Organisatie | Sittard-Geleen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Treasurybesluit gemeente Sittard-Geleen |
Citeertitel | Treasurybesluit gemeente Sittard-Geleen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Verordening inzake financieel beheer ex Art. 212 Gemeentwet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-11-2004 | 17-12-2009 | Onbekend | 16-11-2004 Maas en Mijn, | DIS-nummer |
Treasuryfunctie is een verbijzondering van de financiële functie die om een professionele invulling vraagt. Het gemeentebestuur moet zorgdragen voor een verantwoordelijke en professionele inrichting van de treasuryfunctie alsmede voor het scheppen van voorwaarden om deze te kunnen uitvoeren. De wet Financiering Decentrale Overheden (wet FIDO) geeft daarvoor een belangrijk bindend kader.
De belangrijkste uitgangspunten van de wet FIDO zijn:
De belangrijkste instrumenten van de wet FIDO zijn het treasurystatuut en de financieringsparagraaf. Het openbaar lichaam is zelf verantwoordelijk voor de invulling van deze instrumenten.
Meetpunten van de wet Fido zijn de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.
De kasgeldlimiet geeft de maat voor de adequate omvang van de korte termijn financiering. De renterisiconorm geeft de maat voor de adequate opbouw van de langlopende leningen.
In mei 2001 is het Treasurystatuut van de gemeente Sittard-Geleen vastgesteld door de Raad. Wijziging en aanpassing van dit statuut is noodzakelijk door de invoering van de dualisering. Deze heeft geleid tot gewijzigde bevoegdheden van de Raad en het college. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt de bepalingen met betrekking tot de treasuryfunctie te actualiseren.
Artikel 212 van de Gemeentewet bepaalt dat de gemeente een financiële beheersverordening moet opstellen. Hierin dienen bepalingen met betrekking tot de treasuryfunctie te zijn opgenomen. De Raad heeft in haar vergadering van 15 december 2004 deze zogenaamde Financiële verordening vastgesteld. Volledigheidshalve zijn in box 1 t/m 4 de relevante artikelen uit de verordening opgenomen.
Conform artikel 13, lid 4 van deze verordening heeft het college het Treasurybesluit opgesteld. Hoofdstuk 2 behandelt de gehanteerde treasurybegrippen. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de doelstellingen van de treasuryfunctie besproken. Hoofdstuk 4 handelt over de interne organisatie van de treasuryfunctie. In hoofdstuk 5 worden de richtlijnen voor de financieringsparagraaf weergegeven.
Hieronder worden de belangrijkste begrippen gedefinieerd die in het treasurybesluit zijn opgenomen. Deze begrippen worden in vier categorieën onderscheiden:
Deze paragraaf behandelt de algemene begrippen. Bijlage 1 geeft de begrippen voor de drie andere categorieën.
2.2.Algemene begrippen treasuryfunctie
De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's.
De Financiële Verordening stelt de uitgangspunten voor het financieel beleidvoor de treasuryfunctie vast. In dit Treasurybesluit worden de regels voor de uitvoering van de treasuryfunctie vastgelegd.
Het treasurybeheer is de uitvoering van de treasuryfunctie, binnen de kaders van de Financiële Verordening en het Treasurybesluit. De uitvoering vindt zijn weerslag in de financieringsparagraafvan de begroting. De realisaties daarvan voor een referentieperiode komen aan de orde in de financieringsparagraaf van achtereenvolgens de bestuursrapportages en de jaarrekening.
De treasuryfunctie bestaat uit de onderstaande drie treasurydeelfuncties met de daaruit voortvloeiende treasury-activiteiten:
(Intern) liquiditeitsrisicobeheer
Financiering (1 jaar of langer)
Uitzettingen (1 jaar of langer)
Achtereenvolgens komen in deze paragraaf aan de orde de doelstelling en uitgangspunten voor de regels voor de uitvoering van de treasuryfunctie, het risicobeheer, de gemeentefinanciering en het kasbeheer.
De treasuryfunctie heeft bij de gemeente als primair doel het financiële risicobeheer (Artikel 13, lid 1a t/m c) en secundair het reduceren van financieringskosten (Artikel 13, lid 1d en e).
