Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Overbetuwe

Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Overbetuwe

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Overbetuwe
Officiële naam regelingBeheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Overbetuwe
CiteertitelBeheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Overbetuwe
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De regeling vervangt de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen van de voormalige gemeente Elst (22-02-1994; Nr. 14) die, met enkele wijzigingen, van toepassing is verklaard voor de gemeente Overbetuwe.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op de lijkbezorging, art. 35, art. 90
  2. Gemeentewet, art. 147

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Uitvoeringsvoorschriften grafdekkingen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-03-201201-01-2012nieuwe regeling

28-02-2012

De Betuwe; 07-03-2012

11rb000182
15-01-200301-01-200301-01-2012nieuwe regeling

17-12-2002

De Betuwe; 15-01-2003

Nr. 13

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Overbetuwe;

gezien het advies van de commissie voor Algemeen Bestuurlijke Zaken d.d. 3 februari 1994;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 8 februari 1994;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 november 2002;

gelet op de artikelen 35 en 90 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 147 van de Gemeentewet;

BES L U I T:

vast te stellen de volgende:

‘Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Overbetuwe’

Begripsomschrijvingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • het college van burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe;

  • de administrateur: de gemeente-ambtenaar, die als zodanig door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen;

  • het afdelingshoofd: het hoofd van de Afdeling Openbare Ruimte;

  • beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen of degene die hem vervangt;

  • aannemer: degene die zich aan de gemeente verbonden heeft tot het verrichten van onderhouds- en andere werkzaamheden op en in verband met de gemeentelijke begraafplaatsen, een en ander overeenkomstig de aan de overeenkomst gehechte omschrijving van de werkzaamheden;

  • rechthebbende of vergunninghouder: een natuurlijk persoon aan wie voor bepaalde tijd het uitsluitend recht tot begraven in een eigen graf of bijzetten in een eigen urnengraf is verleend of dat door overschrijving dit recht heeft verkregen;

  • begraafplaats: de gemeentelijke begraafplaatsen aan: de Valburgseweg te Elst, de Tielsestraat te Herveld en/of de Achterstraat te Heteren.

  • eigen graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon uitsluitend recht is verleend tot:

  • het doen begraven en begraven houden van lijken;

  • het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • het doen verstrooien van as;

  • algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • eigen urnengraf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor voor bepaalde of onbepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot:

  • het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • het doen verstrooien van as;

  • algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

  • urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • grafkelder: een eigen grafkelder of gemetselde graf waarvoor aan de rechthebbende een uitsluitend recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden van lijken of het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • urnenkelder: een plaats, waarvoor voor bepaalde of onbepaalde tijd het recht is verkregen tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen of urnen;

  • begraven: voor de toepassing van deze verordening wordt onder begraven tevens het bijzetten van asbussen met of zonder urnen verstaan;

  • termijn van grafrust: de wettelijke minimum termijn dat een lijk ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd.

  • grafbedekking: een gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf;

  • heffingsverordening: Verordening op de heffing en invordering van rechten van lijkbezoringsrechten 2002, afgekort: Verordening lijkbezorgingsrechten 2002 of de daarvoor in de plaats tredende verordening;

  • verstrooiingsplaats: een permanent daartoe bestemd terrein waarop as wordt verstrooid, dan wel een plaats waarvoor voor bepaalde of onbepaalde tijd het recht is verleend om as te doen verstrooien.

  • Wet: de Wet op de lijkbezorging.

Beheer

Artikel 2

Het beheer van de begraafplaatsen berust onder verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders bij het afdelingshoofd.

Artikel 3
  • 1.

    De administratie van de begraafplaatsen wordt gevoerd door de Afdeling Openbare Ruimte.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders bepaalt welke registers, kaarten, plattegronden, aantekeningen en dergelijke, anders dan in deze verordening voorgeschreven, moeten worden bijgehouden. Het kan voorschriften geven omtrent de inrichting en de bijhouding van één en ander.

