Organisatie | Hellendoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Re-integratieverordening gemeente Hellendoorn 2009 |
Citeertitel | Re-integratieverordening gemeente Hellendoorn 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Uitvoeringsbesluit Reïntegratieverordening 2009, in werking getreden op 06-06-2009.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-11-2009 | 01-10-2009 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 06-10-2009 Hellendoorn Journaal, 06-11-2009 | 09INT01195 |
De raad van de gemeente Hellendoorn;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 augustus 2009;
gelet op artikel 8, lid 1, onder a van de Wet werk en bijstand, artikel 12, lid 1,onder a, van de Wet investeren in jongeren, artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
In deze verordening wordt verstaan onder:
Individueel ontwikkelingsplan (IOP): een beschrijving van opeenvolgende acties die in het kader van een activering of re-integratietraject nodig zijn om de belanghebbende, of sw-geïndiceerde duurzaam naar algemeen geaccepteerde arbeid (al dan niet onder begeleiding) te leiden of zelfstandig maatschappelijke participatie mogelijk te maken;
Het college draagt zorg voor de re-integratie van belanghebbenden.
Bij de opstelling van het re-integratieplan als bedoeld in het eerste lid, alsmede het verslag als bedoeld in het tweede lid wordt het oordeel van het Cliëntenplatform Werk en Inkomen betrokken, conform de Verordening cliëntenparticipatie Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren gemeente Hellendoorn 2009.
Belanghebbenden hebben aanspraak op ondersteuning bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid of, als dat doel niet bereikbaar is, bij zelfstandige maatschappelijke participatie. Voorwaarde voor de Anw-er en Nugger is dat deze minimaal 12 uren per week beschikbaar is voor algemeen geaccepteerde arbeid.
De voorzieningen, genoemd in deze verordening, kunnen onderdeel uitmaken van of aanvullend zijn op een inburgeringsplan, op grond van de Wet inburgering, dan wel op grond van de rechtsopvolger van deze wet.
De voorzieningen, genoemd in deze verordening, kunnen onderdeel uitmaken van of aanvullend zijn op een individueel ontwikkelingsplan voor een sw-geïndiceerde.
De belanghebbende, jongere of sw-geïndiceerde die deelneemt aan een voorziening, is gehouden het individueel ontwikkelingsplan te ondertekenen. Verder dient de belanghebbende, jongere of sw-geïndiceerde te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de WIJ, de Ioaw, de Ioaz, de Wsw, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
De Re-integratieverordening gemeente Hellendoorn 2009 treedt in werking op 1 oktober 2009.
De verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening gemeente Hellendoorn 2009.
II. De Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2005 (rb. 15 december 2005, nr 05.11386) in te trekken met ingang van de dag, volgende op die van de bekendmaking van dit besluit, met dien verstande dat het besluit terugwerkt tot 1 oktober 2009.
Met de re-integratieverordening geeft de gemeenteraad inhoudelijk invulling aan de ondersteuning die de gemeente Hellendoorn biedt bij de arbeidsinschakeling van werklozen die behoren tot de verantwoordelijkheid van de gemeente. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de WWB, artikel 34 van de Ioaw en artikel 34 van de Ioaz. Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader wordt vormgegeven volgt uit artikel 8 van de WWB, artikel 35 van de Ioaw en artikel 35 van de Ioaz.
De verordening regelt de re-integratie op grond van de genoemde regelingen de volgende doelgroep:
Door inwerkingtreding van de Wet investeren in jongeren is de doelgroep uitgebreid met jongeren.
De Wet investeren in jongeren (WIJ)
Op 1 oktober 2009 treedt de WIJ in werking. Doelstelling van deze wet is de duurzame arbeidsparticipatie in regulier werk van jongeren tot 27 jaar. Om dit te bereiken is in de wet een recht op een zogenaamd werkleeraanbod vastgelegd. Het werkleerrecht berust op het uitgangspunt dat jongeren die goed geschoold zijn en over voldoende kwalificaties beschikken gemakkelijker aan het werk zullen komen en daardoor zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien.
De WIJ verplicht gemeenten om te investeren in de arbeidsinschakeling van alle jongeren, ook bij een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daartoe moeten gemeenten jongeren in beginsel een werkleeraanbod doen. Afgeleide van het werkleeraanbod is een inkomensvoorziening voor jongeren vanaf 18 jaar als de jongere onvoldoende inkomsten heeft. Deze inkomensvoorziening is alleen beschikbaar als het werkleeraanbod wegens in de persoon van de jongere gelegen of niet verwijtbare omstandigheden zijnerzijds, geen optie is, dit aanbod onvoldoende inkomsten genereert of er nog geen werkleeraanbod kan worden gedaan. De samenhang tussen het werkleeraanbod enerzijds en de inkomensvoorziening anderzijds is een bepalend element in de WIJ.
