Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Overbetuwe

Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Overbetuwe 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOverbetuwe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Overbetuwe 2012
CiteertitelBeheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Overbetuwe 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp
Externe bijlagebeheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2012 12 02 28.pdf

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Overbetuwe, zoals vastgesteld bij besluit van 22 februari 1994 en gewijzigd bij besluiten van 29 augustus 1995 en 17 december 2002, en de bijbehorende voorwaarden worden ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op de lijkbezorging, art. 35
  2. Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Regeling beheer gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Overbetuwe

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-03-201201-01-2012nieuwe regeling

28-02-2012

De Betuwe; 07-03-2012

11rb000182
15-01-200301-01-200301-01-2012nieuwe regeling

17-12-2002

De Betuwe; 15-01-2003

Nr. 13

Tekst van de regeling

Intitulé

Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Overbetuwe 2012

Onderwerp: Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen

gemeente Overbetuwe 2012

 

Ons kenmerk: 11RB000182

 

Nr.

 

De raad van de gemeente Overbetuwe;

 

gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders van 10 januari 2012;

 

gelezen het advies van de politieke avond van 7 februari 2012;

 

gelet op artikel(en) 35 van de Wet op de lijkbezorging en 149 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de

 

 

Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen

gemeente Overbetuwe 2012

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken of het bijzetten van asbussen;

  • b.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • c.

    begraafplaats: de gemeentelijke begraafplaatsen aan de Valburgseweg te Elst, de Tielsestraat te Herveld en de Achterstraat te Heteren;

  • d.

    beheerder: de door het college aangewezen ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen;

  • e.

    belanghebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een algemeen urnengraf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in zijn plaats te zijn getreden;

  • f.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • g.

    gedenkteken: steen, grafzerk of onder monument, daarbij inbegrepen kettingen en hekwerken;

  • h.

    graf: een grondgraf of grafkelder;

  • i.

    grafbedekking: gedenkteken en/of afdekplaat op een graf, gedenkplaats of verstrooiingsplaats;

  • j.

    grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meer lijken of asbussen worden bijgezet; grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

  • k.

    particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      het doen verstrooien van as;

  • l.

    particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 2.

      het doen verstrooien van as;

  • m.

    particuliere gedenkplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend om overledenen te gedenken;

  • n.

    particuliere urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • o.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier urnengraf of een particuliere gedenkplaats, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in zijn plaats te zijn getreden;

  • p.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • q.

    verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • r.

    de wet: de Wet op de lijkbezorging.

Hoofdstuk 2 Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 2 Openstelling begraafplaats

  • 1.

    De begraafplaats is voor eenieder dagelijks toegankelijk gedurende door het college bij nadere regels vast te stellen dagen en tijden. Het college maakt deze tijden openbaar bekend.

  • 2.

    Om de orde en rust op een begraafplaats te handhaven kan de toegang tijdelijk worden gesloten.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat een begraafplaats niet voor het publiek geopend is, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 3 Ordemaatregelen

  • 1.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2.

    De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen; motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a. van het derde lid.

Artikel 4 Kennisgeving herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen en plechtigheden

  • 1.

    Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op een begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat hiervan minimaal zes werkdagen van tevoren schriftelijk kennis is gegeven aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de kennisgever door de beheerder vastgesteld.

  • 2.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid, moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 5 Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast. Anderen mogen hierbij alleen aanwezig zijn met toestemming van de beheerder.

Hoofdstuk 3 Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 6 Kennisgeving begraven en bezorgen van as

  • 1.

    Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk 36 uur vóór het tijdstip van begraven, bijzetten of verstrooien, schriftelijk kennis aan de beheerder.

  • 2.

    Als de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

Artikel 7 Openen en sluiten van een graf

  • 1.

    Het openen van een graf voor het begraven of voor het bezorgen van as, het daarna sluiten van een graf en het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder.

  • 2.

    De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten, als zij hun wens daartoe uiterlijk 36 uur vóór het tijdstip van begraven of bijzetten van as, schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. Zij moeten bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op volgen.

Artikel 8 Over te leggen stukken

  • 1.

    Begraven mag slechts plaatsvinden nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2.

    Als het begraven of het bezorgen van as in een particulier graf zal plaatsvinden, moet een machtiging daartoe aan de beheerder worden overgelegd. De machtiging moet zijn ondertekend door de rechthebbende of, als deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3.