  • 3.

    De administrateur houdt registers bij van:

    • de uitgegeven graven;

    • rechthebbenden en

    • overledenen.

  • 4.

    De aannemer houdt een register bij van de overledenen. Hij is verplicht twee keer per kalenderjaar en wel vóór 1 februari en vóór 1 september, het bij hem berustende register ter controle aan de administrateur aan te bieden.

Openstelling begraafplaatsen

Artikel 4
  • 1.

    De begraafplaatsen zijn voor een ieder kosteloos toegankelijk dagelijks van 09.00 uur tot 17.00 uur.

  • 2.

    Ter handhaving van de orde en de rust op de begraafplaatsen kan het college van burgemeester en wethouders in uitzonderingsgevallen, de toegangen tijdelijk sluiten. In spoedeisende gevallen is het afdelingshoofd hiertoe gerechtigd. Van zijn besluit geeft hij binnen 24 uur na sluiting, hiervan bericht aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders toestaan, dat in bijzondere gevallen de begraafplaatsen ook op andere uren toegankelijk zijn.

Artikel 5

Het verblijf op de begraafplaatsen is verboden voor:

  • a.

    personen die in kennelijke staat van dronkenschap verkeren;

  • b.

    personen die zich ter beoordeling van de aannemer op hinderlijke wijze gedragen;

  • c.

    kinderen beneden de leeftijd van 10 jaar zonder geleide.

Artikel 6
  • 1.

    Het is verboden op de begraafplaatsen:

    • a.

      zich met een motorvoertuigen te bevinden;

    • b.

      rijwielen, bromfietsen en motorrijwielen mee te voeren;

    • c.

      honden los te laten lopen;

    • d.

      op de graven te lopen of te zitten, dan wel de begraafplaatsen te verontreinigen en

    • e.

      reklame te maken.

  • 2.

    De verbodsbepaling in het eerste lid, sub a, is op motorvoertuigen niet van toepassing wanneer deze met toestemming van de aannemer worden gebruikt om materialen ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden te vervoeren, respectievelijk om deze werkzaamheden te verrichten.

Artikel 7
  • 1.

    Bezoekers, bedienaren van begrafenissen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de rust, orde en netheid, tevens te houden aan de door het afdelingshoofd vastgestelde voorschriften en/of aan de door of vanwege hem te geven aanwijzingen;

  • 2.

    Degenen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde voorschriften en/of aanwijzingen houden, moeten zich op de eerste aanzegging van de aannemer, van de begraafplaatsen verwijderen.

Artikel 8

Bij overtreding van één of meer van de voorschriften genoemd in de artikelen 5 en 6, kan door het afdelingshoofd voor ten hoogste 14 dagen en door het college van burgemeester en wethouders voor langere tijd, aan daarvoor in aanmerking komende overtreders worden verboden de begraafplaatsen te betreden.

Artikel 9

Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen verboden, anders dan met schriftelijke toestemming van het college van burgemeester en wethouders, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaatsen te verrichten.

Artikel 10
  • 1.

    Dodenherdenkingen, overdrachten of onthullingen van gedenktekens mogen niet geschieden zonder dat tijdig, doch uiterlijk vijf dagen tevoren, toestemming is verkregen van het college van burgemeester en wethouders omtrent datum en uur van de plechtigheid en over de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid, moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van het college van burgemeester en wethouders.

Van het begraven

Artikel 11
  • 1.

    De gewone uren van begraven zijn maandag tot en met vrijdag van 10.00 uur tot 16.00 uur en op zaterdag van 10.00 uur tot 13.00 uur.

  • 2.

    De buitengewone uren van begraven zijn van maandag tot en met vrijdag van 09.00 uur tot 10.00 uur en op zaterdag van 13.00 uur tot 15.00 uur.

  • 3.

    Het begraven buiten de tijden bedoeld in het eerste en het tweede lid, kan in bijzondere omstandigheden door het college van burgemeester en wethouders worden toegestaan.