De relatie tussen werken/leren en een uitkering is fundamenteel anders dan de WWB, waarbij het recht op bijstand vooropstaat met als afgeleide de plicht tot arbeidsparticipatie. Met de WIJ wordt een ‘paradigmawisseling’ beoogd: is het uitgangspunt in de WWB ‘een uitkering, mits’, in de WIJ is dit omgedraaid en geldt als uitgangpunt ‘geen uitkering, tenzij’.
Evenals in de WWB geldt binnen de WIJ een stelsel van rechten en plichten. De gemeente is onder bepaalde voorwaarden verplicht een werkleeraanbod en eventueel een inkomensvoorziening aan te bieden. De jongere is verplicht zich te houden aan diverse verplichtingen. Worden deze verplichtingen geschonden, dan kan het werkleeraanbod worden ingetrokken en dient de inkomensvoorziening verlaagd te worden (artikel 41, eerste lid WIJ). Die verlaging geschiedt conform de regels die in de Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren gemeente Hellendoorn 2009 zijn vastgelegd.
Voor jongeren in de leeftijd van 16 tot 27 jaar ontstaat onder de voorwaarden die in de WIJ zijn genoemd, een individueel recht op een werkleeraanbod. Dat is meer dan een recht op een eenmalige voorziening. Zo nodig is het een recht op een reeks voorzieningen gericht op de kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie. Langs welke route die weg verloopt, is een individueel gegeven dat wordt bepaald door de afstand van de jongere tot de arbeidsmarkt en de beschikbaarheid van voorzieningen. Onder duurzame arbeidsparticipatie wordt verstaan de arbeidsinschakeling waarbij jongeren gedurende langere tijd en op eigen kracht aan het arbeidsproces kunnen deelnemen en arbeid verrichten dat past bij hun kennis en vaardigheden of deze kennis en vaardigheden bevordert (Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 7, p. 11). Tot dat punt is bereikt, is de gemeente verplicht de jongere (bij herhaling) een werkleeraanbod te doen gericht op arbeidsinschakeling. Er is nadrukkelijk voor gekozen om niet bij voorbaat te bepalen hoe lang de algemeen geaccepteerde arbeid zou moeten duren voordat over ‘duurzame arbeidsparticipatie’ kan worden gesproken (Handelingen TK 2008-2009, nr. 76, p. 6006). De jongere dient op het punt gebracht te worden dat hij geen ondersteuning van het college meer nodig heeft.
Het begrip ‘werkleeraanbod’ moet ruim worden uitgelegd. Het werkleeraanbod kan allerlei vormen hebben, variërend van een ‘echte’ baan tot vakgerichte scholing of een combinatie van beide. Een werkleeraanbod kan ook bestaan uit voorzieningen die nodig worden geacht op weg naar arbeidsinschakeling, zoals een sollicitatietraining, een cursus gericht op de ontwikkeling van werknemersvaardigheden, een stageplaats, schuldhulpverlening, sociale activering, nazorg en gesubsidieerde arbeid. Afgezien van participatieplaatsen kan het gehele instrumentarium dat gemeenten hebben ontwikkeld voor de re-integratie in het kader van de WWB, ook op jongeren toegepast worden. Participatieplaatsen zijn uitgezonderd. Bij jongeren zal de situatie waarin de afstand tot de arbeidsmarkt dusdanig groot is dat die alleen met de maximale drie jaar additionele arbeid te overbruggen is zich niet in die mate voordoen dat de regering participatieplaatsen in de vorm van artikel 10a WWB noodzakelijk acht. Ook uitgezonderd is het reguliere onderwijs dat door het Rijk wordt bekostigd (zie ook artikel 23, lid1, onder a, WIJ). Het college kan de jongere weliswaar adviseren een dergelijke vorm van onderwijs te volgen of weer te gaan volgen als dit zinvol wordt geacht, maar het is geen voorziening die de gemeente kan inzetten om vorm te geven aan het werkleeraanbod. Een premie voor de arbeidsinschakeling past niet bij het uitgangspunt dat jongeren die daartoe in staat zijn moeten leren of werken. Daarom is er geen aanleiding om werken en/of leren te belonen met een financiële vrijlating van inkomsten uit deeltijdarbeid of van een premie in verband met arbeidsinschakeling bij de inkomensvoorziening. Dat geldt evenzeer voor een onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk, tenzij deze bestemd is voor aantoonbaar gemaakte kosten.