    Begraven of bijzetten in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Deze verlenging moet een zodanige periode omvatten dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging moet worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren, in een veelvoud van vijf jaar.

  • 5.

    De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Artikel 9 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1.

    De tijd van begraven en het bezorgen van as is op maandag tot en met zaterdag van 09:00 tot 16:00 uur.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen van de in het eerste lid vermelde tijden afwijken.

  • 3.

    Als uur van begraven wordt aangemerkt het tijdstip, waarop het lijk of de stoffelijke resten binnen een begraafplaats wordt gebracht.

Hoofdstuk 4 Indeling en uitgifte van graven

Artikel 10 Indeling graven en asbezorging

  • 1.

    Op de begraafplaats kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      particuliere graven en particuliere urnengraven;

    • b.

      particuliere urnennissen;

    • c.

      particuliere gedenkplaatsen.

  • 2.

    Daarnaast kan op een begraafplaats ruimte aanwezig zijn voor:

    • a.

      algemene graven;

    • b.

      een veld voor het verstrooien van as;

    • c.

      een urnenwand of columbarium;

    • d.

      een algemeen gedenkteken voor het doodgeboren kind;

    • e.

      een plaats voor het aanbrengen van een gedenkplaatje voor een overledene waarvan de as is verstrooid;

    • f.

      een plek voor gedenking en meditatie.

  • 3.

    Het college bepaalt de nadere indeling van een begraafplaats, de ligging en afmetingen van de graven.

  • 4.

    Het college wijst een afgesloten gedeelte op de begraafplaats aan, waarin de overblijfselen van lijken worden begraven.

Artikel 11 Aantal lijken per graf

  • 1.

    In de particuliere en algemene graven kan een door het college te bepalen aantal lijken worden begraven.

  • 2.

    In de particuliere urnengraven en urnennissen kan een door het college te bepalen aantal asbussen met of zonder urn worden bijgezet.

Artikel 12 Volgorde van uitgifte

  • 1.

    De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2.

    Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, als dit vanwege de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk is.

Artikel 13 Categorieën

Het college kan bij vast te stellen nadere regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Hoofdstuk 5 Grafrechten

Artikel 14 Recht op een particulier graf

Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats dat toelaat, op een daartoe schriftelijk in te dienen aanvraag, het recht op een particulier graf.

Artikel 15 Grafkelder

  • 1.

    Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder of een gemetseld graf overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.

  • 2.

    In een grafkelder mogen zoveel lijken worden begraven als waarvoor deze berekend is.

Artikel 16 Termijnen algemeen en particulier graf

  • 1.

    De termijn voor het recht op een algemeen graf bedraagt tien jaar.

  • 2.

    De termijn voor het recht op een particulier graf bedraagt:

    • a.

      voor het doen begraven en begraven houden van overledenen: twintig jaar;

    • b.

      voor het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen:

      • 1.

        in een particuliere urnennis of particulier urnengraf: twintig jaar;

      • 2.

        in of op een particulier graf: voor de duur van de termijn van het desbetreffende graf.

  • 3.

    De termijn begint te lopen op de datum waarop het algemene of particuliere grafrecht is uitgegeven.

Artikel 17 Verlenging van termijnen

  • 1.

    Op aanvraag van de rechthebbende kunnen de in Artikel 17, tweede lid genoemde termijnen worden verlengd. De aanvraag hiertoe moet, vanaf twee jaar vóór het verstrijken van de desbetreffende termijn, worden ingediend bij het college.

  • 2.

    Als een aanvraag, als bedoeld in het eerste lid, niet is gedaan tenminste één jaar voor het verstrijken van de termijn, geeft de beheerder van de begraafplaats hiervan schriftelijk kennis aan de rechthebbende. Als niet binnen drie maanden na die kennisgeving om verlenging van het recht is verzocht, wordt van de mogelijkheid tot verlenging bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats mededeling gedaan. Deze mededeling blijft aangeplakt tot het einde van de termijn waarvoor het recht op een particulier graf werd gevestigd.

  • 3.

    De termijn van verlenging bedraagt minimaal vijf jaar en maximaal twintig jaar, telkens met een veelvoud van vijf jaar.

Artikel 18 Overschrijving van verleende rechten

  • 1.

    Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon. De aanvraag hiervoor moet worden gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Als de overleden rechthebbende in het graf moet worden begraven, of als de asbus met zijn resten in het graf moet worden bijgezet, moet de aanvraag tot overschrijving daaraan voorafgaand worden ingediend.

  • 3.

    Als na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving niet wordt ingediend binnen de in het tweede lid gestelde termijn, kan het college het recht op het particuliere graf vervallen verklaren.

  • 4.

    Het college kan na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn het recht op het graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, zolang het graf nog niet is geruimd.

Artikel 19 Eindiging van het recht op een particulier graf

  • 1.

    Het recht op een particulier graf eindigt door:

    • a.

      het verlopen van de termijn van grafrecht;

    • b.

      het door de rechthebbende schriftelijk afstand doen van het grafrecht;

    • c.

      het opheffen van de begraafplaats.

  • 2.

    De schriftelijke afstand, als bedoeld in het eerste lid, onder b., wordt gericht aan het college. Het college stuurt de rechthebbende een ontvangstbevestiging hiervan.

  • 3.

    Het college kan het recht op een particulier graf vervallen verklaren als:

    • a.

      de kosten voor de vestiging, overschrijving of verlenging van een grafrecht niet binnen vier maanden na het eerste verzoek om betaling zijn betaald;

    • b.

      de rechthebbende een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting niet naleeft of daarmee in strijd handelt;

    • c.

      de rechthebbende op een particulier graf is overleden en het recht niet binnen zes maanden na de datum van overlijden is overgeschreven op een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon, zoals omschreven in Artikel 18, tweede lid.

Hoofdstuk 6 Grafbedekkingen

Artikel 20 Vergunning grafbedekking

  • 1.

    Voor het hebben en wijzigen van een grafbedekking is een vergunning nodig van het college. Op een algemeen graf is geen grafbedekking toegestaan.

  • 2.

    De rechthebbende van een particulier graf moet de vergunning voor het hebben of wijzigen van een grafbedekking aanvragen.

  • 3.

    Het college kan over de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen nadere regels vaststellen.

  • 4.

    Het college kan de vergunning weigeren als:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het derde lid;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

Artikel 21 Niet-blijvende en blijvende grafbeplanting

  • 1.

    Op een algemeen graf is geen vaste grafbeplanting toegestaan.

  • 2.

    De beheerder kan niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert, verwijderen zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding.

  • 3.

    De beheerder kan losse bloemen en planten, kransen en dergelijke wanneer zij verwelkt zijn, verwijderen.

  • 4.

    De beheerder houdt linten, siervazen en dergelijke voorwerpen gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de belanghebbende als deze hierom van tevoren schriftelijk bij de beheerder heeft verzocht.

  • 5.

    Het college kan over niet-blijvende en blijvende grafbeplanting nadere regels vaststellen.

Artikel 22 Onderhoud door rechthebbende

1.

Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking of beplanting geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende.

2.

De rechthebbende is verplicht de grafbedekking of beplanting behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

3.

Als de rechthebbende nalaat de grafbedekking of beplanting behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college deze verwijderen. Verwijderde grafbedekking blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

4.

De verwijdering vindt niet plaats dan nadat:

 

a.

het college de rechthebbende schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking of beplanting, én

 

b.

binnen een termijn van 13 weken, gerekend vanaf de dag van aanschrijving, geen herstel of vernieuwing van de grafbedekking of beplanting heeft plaatsgevonden.

 

Wanneer het adres van de rechthebbende niet bekend is, maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

5.

Het college kan de rechthebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen een door het college te stellen termijn als de beschadiging:

 

a.

zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt, of

 

b.

gevaar oplevert voor derden.

6.

Bij blijvende verwaarlozing gedurende een periode van vijf jaar kan het college met inachtneming van het bepaalde in Artikel 28, zesde lid van de wet het recht op het graf vervallen verklaren.

Artikel 23 Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1.

    De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college worden verwijderd. In de procedure over het verlengen of beëindigen van de grafrechten of over het vervallen verklaren hiervan wordt hierop gewezen.

  • 2.

    Als de grafbedekking niet binnen dertien weken na de verwijdering is afgehaald, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

Hoofdstuk 7 Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 24 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1.

    Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende meegedeeld. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, deelt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaand aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord mee.

  • 2.

    De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige stoffelijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met de stoffelijke resten worden geconfronteerd.

  • 3.

