Organisatie | Hengelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Bodemsanering 2006 |
Citeertitel | Verordening Bodemsanering Hengelo 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet bodembescherming, art.54
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-07-2009 | 04-01-2013 | Nieuwe regeling | 03-10-2006 Hengelo's Weekblad, 10-07-2009 | 126907 |
Artikel 2.1 - Indienen rapport of melding
Burgemeester en wethouders kunnen besluiten dat de in Titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde (verkorte) procedure niet wordt toegepast indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zienswijzen van derden zijn te verwachten. Alsdan zal de in afdeling 3.4 Awb geregelde procedure worden gevolgd.
Artikel 2.2 - Sanering door de gemeente
Hetgeen in deze Verordening is geregeld, geldt onverminderd voor de gemeente, indien de gemeente overgaat tot onderzoek en of sanering.
Artikel 2.4 - Inhoud saneringsplan
Een saneringsplan is maximaal 3 jaar geldig vanaf de dag waarop door het bevoegd gezag is ingestemd met het saneringsplan. Indien na 3 jaar nog geen aanvang is gemaakt met de feitelijke sanering, moet in overleg met het bevoegd gezag Wbb in ieder geval een actualisatie onderzoek plaatsvinden naar de verontreinigingsituatie. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de wijze waarop dit actualisatie onderzoek moet plaatsvinden.
Artikel 2.5 - Melding start, diepste punt en einde van de feitelijke sanering
Degene die conform artikel 39, tweede lid van de wet instemming heeft gekregen voor de uitvoering van het saneringsplan, stelt:
Artikel 2.6 - Melding wijzigingen tijdens feitelijke sanering
In aanvulling van artikel 39, lid 4 wordt onder een afwijking of wijziging van een saneringsplan bij de feitelijke uitvoering van de sanering verstaan een wijziging die essentiële gevolgen heeft voor de saneringsdoelstelling, waarmee door het college is ingestemd, dan wel een wijziging die belangen van derden schaadt of kan schaden.
Bij een afwijking of wijziging van het saneringsplan bij de feitelijke uitvoering van de sanering als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel, besluit het bevoegd gezag of de sanering als gevolg van die afwijking of wijziging (tijdelijk) moet worden gestaakt of dat de sanering onder aanvullende voorschriften kan worden vervolgd.
Indien na de sanering verontreiniging in de bodem aanwezig is gebleven en in het saneringsverslag is aangegeven dat beperkingen in het gebruik van de bodem of maatregelen noodzakelijk zijn, wordt tegelijk met het saneringsverslag als bedoeld in artikel 2.8 of uiterlijk acht weken na de dag waarop met het saneringsverslag is ingestemd, het nazorgplan ingediend.
Op 15 mei 1994 is de eerste fase van de Wet houdende uitbreiding van de Wet bodembescherming met een regeling inzake de sanering van de bodem (Stb. 1994, 331), kortweg: de saneringsregeling ex Wbb, in werking getreden. De Interimwet bodemsanering is per die datum vervallen. De tweede fase van eerstgenoemde wet is op 1 januari 1995 in werking getreden. Op basis van deze wet hebben naast de provincies toentertijd de grote vier gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) op dit beleidsveld een provinciale status verkregen.
Op het gebied van bodemsanering hebben de afgelopen jaren ingrijpende ontwikkelingen plaatsgevonden, die zijn ingegeven door de landelijke beleidsvernieuwing (BEVER) en het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Deze ontwikkelingen houden onder meer in dat provinciale taken en bevoegdheden zijn gedecentraliseerd. Voor Hengelo betekent dit dat vanaf 1 januari 2002 burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo bevoegd gezag Wet bodembescherming zijn voor Hengelo’s grondgebied. De gemeenteraad van de gemeente Hengelo moet daardoor onder meer op basis van de wet een verordening opstellen die regels geeft over de betrokkenheid van derden bij het uitvoeren van bodemonderzoek en -sanering. Tevens kan de gemeenteraad nadere eisen stellen aan gegevens die in een saneringsplan, evaluatierapport of nazorgplan moeten worden opgenomen. Daarnaast worden in onderhavige verordening regels gesteld met betrekking tot het doen van een melding op grond van artikel 28 Wet bodembescherming.
