verlengd.
Dit artikel bepaalt de ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming. Er zijn drie ingangsdata mogelijk:
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijken van de bepaling in lid 1 van dit artikel en de tegemoetkoming met ingang van een andere datum verlenen dan de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door burgemeester en wethouders in ontvangst is genomen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de kinderopvang al is begonnen i.v.m. het direct beginnen van een traject, arbeid of crisissituatie voordat een aanvraag ingediend kon worden.
Artikel 10 - De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend
De tegemoetkoming wordt voor een heel kalenderjaar verleend. Voor aanvragen die in de loop van een jaar worden toegekend geldt dat de tegemoetkoming wordt verstrekt tot 31 december van het betreffende jaar. Dit betekent dat een ouder elk jaar vóór 1 januari opnieuw een aanvraag voor een tegemoetkoming bij de gemeente zal moeten indienen.
De tegemoetkoming kan voor een andere periode vastgesteld worden. Dit is bijvoorbeeld het geval als de ouder voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming, bijvoorbeeld als deze een reïntegratietraject voor een bepaalde periode volgt. Door de periode van verstrekking van de tegemoetkoming te koppelen aan de duur van het reïntegratietraject hoeft de ouder geen actie te ondernemen om de verstrekking van de tegemoetkoming stop te zetten en is er geen sprake van ten onrechte verstrekte tegemoetkoming.
Artikel 11 - Omvang van de kinderopvang
De Wet Kinderopvang regelt uitsluitend de aanspraak van ouders op een tegemoetkoming van de gemeente voor de kosten van kinderopvang en niet de omvang van die aanspraak. Wanneer een ouder op basis van de criteria die de wet geeft tot een gemeentelijke doelgroep behoort heeft deze recht op een gemeentelijke tegemoetkoming. De wet stelt geen beperkingen aan het aantal uren kinderopvang waarvoor de tegemoetkoming wordt verstrekt.
In elk individueel geval wordt beoordeeld hoeveel kinderopvang de ouder redelijkerwijs nodig heeft om de arbeid die hij verricht te kunnen combineren met zorgtaken. Het gaat hierbij niet alleen om het combineren van arbeid en zorgtaken maar ook om het combineren van scholing of opleiding (of het volgen van een traject gericht op arbeidsinschakeling) met zorgtaken.
Bij het bepalen van de omvang van de kinderopvang die redelijkerwijs nodig is om arbeid en zorg te combineren, wordt rekening gehouden met omstandigheden als een handicap of chronische ziekte van de ouder(s) of een beperking die de huiselijke situatie meebrengt voor de goede en gezonde ontwikkeling van het kind. In tegenstelling tot kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie, hoeft voor deze beoordeling geen advies te worden aangevraagd.
Artikel 12 - Inhoud van de beschikking
In de beschikking moeten de verplichtingen van de ouder worden opgenomen. Daarbij moet aan de volgende verplichtingen worden gedacht:
Artikel 13 - De bevoorschotting van de tegemoetkoming
De verstrekking van de tegemoetkoming vindt plaats in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag van de tegemoetkoming waarop de ouder recht heeft, wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (als de aanvraag het gehele tegemoetkomingsjaar betreft).
Als de tegemoetkoming verleend wordt voor een kortere periode dan twaalf maanden dan wordt het totale bedrag van de tegemoetkoming waarop de ouder recht heeft gedeeld over de maanden die binnen de toegekende periode vallen.
De tegemoetkoming wordt aan de ouder betaald. De ouder kan de gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeks aan het kindercentrum of het gastouderbureau te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van de gemeente aan de ouder.
Het tweede lid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van bevoorschotting van de tegemoetkoming. Als er twijfels bestaan of een ouder daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang wordt er alleen een voorschot betaald op basis van een factuur van het kindercentrum of gastouderbureau.
Artikel 14 - Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming
Op grond van artikel 4:47, onderdeel a, Awb kunnen burgemeester en wethouders een subsidie (dus ook een tegemoetkoming) ambtshalve vaststellen. Ambtshalve vaststellen houdt in dat burgemeester en wethouders op eigen initiatief de tegemoetkomingen vaststellen. De ouders hoeven geen aanvraag tot het vaststellen van de tegemoetkoming bij burgemeester en wethouders in te dienen.
De ouders zijn verplicht om binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetko-ming is verleend een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang te verstrekken. Als een tegemoetkoming voor een kalenderjaar is verleend, dient het overzicht van de kosten uiterlijk vier weken na 31 december te worden ingediend. Het overzicht van de kosten kan zowel een apart jaaroverzicht zijn dat door het kindercentrum of het gastouderbureau wordt opgesteld of een verzameling van maandoverzichten. Vervolgens wordt binnen acht weken de tegemoetkoming vastgesteld. In deze periode wordt een onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de tege-moetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de houders van een kindcentrum of gastouderbureau op te vragen.
In het besluit tot het vaststellen van de tegemoetkoming wordt bepaald wat precies het bedrag is waar de ouder die de tegemoetkoming heeft aangevraagd recht op heeft. De berekeningswijze die is opgenomen in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming geldt als het uitgangspunt voor het vaststellen van de tegemoetkoming. Dit betekent dat de tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van het aantal uren kinderopvang dat in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming is vastgelegd. Dat is het maximum aantal uren. In de beschikking tot vaststelling van de tegemoetkoming kan wel worden uitgegaan van een lager aantal uren, maar niet van een hoger aantal.