    De bij de ruiming van het graf nog aanwezige stoffelijke resten worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats.

  • 4.

    Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij het college een aanvraag indienen om bij ruiming de stoffelijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij het college een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 5.

    De rechthebbende op een particulier graf kan bij het college een aanvraag indienen om de stoffelijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan bij het college een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Hoofdstuk 8 In stand houden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 25 Lijst van bijzondere graven

  • 1.

    Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2.

    Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3.

    Het college beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk 9 Inrichting register

Artikel 26 Voorschriften

  • 1.

    Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken.

  • 2.

    Het college houdt het register bij.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 27 Hardheidsclausule

Het college kan één of meerdere artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing, gelet op het belang van het begraven en het bezorgen van as, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 28 Intrekking oude regeling

De Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Overbetuwe, zoals vastgesteld bij besluit van 22 februari 1994 en gewijzigd bij besluiten van 29 augustus 1995 en 17 december 2002, en de bijbehorende voorwaarden worden ingetrokken.

Artikel 29 Overgangsrecht

  • 1.

    Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Overbetuwe gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Als vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Overbetuwe is ingediend en vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 30 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2012.

Artikel 31 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Overbetuwe 2012.

Aldus besloten in zijn openbare vergadering

Van 28 februari 2012.

DE RAAD VOORNOEMD,

de griffier,

drs. A.J. van den Brink

de voorzitter,

E. Tuijnman.

Algemene toelichting

In artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Op grond van artikel 149 van de Gemeentewet stelt de raad de verordeningen op die de raad in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur (7 maart 2002) zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht: de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet zijn geconcentreerd bij het college en de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad zijn versterkt.

 

De algemene grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast geldt artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging als grondslag. Dit artikel bepaalt dat in een verordening moet worden neergelegd de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel zijn de in deze verordening gehanteerde begrippen omschreven en behoeven geen nadere toelichting. Hieronder worden er dan ook enkele toegelicht.

 

g. en i. Grafkelders worden in de praktijk steeds vaker gebruikt. Deze constructies kunnen ook bovengronds worden geplaatst, als onderdeel van een muur of wand.

Wanneer een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet in een grafkelder, spreekt men van een keldergraf, in tegenstelling tot een zandgraf.

m. Deze term sluit aan bij de terminologie van de Wet op de lijkbezorging.

 

Hoofdstuk 2 Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

 

Artikel 2 Openstelling begraafplaats

Het college zal op grond van dit artikel nog een besluit moeten nemen over de openingstijden van de begraafplaats(en). Op grond van dit artikel kan de beheerder de begraafplaats ook geheel of gedeeltelijk sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.

 

Artikel 3 Ordemaatregelen

De verordening bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid. De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden biedt voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te treden. Denkbaar is dat men ter controle een bewijs moet kunnen overleggen dat men in opdracht van de rechthebbende van het graf aan het werk is.

Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het derde lid, onder a. bestaat behoefte omdat men soms dichtbij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust moet met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend worden omgegaan. De situatie kan uiteraard per begraafplaats verschillen.

 

Artikel 4 Kennisgeving herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen en plechtigheden

Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de schriftelijke kennisgeving minimaal zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden geschieden.

Schriftelijke kennisgeving houdt in dat dit ook elektronisch, dus per e-mail kan gebeuren.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester op grond van de Wet openbare manifestaties van 1988 en mogelijk de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Overbetuwe.

 

Artikel 5 Opgravingen en ruimen

Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.

Anderen, bijvoorbeeld nabestaanden, mogen alleen met toestemming van de beheerder aanwezig zijn

 

Hoofdstuk 3 Voorschriften voor lijkbezorging

 

Artikel 6 Kennisgeving begraven en bezorgen van as

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd. Schriftelijk houdt in dat dit ook elektronisch, dus per e-mail kan gebeuren.

De as kan volgens artikel 62 van de Wet op de lijkbezorging worden bijgezet in of op een graf dan wel op een afzonderlijke plaats, meestal een urnennis.

 

Artikel 7 Openen en sluiten van een graf

Als de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn, ook om redenen van veiligheid, toch de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig. Het gaat dan vooral om het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen eventueel door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. Zo kunnen de nabestaanden bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Werkzaamheden als het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zullen door het personeel moeten worden verricht.

 

Artikel 8 Over te leggen stukken

Artikel 12 van de Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te worden overgelegd aan de beheerder. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.