Het college bepaalt de inhoud van het werkleeraanbod. Dat geldt ook voor de vraag of het accent komt te liggen op werken of leren. Gelet op de duurzame arbeidsparticipatie als einddoel, zal werken de hoogste prioriteit hebben als de jongere daartoe in staat is. Zijn er echter belemmeringen op de weg daar naartoe, dan kunnen allerlei voorzieningen worden ingezet om dat einddoel te bereiken. Van belang daarbij is dat de startkwalificatie binnen het werkleeraanbod een ijkpunt vormt, omdat deze in belangrijke mate kan bijdragen aan duurzame arbeidsparticipatie. Het is aan de gemeenten overgelaten om te beoordelen in hoeverre de jongere in staat moet worden gesteld een dergelijke kwalificatie te behalen of anderszins scholing te ontvangen die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.
Uitgangspunt is dat maatwerk wordt geleverd: dat het werkleeraanbod wordt afgestemd op de omstandigheden, krachten en capaciteiten van de jongere (artikel 17, lid 1, WIJ). De wensen van jongeren worden betrokken bij het vormgeven van het werkleeraanbod (artikel 14, lid 2, WIJ). Het college is verplicht die wensen vast te leggen in de rapportage die ten grondslag ligt aan het werkleeraanbod en dient daarbij tevens aan te geven op welke wijze die wensen bij het werkleeraanbod betrokken zijn.
Werken en leren niet direct mogelijk
Wanneer het doen van een werkleeraanbod bestaande uit werken en/of leren niet direct mogelijk is, dient een aanbod gedaan te worden dat op termijn perspectief biedt op arbeidsinschakeling. Dat kan betekenen dat voorzieningen worden ingezet in de vorm van zorg- of hulpverlening, waarbij ook aandacht kan worden besteed aan belemmerende factoren, zoals psychische, sociale en cognitieve problemen. Het werkleeraanbod omvat immers het geheel van re-integratievoorzieningen, dat gericht is op duurzame arbeidsparticipatie. Is de jongere naar het oordeel van het college om redenen van lichamelijk, sociale of psychische aard in het geheel niet in staat om uitvoering te geven aan een werkleeraanbod, dan kan daarvan vooralsnog worden afgezien (artikel 17, tweede lid WIJ). Zorgtaken, voor zover daarmee geen rekening kunnen worden gehouden door middel van een voorziening, kunnen worden aangemerkt als een reden van sociale aard.
Bij de vormgeving van het werkleeraanbod in de WIJ is speciale aandacht besteed aan alleenstaande ouders, vanwege hun zorgtaken en mogelijke medische en/of fysieke beperkingen. Daarom geldt voor alleenstaande ouders met een ten laste komend kind jonger dan vijf jaar, dat het werkleeraanbod desgevraagd wordt ingevuld door middel van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij een dergelijke scholing de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat (artikel 17, vierde lid, WIJ).
Daarmee loopt deze regeling parallel met de WWB (artikel 9a WWB). Echter, anders dan in de WWB, is uit een oogpunt van deregulering afgezien van het opnemen van een maximale termijn van zes jaar. Deze maximale termijn zal, gezien de maximale duur van het werkleerrecht (van 18 tot 27 jaar), in de meeste gevallen reeds in de werkleerperiode zijn geïncorporeerd.
Besloten is om zelfstandigen uit te zonderen van het recht op een werkleeraanbod en van het recht op inkomensvoorziening (artikel 23, eerste lid, onderdeel e jo. artikel 42, eerste lid, onderdeel m, WIJ). Zij kunnen een beroep doen op algemene bijstand of bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van artikel 78f van de WWB, zodat de (jongere) zelfstandige zich geheel kan richten op zijn bestaan als zelfstandige. In het zesde lid van artikel 17 WIJ wordt evenwel bepaald dat het college de mogelijkheid (niet de verplichting) heeft om aan de jongere die als zelfstandige wil beginnen, een werkleeraanbod te doen dat bestaat uit een voorbereidingsperiode op het bestaan als zelfstandige. Dit werkleeraanbod duurt maximaal twaalf maanden en kan slechts worden aangeboden op verzoek van de jongere.