  • 4.

    Als uur van begraven wordt aangemerkt het tijdstip, waarop het lijk binnen een begraafplaats wordt gebracht.

Indeling van de begraafplaatsen

Artikel 12
  • 1.

    Op de begraafplaatsen wordt ruimte gereserveerd voor algemene graven, eigen graven, grafkelders daaronder begrepen, alsmede voor eigen en algemene urnengraven.

  • 2.

    Welk(e) vak (vakken) het eerst in gebruik zal (zullen) worden genomen, wordt door het college van burgemeester en wethouders bepaald.

  • 3.

    Door het college van burgemeester en wethouders wordt een afgesloten gedeelte op de begraafplaatsen aangewezen, waarin de overblijfselen van lijken worden begraven. De overblijfselen van kisten of van een ander omhulsel waarin een lijk is begraven, worden door de ondernemer, verwijderd.

Artikel 13
  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg, dat van ieder begraafplaats een gewaarmerkte plattegrondtekening wordt gemaakt, waarop de vakken en de grafruimten met letter en nummer zijn aangegeven.

  • 2.

    Eén exemplaar van de tekeningen ligt ter inzage bij de beheerder, één bij de administrateur en één bij de aannemer.

Artikel 14
  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan onder nader op te leggen voorschriften, waaronder de voorschriften omschreven in de heffingsverordening , het zich op het terrein van een begraafplaats bevindende gebouw, ten behoeve van gebruik van begrafenissen ter beschikking stellen.

Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en, sluiten van graven.

Artikel 15
  • 1.

    Degene die op een van de begraafplaatsen een lijk wil doen begraven of as wil doen bijzetten, geeft daarvan uiterlijk 36 uur vóór het tijdstip van begraven of bijzetten, mededeling aan de administrateur. Indien gebruik zal worden gemaakt van een eigen graf of een eigen urnengraf, dient mededeling te worden gedaan in welke grafruimte de begraving of de bijzetting, zal geschieden.

  • 2.

    De administrateur verstrekt zo spoedig mogelijk na de aangifte als bedoeld in het 1e lid, aan de aannemer een opgaaf van de verleende toestemming tot begraven of bijzetten.

  • 3.

    Indien de burgemeester om bijzondere redenen toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven, vindt zo spoedig mogelijk kennisgeving aan de aannemer plaats.

Artikel 16
  • 1.

    De voor de begraving of de bijzetting noodzakelijke bescheiden ter vaststelling van de identiteit van het lijk, moeten aan de aannemer worden getoond, voordat de begraving of bijzetting zal kunnen geschieden.

  • 2.

    Het lijk moet zijn voorzien van een registratienummer. Dit registratienummer wordt tevens vermeld op de kist of het omhulsel waarin het lijk wordt begraven. De gegevens van het kenmerk moeten overeenstemmen met de administratie van de begraafplaats.

Artikel 17
  • 1.

    Het openen van een eigen graf ter begraving of voor het bezorgen van as en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen op een begraafplaats, geschiedt, uitgezonderd wanneer dit op rechterlijk gezag moet plaatsvinden, uitsluitend met toestemming van de burgemeester, door de aannemer en/of diens personeel, onder toezicht van de beheerder.

  • 2.

    Het opgraven, het overbrengen en het herbegraven van een reeds begraven lijk, vindt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 29 van de Wet, plaats op een nader door het rechterlijk gezag of door de burgemeester te bepalen tijdstip.

  • 3.

    Op schriftelijk verzoek van de rechthebbende kan het college van burgemeester en wethouders een graf gesloten verklaren. Gedurende de tijd dat een graf gesloten is, mag daarop geen andere grafbedekking worden geplaatst en mag daarin geen andere begraving plaatsvinden, of asbus worden bijgezet.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders bepaalt in overleg met de rechthebbende de periode waarvoor de in het derde lid bedoelde sluiting zal plaatsvinden. Zij stellen de bijzondere voorwaarden vast, waaraan moet zijn voldaan alvorens het graf gesloten wordt verklaard.

