Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels sociaal-medische indicatie kinderopvang Rotterdam 2011 |
Citeertitel | Nadere regels sociaal-medische indicatie kinderopvang Rotterdam 2011 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | 2011-140 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-12-2011 | Onbekend | 04-11-2011 Onbekend | Verordening Kinderopvang Rotterdam 2011, art. 149 van de Gemeentewet, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 10, 11, 12 en 17 van de Verordening Kinderopvang Rotterdam 2011 |
Nadere regels sociaal-medische indicatie kinderopvang Rotterdam 2011
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,
Gelezen het voorstel van de wethouder van Onderwijs, Jeugd en Gezin van 4 oktober 2011; registratienr. GGDRR 1707;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 10, 11, 12 en 17 van de Verordening Kinderopvang Rotterdam 2011;
overwegende dat het noodzakelijk is nadere regels te stellen ten aanzien van de smi-kinderopvang;
Nadere regels sociaal-medische indicatie kinderopvang Rotterdam 2011.
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
Verordening: Verordening kinderopvang Rotterdam 2011.
Artikel 2 Duur van de tegemoetkoming
Artikel 3 Omvang van smi-kinderopvang
Als het college van oordeel is dat opvang in een gespecialiseerde instelling voor kinderopvang noodzakelijk is, kan het college, in afwijking van het eerste lid, de omvang van de smi-kinderopvang voor hele dagopvang vaststellen op maximaal acht dagdelen per week met een maximum van 10,5 uur per dag en voor buitenschoolse opvang op maximaal drie dagen per week.
Artikel 4 Hoogte van de tegemoetkoming
Het college stelt de te vergoeden uurprijs voor smi-kinderopvang vast op maximaal het bedrag genoemd in de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 1.7, tweede lid van de wet.
Het college hanteert de volgende verdeling van het beschikbare subsidiebedrag: a. het college geeft prioriteit aan de kinderopvang van een kind waarvoor de toegekende periode nog niet is verstreken; b. vervolgens is de volgorde van binnenkomst van nieuwe aanvragen bepalend, waarbij geldt dat een eerder ontvangen aanvraag prioriteit heeft boven een later ontvangen aanvraag.
Deze nadere regels treden in werking op dezelfde dag als de inwerkingtreding van de Verordening Kinderopvang Rotterdam 2011.
Aldus vastgesteld op in de vergadering van 4 oktober 2011.
Deze nadere regels vormen een uitwerking van de artikelen 10, 11 en 12 van de Verordening kinderopvang Rotterdam 2011. Deze artikelen hebben betrekking op de duur en omvang van de kinderopvang op sociaal-medische indicatie, de zogenaamde smi-kinderopvang, alsmede op de hoogte van de tegemoetkoming die de ouder voor deze opvang moet betalen.
Artikel 2 Duur van de tegemoetkoming
In dit artikel wordt onderscheid gemaakt in de reguliere smi-kinderopvang en de zogenaamde plusopvang. De GGD indiceert smi-plusopvang indien de kind- én ouderfactoren uitwijzen dat het kind het meeste baat heeft bij kinderopvang met extra begeleiding.
Voor de reguliere smi-kinderopvang geldt een maximale duur van negen maanden.
Voor de plusopvang geldt een maximale duur van één jaar.
Artikel 3 Omvang van smi-kinderopvang
Ook ten aanzien van de omvang van de smi-kinderopvang maakt het college onderscheid tussen reguliere en plusopvang.
Artikel 4 Hoogte van de tegemoetkoming
In artikel 12 van de verordening staat opgenomen hoe de hoogte van de tegemoetkoming wordt berekend. Hierbij wordt rekening gehouden met de uurprijs van de smi-kinderopvang.
In dit artikel is geregeld dat er een maximum uurprijs wordt gehanteerd, analoog aan de uurprijs van de kinderopvang op grond van de wet.
Het college heeft met dit artikel gebruik gemaakt van de bevoegdheid op grond van artikel 17 van de verordening om een subsidieplafond voor de smi-kinderopvang vast te stellen.
In het eerste lid staat de hoogte van het subsidieplafond vemeld. Artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
Het tweede lid vermeldt hoe de verdeling van het beschikbare bedrag geschiedt.
Allereerst wordt prioriteit gegeven aan de kinderen die al in de smi-kinderopvang zitten en waarvan de toekenningsperiode nog niet is verstreken. Met deze (wellicht ten overvloede opgenomen) bepaling wordt voorkomen dat kinderen, waarvan de toekenningsperiode aanving in een voorgaand kalenderjaar, geen recht meer zouden hebben op deze kinderopvang in verband met het overschrijden van het subsidieplafond.
Vervolgens geldt: wie het eerst komt, die het eerst maalt. Hierbij is de datum van ontvangst van de aanvraag bepalend.
In het derde lid is geregeld dat het beslag op het budget per beoogde of gerealiseerde toekenning wordt berekend op basis van de verwachte duur, omvang en uurprijs.
De inwerkingtreding is gekoppeld aan de inwerkingtreding van de Verordening Kinderopvang Rotterdam 2011.