De algehele doelstelling voor de treasuryfunctie voor de gemeente is dat deze de financiële continuïteit van de organisatie waarborgt. Dit wordt per treasurydeelfunctie in de volgende doelstellingen en voorwaarden gesplitst:
Risicobeheer: het beschermen van het vermogen en het resultaat van de organisatie tegen ongewenste financiële risico’s. (Artikel 13, lid 1a)
Gemeentefinanciering: het verzekeren van een duurzame toegang tot financiële markten (geld- en kapitaalmarkt) tegen acceptabele condities. (Artikel 13, lid 1b)
Kasbeheer: het optimaliseren van de financiële logistiek, dat wil zeggen het kunnen beschikken over de gewenste hoeveelheid liquiditeiten op de gewenste plaats en tijdstip tegen de beste condities. (Artikel 13, lid 1c)
De uitgangspunten voor de regels voor de uitvoering van de treasuryfunctie van de gemeente voor dit besluit zijn:
Van de deelfunctie risicobeheer komen de richtlijnen die zich richten op het beheersen van financiële risico’s per treasury-activiteit aan de orde.
Bij het gebruik van rente-instrumenten (derivaten) (Artikel 13, lid 2c) zijn de navolgende richtlijnen van kracht:
De aan de rente-instrumenten gekoppelde risico’s mogen niet groter te zijn dan de risico’s die met het instrument worden afgedekt.
Renterisicobeheer is het beheersen van risico’s van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de organisatie door rentewijzigingen.
Om de renterisico’s te beperken zijn de navolgende richtlijnen van kracht:
Kredietrisicobeheer is het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid op een waardedaling van de vorderingspositie (uitgezette gelden) ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij.
Daarvoor zijn de volgende richtlijnen van kracht:
Kredietrisico’s worden beperkt door uitsluitend gelden uit te zetten bij kredietwaardig geachte partijen. Eventuele beleggingen uit hoofde van de treasuryfunctie (tijdelijke overschotten) zullen in eerste instantie worden gedaan op basis van een openbare kredietwaardigheidbeoordeling van Standard & Poors en Moody’s. Voor de betekenis wordt verwezen naar bijlage 2. De gemeente zal voor de langere looptijden niet beleggen in een partij met een kredietwaardigheid lager dan AA en voor de korte looptijden niet lager dan A-1 / P1. De bijbehorende looptijden en hoofdsomlimieten en mogelijke uitzonderingen worden periodiek gespecificeerd in de financieringsparagraaf van de tussentijdse rapportages en de jaarstukken. (Artikel 13, lid 2a)
Garanties worden uitsluitend verstrekt voor zover zij voortvloeien uit lopende contracten. Nieuwe garanties worden niet meer afgegeven, tenzij zich een zeer uitzonderlijke situatie voordoet waarbij geen enkel ander alternatief aanwezig is om het beoogde doel van de publieke taak te bereiken. (conform beleidsnotitie gemeentegaranties)
Koersrisico is het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.
Het doel van koersrisicobeheer is het beheersen van deze risico’s. Daarvoor zijn de volgende richtlijnen van kracht:
3.3.4.(Intern) liquiditeitsrisicobeheer
(Intern) liquiditeitsrisico is het risico van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor de financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen. Voor het plannen van de omvang en het tijdstip waarop middelen benodigd zijn, is een goede informatievoorziening vanuit de organisatie noodzakelijk. Het gaat dan met name om inzicht in de kasstromen die de bedrijfsprocessen met zich meebrengen.
Het doel van liquiditeitsrisicobeheer is het beheersen van deze risico’s. Daarvoor zijn de volgende richtlijnen van kracht:
Over de periodiciteit en de gegevens die in de liquiditeitsplanning moeten worden opgenomen zullen in een aparte procedure (beleidsnotitie liquiditeitsplanning) nadere spelregels worden afgesproken.
Jaarlijks worden de limieten voor het aantrekken van korte en lange financieringsmiddelen opgenomen in de financieringsparagraaf in de beleidsbegroting. Daardoor is het mogelijk de limieten aan te passen aan de omstandigheden in het betreffende begrotingsjaar.