Artikel 18
  • 1.

    Het begraven van lijken waarvoor de burgemeester zorg draagt en waarvan de kosten overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 21 en 22 van de Wet ten laste van de gemeente komen, geschiedt op de wijze door het college van burgemeester en wethouders te bepalen.

De uitgifte van graven en de volgorde van uitgifte.

Artikel 19
  • 1.

    De aanvraag voor een eigen graf moet bij het college van burgemeester en wethouders worden ingediend.

  • 2.

    De eigen graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 3.

    Na betaling van de grafrechten voor het in het eerste lid bedoelde graf, vindt inschrijving plaats in het betreffende register.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan op verzoek van een natuurlijk persoon een eigen graf toewijzen anders dan voor een directe begraving en buiten de volgorde van de uitgifte; reservering van een eigen graf vindt uitsluitend plaats indien de situatie op de betreffende begraafplaats niet bezwaarlijk is.

Artikel 20
1.grafruimten worden onderscheiden in:

 a.-eigen graven,
   -eigen graven,
   - eigen kindergraven,
   - algemene graven en
   - algemene kindergraven.
 b. -eigen urnengraven en
   - algemene urnengraven.

2.Eigen kindergraven en algemene kindergraven dienen tot begraving van lijken van kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar.
3.Eigen en algemene graven als bedoeld in artikel 20, eerste lid onder a van de Wet, moeten een oppervlakte hebben van tenminste 2.10 meter in de lengte en van 1 meter in de breedte.
4.Het college van burgemeester en wethouders wijst aan in welke vakken of gedeelten van vakken, de in het derde lid bedoelde graven zullen worden uitgegeven. Tevens wijzen zij aan het vak of het gedeelte van een vak waar asbussen met of zonder urnen kunnen worden bijgezet.
5.Het recht tot begraven in algemene graven, kindergraven daaronder begrepen, en het recht tot het bijzetten in een algemeen urnengraf, berusten bij het college van burgemeester en wethouders, tenzij er sprake is van overheidszorg als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 22 van de Wet.
6.Het uitsluitend recht tot begraven in eigen graven, kindergraven daaronder begrepen, tevens het recht tot bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen in eigen urnengraven, worden verleend voor een termijn van twintig jaren. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf is uitgegeven. Binnen één jaar vóór het verstrijken van de lopende termijn van twintig jaren, kan dit recht op schriftelijk verzoek van de rechthebbende, telkens met een termijn van tien jaren worden verlengd.
7.Lijkbezorgingen als bedoeld in de artikelen 21 en 22 van de Wet vinden plaats in algemene graven, kindergraven daaronder begrepen of in algemene urnengraven. Na het verstrijken van een termijn van tien jaren vindt geen verlenging plaats.
8.De uitgifte van graven vindt voor zover artikel 19, vierde lid van deze verordening niet van toepassing is, slechts plaats voor directe begraving en in volgorde van ligging/ nummering. 9. Wanneer ruiming als bedoeld in artikel 31 of opheffing als bedoeld in artikel 32 van de Wet heeft plaatsgevonden, worden de vrijgekomen ruimten in het belang van de inrichting en onderhoud van de desbetreffende begraafplaats, het eerst uitgegeven.
9.Kinderen tot 12 jaar mogen met inachtneming van het hierna bepaalde in het tiende lid, het elfde lid en het dertiende lid, ook begraven worden in eigen graven, in algemene graven, in eigen urnengraven en in algemene urnengraven.
10.0p de gemeentelijke begraafplaats te EIst worden in een aardgraf niet meer dan twee lijken van personen van twaalf jaar en ouder begraven. Indien het lijken van kinderen beneden 12 jaar betreft, beslist het college van burgemeester en wethouders in hoeverre in een aardgraf meer lijken begraven kunnen worden.
11.vervallen
12.Met uitzondering van in urnengraven mogen in grafkelders of gemetselde graven zoveel lijken worden begraven als waarvoor deze berekend zijn.
13.In urnengraven mogen maximaal twee asbussen met urnen worden bijgezet. In de plaats van ieder asbus met urn afzonderlijk, mogen er twee asbussen zonder urn worden bijgezet.
Artikel 21
  • 1.