Vanuit het oogpunt van vermindering van administratieve lasten verdient het aanbeveling het hierboven genoemde traject zo soepel mogelijk te doen verlopen. Digitalisering van de genoemde processen en voorgeschreven formulieren zal aanzienlijk bijdragen aan de reductie van administratieve lasten.

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden bijgezet (tweede lid). Het verzoek tot overschrijving van het recht moet in dit geval wel vóór de bijzetting worden gedaan volgens artikel 19, tweede lid.

De wettelijke minimum grafrusttermijn (derde lid) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het is voorgekomen dat in particuliere graven begravingen of bijzettingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn plaatsvonden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn, i.e. 10 jaar.

 

Artikel 9 Tijden van begraven en asbezorging

Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Joodse begrafenissen vinden niet plaats op de sabbat (i.e. zaterdag). Het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap heeft er daarom belang bij dat de begraafplaatsen op zondagen en niet-Joodse feestdagen voor een begrafenis kunnen worden opengesteld. Daarnaast zijn er ook andere gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen.

Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

 

Hoofdstuk 4 Indeling en uitgifte van graven

 

Artikel 10 Indeling graven en asbezorging

Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Gedenkplaatsen kunnen bijvoorbeeld worden uitgegeven voor vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd.

 

Artikel 11 Aantal lijken per graf

Het Besluit op de lijkbezorging van 4 december 1997 bevat in artikel 5 de bepaling dat er ten hoogste drie lijken boven elkaar mogen worden begraven.

 

Artikel 12 Volgorde van uitgifte

Een graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem.

 

Artikel 13 Categorieën

Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats.

 

Hoofdstuk 5 Grafrechten

 

Artikel 14 Recht op een particulier graf

Op grond van dit artikel verleent het college het recht op een particulier graf. Zie hiervoor ook de toelichting bij artikel 17.

 

Artikel 15 Grafkelder

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 16 Termijnen algemeen en particulier graf

Volgens artikel 28, eerste lid van de Wet op de lijkbezorging kan het recht op een graf voor ten minste tien jaar worden verleend. Voorts kan, wanneer sprake is van verlenging, de houder van de begraafplaats bepalen dat de periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer dan twintig jaar.

Soms verkeren rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is het derde lid van artikel 17, betreffende de aanvang van de termijn, opgenomen.

Als er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op particuliere graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.

 

Artikel 17 Verlenging van termijnen

De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet, volgens het tweede lid van genoemd wetsartikel, het college de rechthebbende op het graf mededelen dat de termijn gaat aflopen. In het kader van de vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Tevens ontslaat dit de beheerder van de plicht het GBA-netwerk te (doen) raadplegen. Als niet binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, moet bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de periode worden meegedeeld dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.

 

Artikel 18 Overschrijving van verleende rechten

Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. Het recht om lijken in een bepaald graf – vroeger aangeduid als 'eigen graf' – te begraven berust op een persoonlijke beschikking. De rechthebbende op grond van de beschikking kan zijn recht daarmee niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander. Daarbij bestaat de mogelijkheid om het recht over te schrijven op naam van een rechtspersoon.

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Er is geen reden een langere termijn aan te houden.

Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde termijn af te wijken.

In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet moet het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.

Als er nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Stichting Grafzorg Nederland.

 

Artikel 19 Eindiging van het recht op een particulier graf

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen hoe het recht op een particulier graf kan eindigen. Dat kan op drie manieren, waarbij vermeld zij dat de rechthebbende hierbij ook door middel van een schriftelijke verklaring afstand van het recht op een particulier graf kan doen. Het tweede lid bepaalt aan wie de verklaring moet zijn gericht en dat men bevestiging van ontvangst hierover krijgt.

In het derde lid is tot slot bepaald dat het college ook het recht op een particulier graf vervallen kan verklaren. Vanzelfsprekend geldt in de genoemde gevallen onder a. en b. dat men eerst hiertoe zal worden aangemaand.

 

Hoofdstuk 6 Grafbedekkingen

 

Artikel 20 Vergunning grafbedekking

Als elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt kan het aanzien van begraafplaatsen chaotisch worden. Ook en vooral moeten de veiligheidsaspecten worden genoemd. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Op grond van de verordening wordt het college hierbij de nodige vrijheid gegeven, nu het hierover nadere regels kan stellen. Deze nadere regels hebben onder meer betrekking op het aangeven van minimumeisen voor de afmetingen, constructie en materiaalkeuze waaraan de grafbedekking moet voldoen.