De rentevisie en rentescenario’s van de gemeente worden gebaseerd op 3 gezaghebbende instanties waaronder de bestaande bankrelaties.
Voor de korte financieringsmiddelen zijn de navolgende richtlijnen van kracht:
Ter financiering van kortstondige liquiditeitsbehoefte (korter dan 1 jaar) zal er een totale kredietfaciliteit van tenminste 110% van de kasgeldlimiet aangehouden worden teneinde aan de kortlopende verplichtingen te kunnen blijven voldoen. De 10% boven de kasgeldlimiet zijn bedoeld voor zeer korte overschrijdingen van de kasgeldlimiet in bijzondere situaties.
Voor de lange financieringsmiddelen zijn de navolgende richtlijnen van kracht:
In het geval van (tijdelijk) overtollige middelen kan dit aanleiding zijn om een deel van de beschikbare middelen liquide aan te houden dan wel zodanig te beleggen dat deze zonder al te veel kosten snel liquide te maken zijn. De hoogte van dit bedrag is afhankelijk van de te verwachten inkomsten en uitgaven op basis van de financieringsparagraaf. Om te voorkomen dat er een extra nadeel ontstaat doordat de gemeente te veel financieringsmiddelen aantrekt, die vervolgens slechts tegen een lager rentepercentage kunnen worden uitgezet, dient de treasuryfunctie in principe structureel een negatief saldo na te streven.
De treasuryfunctie onderhoudt namens de gemeente de contacten met de banken, bemiddelaars en andere financiële instellingen over tarieven, producten en diensten. De doelstellingen van het relatiebeheer zijn:
De afdelingen onderhouden met de bankrelaties alleen contacten over de uitvoering van hun betalingsverkeer en daarmee direct verband houdende zaken.
Het kasbeheer is een deelfunctie van de treasuryfunctie en omvat het beheer van de inkomende en uitgaande geldstromen en daaruit voortvloeiende saldi en liquiditeitsposities tot één jaar.
Geldstromenbeheer regelt het verplaatsen van geldstromen binnen de organisatie en tussen de organisatie en derden. Om te voldoen aan de richtlijn artikel 13 lid 1e van de verordening artikel 212 gemeentewet zijn de navolgende richtlijnen van kracht:
Doelstelling van saldobeheer is het optimaal toewijzen van de dagelijkse kasoverschotten / tekorten, zowel ten aanzien van het boeksaldo (gebruik van kredietlimieten) als ten aanzien van het valutaire saldo (renteresultaat) alsmede het minimaliseren van de rentekosten en het maximaliseren van de rentebaten van de saldi op rekening-courant.
Hierbij zijn de navolgende richtlijnen van kracht:
Doelstellingen bij het aantrekken van gelden voor een periode tot één jaar zijn:
Om te voldoen aan deze doelstellingen gelden de volgende taken en richtlijnen:
In een aparte procedure (beleidsnotitie liquiditeitsplanning) worden nadere spelregels over de taken en verantwoordelijkheden, de periodiciteit en de gegevens die in de liquiditeitsplanning moeten worden opgenomen afgesproken.
3.5.4.Doelstelling van het debiteurenbeheer is het minimaliseren van de gemiddelde debiteurentermijn en het beperken van de verliezen op openstaande vorderingen.
3.5.4.Doelstelling van het crediteurenbeheer is het optimaliseren van de gemiddelde crediteurentermijn.
3.5.4.Onder balansbeheer wordt verstaan het zorgdragen voor een evenwichtige financiering.
3.5.4.Doelstellingen balansbeheer:
4. ORGANISATIE TREASURYFUNCTIE
4.Onverminderd de eindverantwoordelijkheid van het college:
zorgen de sectordirecteuren er voor dat de treasuryfunctie en centrale administratie worden voorzien van zodanig tijdige en betrouwbare informatie over verwachte inkomende als uitgaande geldstromen, dat op basis daarvan op concernniveau deugdelijke financiering- en uitzettingsbeslissingen kunnen worden genomen en bij de centrale administratie het betalingsverkeer en saldoregulatie kan plaatsvinden en de geldmiddelen bewaard kunnen worden.