Met ingang van 1 januari 2006 is de Wet bodembescherming herzien. In het kader van de saneringsparagraaf uit de Wet bodembescherming zijn er met ingang van 1 januari 2006 vier besluiten die volgens de Algemene wet bestuursrecht tot stand moeten komen.
Het eerste besluit is de beschikking op grond van artikel 29 Wet bodembescherming waarbij wordt vastgesteld of sprake is van een geval van ernstige verontreiniging. In deze beschikking wordt ook vastgesteld of er sprake is van spoed en wordt bepaald voor welk tijdstip met de sanering dient te worden begonnen (artikel 37 Wet bodembescherming). Deze beschikking wordt zowel bij onderzoek in opdracht van burgemeester en wethouders op grond van artikel 48 Wet bodembescherming, als bij onderzoek door anderen gegeven.
Het tweede besluit is de instemming met het saneringsplan op grond van artikel 39 Wet bodembescherming.
Het derde besluit betreft de instemming met het saneringsverslag (voorheen: evaluatierapport) op grond van artikel 39c van de Wet bodembescherming.
Het vierde besluit betreft de instemming met het nazorgplan op grond van artikel 39d van de wet bodembescherming.
Het derde en vierde besluit zijn nieuw in de wet.
De bestaande verordening voorziet alleen in het eerste en tweede besluit en schreef daar de openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht voor. In uitzonderingsgevallen kon toepassing worden gegeven aan de verkorte procedure. Inmiddels is gebleken dat het toepassen van de openbare voorbereidingsprocedure als standaard onnodig vertragend werkt en dat, in zeer weinig gevallen, gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot inspraak op het ontwerp van de beschikking. Daarom wordt in de herziene verordening deze procedure niet meer voorgeschreven, maar de verkorte procedure zoals beschreven in Titel 4.1 Awb. In individuele gevallen kan het college besluiten wel van deze procedure (afdeling 3.4 van de Awb) gebruik te maken. Dit wordt van geval tot geval beoordeeld, waarbij als voornaamste criterium zal gelden, dat wanneer er bedenkingen van derden te verwachten zijn, dat dan de procedure van afdeling 3.4 gevolgd zal worden.
De procedure tot en met definitieve beschikking duurt maximaal 15 weken.
Hengelo heeft gekozen om op de totstandkoming van de beschikkingen de verkorte procedure van Titel 4.1 Awb toe te passen. Bij deze procedure wordt meteen de definitieve beschikking ter inzage gelegd waarbij belanghebbenden bezwaar kunnen indienen bij het college om vervolgens beroep te kunnen instellen bij de Raad van State.
Bij het volgen van de procedure zoals omschreven in afdeling 3.4 Awb wordt eerst een ontwerpbeschikking ter inzage gelegd waartegen een ieder zienswijzen kan indienen. Vervolgens kunnen uitsluitend belanghebbenden tegen de definitieve beschikking beroep instellen bij de Raad van State.
Het beleid rond de aanvullende eisen die het bevoegd gezag kan en mag stellen op grond van de Wet bodembescherming kent de volgende getrapte structuur:
Op grond van de Gemeentewet heeft de Raad als enig orgaan binnen de gemeente de bevoegdheid tot het vaststellen van verordeningen. In de verordening worden de procedurele en inhoudelijke eisen vastgelegd waarbij aan het College de verdere uitwerking daarvan wordt opgedragen. Deze nadere uitwerking vindt plaats aan de hand van de meldingsformulieren voor de afzonderlijke fasen. Voor deze wijze wordt gekozen omdat hiermee flexibiliteit kan worden geboden om betrekkelijk snel bepaalde aanvullende eisen aan te passen of toe te voegen, zodat binnen een korte periode kan worden ingespeeld op voortschrijdend inzicht.
De begripsbepalingen van artikel 1 van de wet werken door in de bepalingen van deze verordening waarmee uitvoering aan die wet wordt gegeven.