    Het is verboden om een lijk te begraven in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen)kist.

  • 2.

    Het is verboden om een lijk te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998.

  • 3.

    Het is verboden om in een kist of ander omhulsel voorwerpen of objecten bij te sluiten die niet tot de kist of het lijk behoren, anders dan kleine verteerbare grafgiften.

  • 4.

    Bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel dient ten minste 24 uur voorafgaand aan het tijdstip van begraving een schriftelijke verklaring te worden overgelegd - volgens een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen model - omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen. Indien van een lijkhoes gebruik wordt gemaakt, zal de aanbieder tevens moeten overleggen a) een afschrift van een rapport waaruit blijkt dat de gebruikte hoes voldoet aan de normen van het Lijkomhulselbesluit 1998 en b) het bewijs dat de betreffende hoes is aangekocht.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan toestaan dat lijken van specifieke bevolkingsgroepen, zonder kist en mits voldaan is aan het bepaalde in artikel 16 van deze verordening, worden begraven.

Rechthebbende en termijnen van eigen graven

Artikel 22
  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van een begraafplaats zulks toelaat, op een daartoe bij haar in te dienen aanvraag, het recht op een eigen graf of op een eigen urnengraf, mits de vastgestelde rechten, zowel bij de verkrijging als bij elke begraving, overeenkomstig de geldende heffingsverordening, zijn betaald.

  • 2.

    De eigen graven, kindergraven daaronder begrepen, en de eigen urnengraven worden gesteld op naam van een natuurlijk persoon, door de aanvrager op te geven bij het indienen van de aanvraag.

  • 3.

    Het in het eerste lid bedoelde recht wordt op verzoek van de rechthebbende en mits ingediend binnen een jaar vóór het verstrijken van het lopende tijdvak waarvoor het is verleend, telkens voor niet langer dan tien jaren verlengd.

  • 4.

    Het in het eerste lid bedoelde recht kan niet langer gelden dan tot het tijdstip waarop de begraafplaats overeenkomstig artikel 43 van de Wet wordt gesloten verklaard.

  • 5.

    Een recht als in het eerste lid bedoeld kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf of voor de personen genoemd in artikel 23, eerste lid van deze verordening. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 6.

    Binnen een jaar vóór de aanvang van de termijn waarin verlenging van het recht als bedoeld in het derde lid kan worden verzocht, stelt het college van burgemeester en wethouders de rechthebbende wiens adres bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn schriftelijk in kennis van het verstrijken van de termijn waarvoor het grafrecht geldt en van het bepaalde in het derde en het zevende lid van dit artikel.

  • 7.

    Wanneer het uitsluitend recht als bedoeld in dit artikel door het verstrijken van de termijn waarvoor het is verleend is geëindigd en geen gebruik is gemaakt van de aanschrijving tot verlenging als bedoeld in het zesde lid, kan het graf worden geruimd met inachtneming van de wettelijke termijn.

Overschrijving van verleende rechten

Artikel 23
  • 1.

    Het recht op een eigen graf of op een eigen urnengraf kan op verzoek van de rechthebbende of diens gemachtigde, worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner, danwel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Als gemachtigde wordt beschouwd een begrafenisondernemer of -verzorger. Overschrijving op verzoek van een rechthebbende ten name van een ander dan de in dit lid bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2.

    Om tot overschrijving als bedoeld in de 2e volzin van het eerste lid in het register van uitgegeven graven te kunnen overgaan, dient het verzoek tot overschrijving bij aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs, ter kennis van het college van burgemeester en wethouders te zijn gebracht.

  • 3.