4.2.Plaats binnen de organisatie
4.De treasuryfunctie is een concerntaak en valt binnen de organisatie van het concern onder de verantwoordelijkheid van het hoofd Service Center.
4.Voorstellen tot wijzigingen in het treasurybesluit zullen worden gedaan door de treasuryfunctie en moeten vooraf worden goedgekeurd door het College en worden ter kennisname van de Raad gebracht.
4.De financieringsparagraaf maakt deel uit van de jaarlijkse begrotingsstukken en is daarbij onderdeel van beoordeling en goedkeuring door het College. Middels de goedkeuring van de financieringsparagraaf draagt het College de bevoegdheid over om te handelen volgens de afspraken in de paragraaf. (Zaken die minimaal moeten worden opgenomen in de financieringsparagraaf zijn opgenomen in hoofdstuk 5.)
4.Het College controleert achteraf of er volgens de financieringsparagraaf gehandeld is.
4.Indien er wijzigingen in de rentestructuur ontstaan, zodanig dat als gevolg hiervan andere beslissingen genomen moeten worden dan in de financieringsparagraaf zijn opgenomen of de treasuryfunctie andere middelen in wil zetten die niet zijn aangegeven in dit Treasurybesluit, dan wordt een uitzonderingsrapportage voor het College gemaakt. Slechts na verkregen toestemming van het College mag actie worden ondernomen.
4.In afwijking van de normale regels van het productbeheer wordt de uitvoering van het treasurybeleid door B&W gemandateerd aan het hoofd Service Center, die vervolgens ondermandaat geeft aan de treasuryfunctie.
4.De externe accountant zal in de reguliere controle van de administratie op jaarultimo een rapportage opnemen over de financiële positie van de gemeente inclusief de aangegane off-balance instrumenten en mogelijk open posities. Impliciet betekent dit dat de accountant bekijkt in hoeverre het treasurybesluit wordt nageleefd.
In de rapportages van de beleidscyclus worden de volgende zaken opgenomen:
-Kasgeldlimiet (Artikel 18, lid a.)
In het kader van de wet Financiering Decentrale Overheden (FIDO) worden de omvang en een overzicht van de benutting van de kasgeldlimiet opgenomen.
-Renterisiconorm (Artikel 18, lid b.)
Het renterisico op de vaste schuld wordt getoetst aan de in het kader van de wet Financiering Decentrale Overheden (FIDO) vastgestelde renterisiconorm.
De leenmomenten, de renteaanpassingen en de samenstelling van de huidige leningenportefeuille worden weergegeven, doorgerekend met enkele rentescenario’s. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de renterisiconorm in meerjarig perspectief.
-Liquiditeitsplanning (korte en langere termijn) (Artikel 18, lid c.)
De liquiditeitsplanning voor de eerstvolgende 12 maanden (korte termijn) is grotendeels gebaseerd op historische patronen, aangevuld met exacte gegevens voor zover voorhanden. In de planning op langere termijn ( 4 jaar) zijn tevens de te verwachten investeringen en de rente- en aflossingsverplichtingen van de huidige leningen verwerkt.
Op basis van de liquiditeitsplanning wordt de financieringsbehoefte voor het komende jaar bepaald. Samen met de financieringsbehoefte voor de komende drie jaren vindt een vertaling plaats van de financieringsbehoefte naar rentebudget.
-Rentevisie (Artikel 18, lid d.)
De rentevisie van de gemeente is gebaseerd op de rentevisie van 3 gezaghebbende instanties waaronder de bestaande bankrelaties en dient als basis voor rentescenario’s.
-Rentekosten en –opbrengsten (Artikel 18, lid e.)
De rentekosten en –opbrengsten worden apart verantwoord op het productblad.
-Limieten voor het aantrekken van financieringsmiddelen (Artikel 18, lid f.)
Op basis van de financieringsbehoefte wordt in de financieringsparagraaf opgenomen welke limieten gelden voor het aantrekken van korte en lange financieringsmiddelen.