Naar aanleiding van een bij hen bekend geworden nader onderzoek dienen burgemeester en wethouders in een beschikking vast te stellen of sprake is van een geval van ernstige verontreiniging. Als dit het geval is dienen zij daarbij de spoedeisendheid en tijdstip om dat geval te saneren aan te geven. In deze beschikking kunnen zij voorts aangeven welke tijdelijke beveiligingsmaatregelen aan de sanering vooraf dienen te gaan.
Indien een melding als bedoeld in artikel 28 van de wet betrekking heeft op een ernstig geval van verontreiniging en als daarbij het voornemen bestaat te saneren, dient deze melding vergezeld te gaan van een saneringsplan. Op dit saneringsplan moeten burgemeester en wethouders instemmen.
Na afronding van (een fase van) de sanering wordt een saneringsverslag opgesteld, waarmee door het college moet worden ingestemd. Ditzelfde geldt voor het nazorgplan als er een restverontreiniging na sanering achterblijft.
Ingevolge artikel 39 juncto artikel 88 van de wet moeten burgemeester en wethouders een saneringsplan vaststellen. Het betreft saneringsplannen, die in opdracht van burgemeester en wethouders worden opgesteld en uitgevoerd in hun hoedanigheid van bevoedg gezag Wet bodembescherming (de zogenaamde vangnetgevallen, waar geen derden voor kunnen worden aangesproken).. Uit artikel 48 van de wet volgt dat burgemeester en wethouders als bevoegd gezag Wet bodembescherming niet verplicht zijn om bij saneringen eerst een saneringsplan ter instemming voor te leggen aan het bevoegd gezag Wet bodembescherming. Ook ontbreekt een beroepsmogelijkheid tegen de door of vanwege burgemeester en wethouders opgestelde saneringsplannen. In verband met rechtsgelijkheid is er veel voor te zeggen om in de verordening een bepaling op te nemen die hierin wel voorziet. Vandaar dat artikel 2.6 is opgenomen in deze verordening.
De diverse Meldingsformulieren bodemsanering zijn te downloaden via de gemeentelijke website.
Voor een goede informatieverstrekking naar derden is het nodig om ook het rapport van het onderliggende onderzoeken en het meldingsformulier ter inzage te leggen. Daarom wordt een indiening van deze stukken in drievoud voorgeschreven.
Vanaf de inwerkingtreding van deze Verordening moeten de onderzoeksgegevens ook digitaal aangeleverd worden. Hieronder staat beschreven welke programma’s hiervoor nodig zijn (stand d.d. december 2005).
De onderzoeksgegevens dienen digitaal te worden aangeleverd conform SIKB Protocol 0101.
(De huidige versie is 3.6.0. zie de site www.sikb.nl voor de meest actuele versie).
Het SIKB XML bestand kan worden aangemaakt met Boormanager Spacial.
(De huidige versie is 4.4.12.39 zie de site www.itworks.nl voor de meest actuele versie).
De onderzoeksgegevens en de rapportage moeten digitaal worden aangeleverd(bij voorkeur 0in PDF formaat). Daarnaast moeten de onderzoeksgegevens ook schriftelijk worden ingediend.
Zoals onder het kopje “structuur” (zie hierboven) is weergegeven, kan het college aanvullende eisen stellen. Deze bepaling is een aanvulling op artikel 39, lid 1 Wet bodembescherming. De functie van het saneringsplan is dat burgemeester en wethouders zich een goed oordeel kunnen vormen over de aard en omvang van de verontreiniging, over de voorgenomen maatregelen en kunnen toetsen of op milieuhygiënisch toereikende en aanvaardbare wijze zal worden gesaneerd.
In de praktijk blijkt het voldoen aan de eisen die in de wet en de verordening ten aanzien van het saneringplan worden gesteld niet altijd mogelijk en ten aanzien van de nadere eisen uit de verordening niet altijd relevant. Daarom is in het tweede lid een afwijkingsmogelijkheid ingebouwd. Van de wettelijke eisen in artikel 39, eerste lid, kan niet worden afgeweken.