Voor de groep jongeren met een medische beperking (die niet behoren tot de doelgroep van de WAJONG) is het van belang dat het aanbod aansluit bij hun mogelijkheden. Het uitgangspunt van maatwerk bij het werkleerrecht zal vooral voor deze groep een cruciale rol spelen. Aan de hand van de individuele situatie zal beoordeeld moeten worden welk aanbod past bij de jongere gelet op zijn/haar mogelijkheden en beperkingen. Het werkleeraanbod moet aansluiten bij de individuele mogelijkheden van de persoon in verband met gezondheid en belastbaarheid. Maatwerk betekent een zorgvuldige op de persoon toegesneden afweging bij de uiteindelijke keuze van een traject. Voor de groep jongeren die weinig perspectief heeft op arbeidsinschakeling behoort sociale activering tot de mogelijkheden. Als een werkleeraanbod vanwege de medische situatie in het geheel niet mogelijk is, wordt de gehandicapte geen aanbod gedaan. Wel kan aanspraak op een inkomensvoorziening bestaan.
Beleid werkleeraanbod in verordening
Om recht te doen aan de beleidsruimte die gemeenten nodig hebben om door maatwerk invulling te geven aan de gemeentelijke verantwoordelijkheid, worden aan de vormgeving van het werkleeraanbod en de mate waarin gemeenten daartoe voorzieningen kunnen inzetten, geen wettelijke eisen gesteld. Gezien de verantwoordelijkheid die de gemeenteraad in het kader van dit wetsvoorstel heeft, en mede met het oog op de rechtszekerheid, is bepaald dat het gemeentelijke beleid inzake de voorzieningen in een verordening moet worden vastgelegd. De jongere moet uit de verordening kunnen afleiden welke voorzieningen het college kan inzetten om het doel, de duurzame arbeidsparticipatie, te bereiken.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel worden omschrijvingen gegeven van begrippen die in de verordening voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. Bij het omschrijven van de begrippen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen in de WWB.
Jaarlijks stelt het college een re-integratieplan op waarin, binnen de kaders van de verordening, het beleid voor het komende jaar wordt beschreven. In dit artikel staat aangegeven welke elementen het re-integratieplan minimaal moet bevatten.
Bij het opstellen van het re-integratieplan wordt het cliëntenplatform betrokken conform de daarvoor opgestelde verordening cliëntenparticipatie Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren 2009.
Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning
In dit artikel wordt aangesloten op de WWB, waarin staat aangegeven dat een belanghebbende aanspraak maakt op ondersteuning bij arbeidsinpassing, maar niet op een specifieke voorziening. Ondersteuning hoeft niet altijd te bestaan uit een door derden uitgevoerd traject met één of meerdere voorzieningen, maar kan ook bestaan uit advies of doorverwijzing naar andere instanties.
Voorzieningen worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is. De ondersteuning is primair gericht op arbeidsinpassing. Indien arbeidsinpassing binnen afzienbare tijd niet tot de mogelijkheden behoort, kan zelfstandige maatschappelijke participatie een doel van de inzet van voorzieningen zijn.
De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van een traject ligt bij het college. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid, wordt rekening gehouden met de wensen van de belanghebbende. Het traject wordt vastgelegd in een IOP dat zowel door het college als door de belanghebbende ondertekend moet worden.
Het college houdt bij het aanbieden van een voorziening in ieder geval rekening met de mate waarin de persoon arbeid en zorgtaken kan combineren. Dit komt overeen met de WWB waarin verwoord staat dat de beschikbaarstelling voor de arbeidsmarkt van alleenstaande ouders in de bijstand aan een aantal voorwaarden dient te voldoen. Het gaat hierbij om passende kinderopvang en de aansluiting op schooltijden. Het bovenstaande geldt, conform de WWB, met name voor alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar of gehandicapte kinderen tot 18 jaar.
Artikel 4 Recht op ondersteuning
In dit artikel wordt vorm en inhoud gegeven aan artikel 12 van de WIJ. Het werkleeraanbod kan bestaan uit een re-integratietraject, een voorziening (zie artikel 10 re-integratieverordening), maar ook uit kortdurende contacten. Doorverwijzing naar regulier onderwijs is geen werkleeraanbod, maar het college mag de jongere wel op deze mogelijkheid wijzen, vooral voor jongeren zonder startkwalificatie is dit wenselijk. De inhoud van het werkleeraanbod sluit aan op de voorzieningen die worden ingezet bij de arbeidsmarktinschakeling van uitkeringsgerechtigden, met als uitgangspunt duurzame arbeidsparticipatie en maatwerk. Bij het formuleren van het werkleeraanbod houdt het college rekening met de bepalingen die zijn opgenomen in artikel 17 van de WIJ.
Dit artikel spreekt voor zich.