-Prestatie indicatoren voor financieringen en rentemanagement
Hier wordt aangegeven hoe de kapitaalmarktrente zich verhoudt tot de aantrekkingen door de gemeente en hoe de geldmarktrente zich verhoudt tot de rente op kasgelden en daggeld. Jaarlijks zullen in de financieringsparagraaf voorstellen met betrekking tot de parameters ten behoeve van de meerjarenplanning gedaan worden.
In hoofdstuk 2 van het treasurybesluit zijn de volgende vier categorieën begrippen onderscheiden:
De algemene begrippen zijn behandeld in paragraaf 2.2 de andere drie komen achtereenvolgens aan de orde.
1.Begrippen per treasurydeelfunctie
Het risicobeheer is een deelfunctie van de treasuryfunctie en omvat alle activiteiten die zich richten op het beheersen van financiële risico’s te weten renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s en intern liquiditeitsrisico.
Renterisicobeheer is het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemd vermogen hoger respectievelijk dat de renteopbrengsten van activa lager zullen zijn dan een bestuurlijk wenselijk geacht niveau, c.q. het in de meerjarenraming en begroting geraamde niveau.
Gemeentefinanciering is een deelfunctie van de treasuryfunctie en omvat de activiteiten die gericht zijn op het beheren van de liquiditeitsposities voor een termijn vanaf één jaar en het voorzien in de benodigde liquiditeiten (minimaal 1 jaar) voor de realisatie van voorgenomen investeringen en activiteiten alsmede het onderhouden van relaties met financiële instellingen.
Uitzetting omvat het beheren van het eigen vermogen en andere financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Uitzettingen kunnen intern en extern plaatsvinden. Externe uitzettingen kunnen bestaan uit het uitzetten van financieringsmiddelen bij financiële instellingen en andere externe partijen. Het uitzetten van financiële middelen voor een periode tot één jaar behoort tot het liquiditeitenbeheer.
Het kasbeheer is een deelfunctie van de treasuryfunctie en omvat het beheer van de geldstromen en de daaruit voortvloeiende saldi en liquiditeitsposities tot één jaar.
Openbare lichamen: provincies, gemeenten, waterschappen regio’s bedoeld in artikel 21 (eerste lid) van de Politiewet 1993, lichamen ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen die bevoegd zijn tot het aangaan, garanderen en verstrekken van geldleningen, door Onze Ministers aan te wijzen andere bij wet ingestelde lichamen en organen.
Financiële derivaten: financiële instrumenten belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices (wet FIDO, artikel 1, lid d)
Extreem sterke capaciteit om aan AAA Aaa
financiële verplichtingen te voldoen.
Zeer sterke capaciteit om aan financiële AA Aa
Veiligheidsmarges echter minder hoog dan
Sterke capaciteit om aan financiële A A
verplichtingen te voldoen. Echter
gevoeliger voor veranderende omstandigheden.
Adequate capaciteit om aan financiële BBB Baa
verplichtingen te voldoen. Veranderende
Extreem sterke respectievelijk sterke A-1 (+) P-1/A-1
Voldoende capaciteit om aan A-2 P-2
verplichtingen te voldoen. Echter
Adequate capaciteit om aan financiële A-3 P-3
verplichtingen te voldoen. Veranderende
omstandigheden kunnen de capaciteit verzwakken.
Lager dan BBB beleggen wordt als speculatief gezien.
Leningtypes Rentetypische looptijd Beschikbaarheid geld
Rente-instrumenten*Doel instrument Karakteristiek
FRA Fixeren toekomstige Afspraak over
(Forward rate korte rente van kasgeld toekomstige rente,
agreement) of roll-over. geen afsluitkosten.
Swap Een lange rente Afspraak om
(Interest rate swap) verruilen voor een gedurende x jaar het
korte rente of vice verschil tussen de
versa ter indekking van lange en korte rente
roll-over of serie te verrekenen, geen
*De rente-instrumenten zijn feitelijk afspraken c.q. opties op het renteniveau van leningen. Alleen de leningen verschaffen daadwerkelijk financiering, de rente-instrumenten niet. De rente-instrumenten worden ingezet om de rentelasten van de traditionele leningen te beheren.