 

De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op particuliere graven.

 

Als er geen grafbedekking wordt aangebracht zal wel moeten worden aangeduid dat er iemand begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij het graf en uit de administratie zal voorts moeten blijken wie daar begraven is.

 

Artikel 21 Niet-blijvende en blijvende grafbeplanting

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens problemen over verwijderde bloemen en eenjarige planten, zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden of de gebruiker is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om het beleid over de planten en bloemen mee te delen op het mededelingenbord op de begraafplaats. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gesteld mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.

 

Artikel 22 Onderhoud door rechthebbende

In dit artikel worden de rechten en de plichten van de rechthebbende over de grafbedekking omschreven. Het gaat hier om grafbedekking op particuliere graven. Op algemene graven is geen grafbedekking toegestaan.

De eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt, volgens artikel 32a van de Wet op lijkbezorging, bij de rechthebbende. Van natrekking is geen sprake zolang het graf niet geruimd mag worden.

 

Als er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de rechthebbende aanspreken en sommeren tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust en de uitgiftetermijn van het graf.

 

Artikel 23 Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

De rechthebbende moet volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen. Tevens kan worden medegedeeld dat de grafbedekking dertien weken na verwijdering aan de gemeente vervalt.

Ook nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf moeten, volgens artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op hoogte worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte. Deze mededeling moet volgens de wet ‘ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte’ aan de belanghebbende bij dat graf worden gedaan. Hierbij kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat de mogelijk aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd.

De bordjes bij de graven met een mededeling moeten alleen aan de bezoekers van die graven opvallen. Op enkele begraafplaatsen zijn goede ervaringen opgedaan met bordjes van 15 x 10 cm in een onopvallende kleur.

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 19 van deze verordening), of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.

 

Hoofdstuk 7 Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

 

Artikel 24 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de termijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 19 van deze verordening). Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging.

De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 24.

Eenieder kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische betekenis is (zie artikel 26).

Volgens het vijfde lid kan de rechthebbende vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats. Ook wordt de mogelijkheid gegeven om de overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde schudden). Het graf wordt dan extra diep uitgegraven, en de overblijfselen worden onderin geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven.

Het vierde lid opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is in het derde lid.

Met betrekking tot het ruimen is gekozen voor een zorgplicht voor de gemeente, als beheerder van de begraafplaats. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de stoffelijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat bezoekers van de begraafplaats niet met de stoffelijke resten worden geconfronteerd.

 

Hoofdstuk 8 In stand houden historische graven en opvallende grafbedekking

 

Artikel 25 Lijst van bijzondere graven

Het is voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde zijn ondoordacht werden geruimd. Een graf kan van betekenis zijn vanwege de persoon die er is begraven, maar ook uitsluitend vanwege het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het gebruikte materiaal. Als voorbeeld kunnen gietijzeren gedenktekens worden genoemd, vaak subtiel voorzien van symbolen van de dood. Het materiaal herinnert aan een reeds lang verdwenen nijverheid en is alleen al daardoor van waarde. Er dienen maatregelen te worden getroffen zodat graven van bekende overledenen niet meer ondoordacht worden geruimd en zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken verdient het aanbeveling een deskundige te raadplegen.

 

Hoofdstuk 9 Inrichting register

 

Artikel 26 Voorschriften

Het register van de bezorgde as is niet opgenomen, aangezien artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging van 4 december 1997 gedetailleerde voorschriften voor dit register geeft.

 

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

 

Artikel 27 Hardheidsclausule

Op grond van dit artikel kan het college één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van het begraven en het bezorgen van as, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Het gaat hier alleen om gevallen zoals die ten tijde van het vaststellen van de verordening niet waren voorzien. Wordt eenmaal van de hardheidsclausule gebruikt gemaakt, dan moet hieruit volgen dat de verordening wordt aangepast, omdat dat geval immers voorzienbaar is geworden.

 

Artikel 28 Intrekking oude regeling

Hiermee wordt de Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Overbetuwe ingetrokken.

 

Artikel 29 Overgangsrecht

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 30 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 31 Citeertitel

Dit artikel behoeft eveneens geen nadere toelichting.