Als de ouder de gegevens niet verstrekt, kan de tegemoetkoming op een lager bedrag vastgesteld worden. Lager vaststellen kan ook betekenen op nul vaststellen. Burgemeester en wethouders hebben deze bevoegdheid op grond van artikel 4:46, tweede en derde lid, Awb. Op grond van het tweede lid kan de subsidie lager worden vastgesteld als:
Het derde lid van artikel 4:46 luidt: 'Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen'.
Artikel 15 - Verrekening met de voorschotten
Dit artikel regelt de uitbetaling van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming. Als aan een ouder een hoger bedrag is uitgekeerd dan waarop deze recht heeft kan het te veel betaalde bedrag teruggevorderd worden. Terugvordering is geregeld in artikel 38 Wet Kinderopvang.
Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kunnen burgemeester en wethouders de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen. Ook is het mogelijk om in aanvulling hierop een bestuurlijke boete aan de betreffende ouder op te leggen.
Inwerkingtreding en referendum
De gemeenteraad heeft op dinsdag 9 november 2004 besloten de Verordening kinderopvang gemeente Hengelo 2004 vast te stellen.
Over dit besluit kan een referendum worden gehouden. Dit betekent dat dit besluit een dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na deze publicatie in werking treedt. Om administratieve redenen kan de inwerkingtreding van dit besluit evenwel geen uitstel lijden en is besloten dat dit besluit drie dagen na de publicatie van heden in werking treedt. Het besluit kan na de inwerkingtreding aan een referendum worden onderworpen.
Hoe gaat dit in zijn werk. Tot drie weken na de datum van deze publicatie heeft eenieder de mogelijkheid om over dit besluit een verzoek om een raadgevend referendum in te dienen. Hiervoor geldt, dat minimaal 300 kiesgerechtigden een ‘inleidend verzoek’ moeten indienen wil er een vervolgtraject plaatsvinden. Indien voldoende kiesgerechtigden het inleidend verzoek ondersteunen, zal er een referendum plaatsvinden. Via een referendum wordt bereikt, dat een genomen besluit wordt heroverwogen. Een inleidend verzoek kan uitsluitend op vertoon van een geldige legitimatie worden ingediend bij de afdeling Burgerzaken, Burgemeester Jansenplein 1 te Hengelo.
Heeft het referendum geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing van het besluit, neemt de gemeenteraad zo spoedig mogelijk een beslissing omtrent intrekking van het besluit.
Inwerkingtreding en sociaal-medische indicatie
Bij brief van 18 augustus 2004 aan de Tweede Kamer heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangekondigd dat artikel 6, eerste lid onder k en l, en artikel 23 van de Wet Kinderopvang in 2005 nog niet in werking zullen treden. In de Wet kinderopvang heeft de minister namelijk de bevoegdheid gekregen om de inwerkingtreding van deze wet bij Koninklijk Besluit te regelen, waarbij hij al dan niet onderdelen op verschillende tijdstippen kan vaststellen.
De minister lichtte dit besluit als volgt toe. Vanwege budgettaire en efficiencyredenen wil de minister één organisatie aanwijzen voor de indicatieadvisering voor sociaal-medische problematiek in relatie tot de Wet kinderopvang. RIO’s komen hiervoor het meest in aanmerking, gezien het feit dat deze organisaties ook nu indicaties met betrekking tot sociaal-medische problematiek uitvoeren. Door de centralisering van de indicatiestelling AWBZ is het echter onzeker of de vormgeving van het landelijke Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) per 1 januari 2005 zover gevorderd is dat de extra taak van indicatieadvisering over sociaal-medische problematiek in relatie tot kinderopvang per die datum door het CIZ kan worden uitgevoerd.
Dit besluit van de minister heeft tot gevolg dat de in de wet gedefinieerde sociaal-medische doelgroep in 2005 geen aanspraak heeft op tegemoetkomingen op grond van de Wet kinderopvang. Tevens kan de gemeente niet op basis van (artikel 23 van) de wet Kinderopvang besluiten afgeven waarin ouders tot deze doelgroep worden gerekend.
De wettelijke grondslag voor deze besluiten kan vooralsnog niet worden gevonden in de Wet kinderopvang maar slechts in het in de aanhef van deze verordening genoemde artikel 149 van de Gemeentewet. Dit kan tot gevolg hebben dat als een burger een aanvraag indient op grond van paragraaf 2, het college verplicht is om daarop te besluiten zonder inhoudelijk wettelijk kader. Daarom is het noodzakelijk om de inwerkingtreding van paragraaf 2 afhankelijk te maken van de inwerkingtreding van artikel 23 van de Wet kinderopvang.
In de verordening wordt daarom het inwerkingtredingsartikel aangevuld met een tweede lid, waarin de inwerkingtreding van paragraaf 2 wordt bepaald op het moment dat artikel 23 van de Wet kinderopvang in werking treedt. Op deze wijze is het ook niet meer noodzakelijk om de Verordening Wet kinderopvang nogmaals te wijzigen wanneer artikel 23 daadwerkelijk in werking zal treden.