    Ná het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf of het eigen urnengraf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner, dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits het verzoek hiertoe overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid van dit artikel wordt gedaan binnen één jaar ná het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in dit lid bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 4.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende, het schriftelijk verzoek tot overschrijving aan het college van burgemeester en wethouders niet wordt gedaan binnen het in het derde lid van dit artikel gestelde tijdvak, vervalt het uitsluitend recht tot het begraven in het eigen graf of het eigen urnen graf i met inachtneming van de wettelijke termijn bedoeld in artikel 33, vierde lid van deze verordening kan tot ruiming worden besloten.

  • 5.

    Zolang ruiming als bedoeld in het vierde lid van dit artikel niet heeft plaatsgevonden en over het eigen graf niet opnieuw is beschikt, kan op schriftelijk verzoek het eigen graf of het eigen urnengraf, alsnog op naam van een nieuwe rechthebbende worden gesteld. De tenaamstelling vindt plaats onder de door het college van burgemeester en wethouders te stellen voorwaarden.

Stichten van grafkelders en gemetselde graven

Artikel 24
  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aan de rechthebbende op een eigen graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder of een gemetselde graf overeenkomstig de door haar te stellen voorwaarden.

  • 2.

    In grafkelders of gemetselde graven mogen zoveel lijken worden begraven als waarvoor deze berekend zijn.

Afstand doen van het recht op eigen graven

Artikel 25
  • 1.

    Zonder aanspraak te maken op enige vergoeding, kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het eigen graf of het eigen urnengraf.

  • 2.

    Van de ontvangst van een zodanige verklaring, doet het college van burgemeester en wethouders schriftelijke mededeling aan de rechthebbende.

Algemene graven

Artikel 26
  • 1.

    De algemene graven waarvan het recht om daarin te begraven aan de gemeente toebehoort, dienen voor het begraven van lijken, die niet in een eigen graf worden begraven.

  • 2.

    Op een algemeen graf mogen geen voorwerpen of grafbedekkingen in welke vorm ook, worden aangebracht.

Aanbrengen en hebben van grafbedekkingen

Artikel 27
  • 1.

    Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders op een eigen graf"of op een eigen urnengraf, gedenktekenen aan te brengen of te hebben.

  • 2.

    Het plaatsen van een firmanaam of enige andere reclame op een gedenkteken of een onderdeel daarvan is verboden;

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van een vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen van de grafbedekking. Voorts kunnen zij voorschriften vaststellen omtrent vorm, soort, bewerking etc. van voorwerpen, gedenktekenen en dergelijke op de graven, tevens nadere eisen stellen ten aanzien van op de begraafplaats toe te laten ondernemer belast met de plaatsing van een gedenkteken;

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een indelingsplan voor de gehele begraafplaats vaststellen of één of meer gedeelten daarvan aanwijzen waarvoor een uniformiteit geldt ten aanzien van:

    • a.

      de hoogte-, de breedte- en de lengtematen van de aan te brengen gedenktekenen;

    • b.

      van welk materiaal de gedenktekenen moeten zijn.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van de in het derde lid van dit artikel bedoelde nadere regels;

  • 6.

    De in het eerste lid van dit artikel bedoelde vérgunning wordt ten aanzien van eigen graven, kindergraven daaronder begrepen en eigen urnengraven, verleend met inachtneming van het bepaalde in artikel 22, tweede lid en artikel 23, vijfde lid van deze verordening;

  • 7.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid van dit artikel weigeren, indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de door haar vastgestelde nadere regels;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is en d. de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

Verwijdering grafbedekking

Artikel 28
  • 1.

    De grafbedekking kan na het verstrijken van de graftermijn door het college van burgemeester en wethouders worden verwijderd. Van dit voornemen stelt het college van burgemeester en wethouders de belanghebbende uiterlijk één jaar vóór het tijdstip van verwijdering in kennis.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt wanneer het adres van de rechthebbende niet bekend is, gedurende ten minste één jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd, op een publikatiebord, door of namens het college van burgemeester en wethouders bekend gemaakt.