Voor het toezicht op de uitvoering van het saneringsplan is het van belang dat het bevoegd gezag op de hoogte is van het werkelijke tijdstip waarop met de sanering een aanvang wordt gemaakt. Het aangeven van de vermoedelijke datum in het plan zelf is daarvoor niet voldoende. Regelmatig komt het voor dat de feitelijke aanvang van de werkzaamheden na instemming van het saneringsplan door allerlei omstandigheden (ontbrekende vergunningen, ontbrekende materialen, weersomstandigheden en dergelijke) opschuift of dat door dergelijke voorzienbare onzekere omstandigheden geen exacte datum kan worden gegeven. Het is vanuit oogpunt van handhaving gewenst, dat burgemeester en wethouders op de hoogte zijn van de feitelijke aanvang van het werk. Door middel van een mededeling uiterlijk tien werkdagen vóór het begin van de daadwerkelijke sanering wordt de noodzakelijke informatie verkregen èn wordt voorkomen dat voor het saneringsplan gegevens worden gevraagd, waarvan de beantwoording niet of slecht mogelijk is.
Om goed zicht te houden op het verloop van de sanering wil de gemeente dat iedere afwijking vooraf aan haar voorgelegd wordt. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk gebeuren. Als de afwijking mondeling is gemeld, moet de afwijking altijd nog schriftelijk worden gemeld. De toezichthouder bepaalt wat de benodigde vervolgstappen zijn, het kan voorkomen dat gevraagd wordt een telefonische melding schriftelijk te bevestigen of te voorzien van een motivering. In artikel 39, lid 4 van de wet wordt voorgeschreven dat wijzigingen uiterlijk twee weken voorafgaand aan de uitvoering gemeld worden. Deze melding moet tevens worden gepubliceerd in het Hengelo’s Weekblad. Om de administratieve lasten niet onnodig te verzwaren wordt in het tweede lid een nadere uitleg gegeven van wat onder een wijziging wordt verstaan. Het moet gaan om die wijzigingen die een essentiële wijziging van de saneringsdoelstelling inhouden dan wel die wijzigingen die kunnen leiden tot aantasting van de belangen van derden. Overigens kunnen veel meldingen van afwijkingen voorkomen worden, door in saneringsplannen geen gegevens op te nemen die niet relevant zijn voor de besluitvorming.
In artikel 39c van de wet wordt voorgeschreven, dat na de uitvoering van de sanering zo spoedig mogelijk een verslag wordt gemaakt. In de wet is hiervoor geen termijn opgenomen. In artikel 2.7 wordt bepaald, dat dit verslag binnen dertien weken na afronding van (iedere fase van) de werkzaamheden moet worden toegezonden. Grondwatersaneringen behoeven veelal meer tijd dan de sanering van de verontreinigde grond. Daarom is bepaald dat als de sanering van de grondwatersanering langer duurt, dan over de sanering van het grondwater een afzonderlijk saneringsverslag dient te worden ingediend; dit moet dan ook uiterlijk dertien weken na afronding van die grondwatersanering te worden ingediend. In aanvulling op de wettelijke eisen kunnen door het college nadere gegevens verplicht worden gesteld via het betreffende meldingsformulier.
Artikel 39d van de wet schrijft voor dat bij een restverontreiniging een nazorgplan moet worden opgesteld dat de instemming behoeft van burgemeester en wethouders. In aanvulling op de wettelijke eisen heeft de Raad aan het college opgedragen zonodig nadere gegevens verplicht te stellen via het betreffende meldingformulier nazorgplan.
Voor de sanering van sommige verontreinigingen gelden andere regels vanwege het specifieke karakter van de verontreiniging. Zo valt de sanering van de bodem van tankstations die zijn opgericht vóór 1 januari 1987, onder de AmvB Besluit Tankstations milieubeheer en geschiedt de sanering overeenkomstig de Handleiding bodemsanering tankstations. Voor kleinschalige en met name genoemde saneringen geldt het belsuit en regeling Uniforme saneringen (BUS) en voor saneringen van voormalige en huidige chemische wasserijen geldt het convenant Netex. Tenslotte is het convenant Bodem+ totstandgekomen dat regels stelt ten aanzien van onderzoek en sanering van met name genoemde bedrijfstakken.