Per 1 januari 2008 is de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) herzien. Met deze herziening wil de wetgever bevorderen dat sw-geïndiceerden meer in een reguliere werkomgeving gaan werken. Om deze doelstelling te bereiken kunnen voorzieningen, genoemd in deze verordening, onderdeel uitmaken van of aanvullend zijn op een individueel ontwikkelingsplan voor een sw-geïndiceerde.
Artikel 7 Budget- en subsidieplafonds
De wet stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. Het college dient na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wel kan per voorziening een plafond ingebouwd worden; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een andere voorziening wordt uitgeweken.
De aan het college gegeven mogelijkheid om een subsidie- of budgetplafond vast te stellen, is ingesteld om ongewenste overschrijding van de beschikbare middelen te voorkomen. Dat is nodig, omdat vooraf niet exact bepaald kan worden hoe groot de instroom in de uitkering zal zijn, hoe effectief het re-integratiebeleid zal zijn, en wat de uitgaven zullen zijn die daar het gevolg van zijn.
Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. De subsidie- en budgetplafonds kunnen door het college per voorziening worden vastgesteld. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond kan een weigeringsgrond vormen bij de aanspraak op de desbetreffende voorziening.
Indien er geen budget- of subsidieplafond kan worden vastgesteld, kan het college besluiten een plafond in te stellen inhoudende het aantal personen dat gebruik kan maken van de subsidie.
Wanneer wordt voorzien dat een subsidieplafond van een voorziening wordt overschreden, kan het college lopende het jaar besluiten middelen tussen de verschillende budgetten over te hevelen.
Deelname aan re-integratie is niet vrijblijvend. Aansluitend op hetgeen in de Wet werk en bijstand, de Wet investeren in jongeren, de Ioaw en de Ioaz, reeds bepaald is over verplichtingen, worden hier nog enkele nadere bepalingen weergegeven.
De hoogte van de maatregelen die bij het niet nakomen van de verplichtingen kunnen worden opgelegd, staan beschreven in de maatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2009 en de Maatregelenverordening wet investeren in jongeren gemeente Hellendoorn 2009. De maatregelen bestaan uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage (afhankelijk van de gedraging). Echter, voor personen zonder uitkering (Nuggers) en Anw-ers, kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het derde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen het college (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen.
Tegen beslissingen op grond van de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2009 en de Maatregelenverordening wet investeren in jongeren gemeente Hellendoorn 2009 staat bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
De wijze waarop wordt vastgesteld of een Nugger of Anw-er moet bijdragen in de kosten van de voorziening en de hoogte van de eigen bijdrage, kan in het uitvoeringsbesluit worden vastgelegd.
In dit artikel wordt beschreven welke voorzieningen het college in ieder geval beschikbaar kan stellen ter ondersteuning van het re-integratietraject en bij de formulering van het werkleeraanbod. Het betreft geen limitatieve opsomming van voorzieningen. In principe bestaan er twee categorieën voorzieningen, voorzieningen die separaat dan wel aanvullend aan een re-integratietraject kunnen worden ingezet en voorzieningen die onderdeel uitmaken van een re-integratietraject (lid 1). Aan de verschillende voorzieningen kan het college nadere regels verbinden. Deze stelt het college vast in een uitvoeringsbesluit. In het uitvoeringsbesluit komen in ieder geval de elementen, zoals genoemd onder het lid 4, naar voren. Tevens kan het college bij uitvoeringsbesluit nieuwe voorzieningen in het leven roepen ofwel een bestaande voorziening beëindigen, zowel in een individueel geval als voor meerdere belanghebbenden (lid 5).
In lid 3 van dit artikel is tevens opgenomen dat en in welke gevallen het college kan besluiten de deelname aan een bepaalde voorziening te beëindigen.
Met dit artikel worden de rechten van de belanghebbende bij de gebruikmaking van voorzieningen geregeld. Bij de inkoop van re-integratietrajecten bij derden, dient het college expliciete aandacht te besteden aan de continuïteit en de kwaliteit van de trajecten. Tevens dient het college voorzieningen, zoals bijvoorbeeld kinderopvang, te treffen die het de belanghebbende mogelijk maken deel te nemen aan een traject.
Dit artikel behoeft verder geen toelichting.
Artikel 13 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet
Dit artikel behoeft verder geen toelichting.
Dit artikel behoeft verder geen toelichting.
In deze verordening zijn de bepalingen van de Reïntegratieverordening et werk en bijstand 2005 onverkort overgenomen. In deze verordening zijn verder bepalingen opgenomen met betrekking tot de Wet investeren in jongeren en de Wet sociale werkvoorziening.