  • 3.

    De rechthebbende kan binnen de in het eerste lid van dit artikel bedoelde termijn aan een ondernemer schriftelijk verzoeken voor eigen rekening de grafbedekking ~a verwijdering nog gedurende drie maanden ter beschikking te houden.

  • 4.

    De grafbedekking vervalt aan de gemeente zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is, indien:

    • a.

      geen verzoek op grond van het derde lid van dit artikel is ingediend en de termijn waarbinnen het verzoek had kunnen worden ingediend, is verstreken;

    • b.

      de grafbedekking binnen drie maanden nadat deze van het graf is verwijderd, niet is afgehaald.

Grafbeplantingen, bloemen, kransen en dergelijke

Artikel 29
  • 1.

    Naast het plaatsen van snijbloemen op de eigen graven, mag de rechthebbende, uitsluitend met vergunning van het college van burgemeester en wethouders, beplantingen aanbrengen met een groeimogelijkheid hoger dan 60 cm.;

  • 2.

    In zeer bijzondere gevallen en onder door het college van burgemeester en wethouders te stellen voorwaarden, kan van het in het eerste lid bepaalde, ontheffing worden verleend.

  • 3.

    Niet-blijvende beplantingen die in een verwaarloosde staat op een graf verkeren, kunnen door de aannemer worden verwijderd, zonder dat door de rechthebbende aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding.

  • 4.

    Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen wan neer zij verwelkt zijn, zonder voorafgaande waarschuwing, door de aannemer worden verwijderd.

  • 5.

    Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende drie maanden ter beschikking gehouden van de rechthebbende, indien dat aan de aannemer is verzocht. Na het verstrijken van deze periode vervallen deze voorwerpen aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

Onderhoud door de rechthebbende

Artikel 30
  • 1.

    De rechthebbende is verplicht voor eigen rekening de grafbedekking behoorlijk te onderhouden. Hiertoe behoort het schoonhouden en verzorgen, alsmede het zonodig herstellen, vernieuwen of vervangen van het gedenkteken of onderdelen daarvan.

  • 2.

    Wanneer het onderhoud van een graf waarop een uitsluitend recht berust, ernstig is verwaarloosd, brengt het college van burgemeester en wethouders de rechthebbende hiervan schriftelijk op de hoogte en stellen hem in de gelegenheid binnen een maand nadat hem het besluit is medegedeeld voor verwijdering van het gedenkteken, respectievelijk voor beter onderhoud zorg te dragen. Indien hieraan binnen de gestelde termijn niet wordt voldaan, ofwel indien naderhand opnieuw kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van het graf wordt geconstateerd, kan het college van burgemeester en wethouders met inachtneming van het bepaalde in artikel 28, zesde lid van de Wet, het uitsluitend recht op het graf vervallen verklaren en kan tot ruiming worden overgegaan.

  • 3.

    Herstellingen, vernieuwingen of vervangingen, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, vinden slechts plaats• door of in opdracht van de rechthebbende voor diens rekening, onder toezicht van het daartoe door het college van burgemeester en wethouders aangewezen personeel. Voor vernieuwingen of vervangingen van een grafbedekking als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, is een schriftelijke vergunning vereist.

  • 4.

    Van gemeentewege vindt geen onderhoud als bedoeld in het eerste lid van dit artikel plaats.

Opgraven en ruimen van graven

Artikel 32
  • 1.

    Een lijk kan alleen na de termijn van grafrust worden opgegraven.

  • 2.

    Opgraving als bedoeld in het eerste lid van dit artikel vindt plaats met toestemming van de rechthebbende op het eigen graf en voorts met vergunning van de burgemeester, nadat deze de betrokken regionale inspecteur van de volksgezondheid heeft gehoord.

  • 3.

    Aan de in het tweede lid bedoelde vergunning verbindt de burgemeester de nodige voorschriften betreffende geneeskundig toezicht, alsmede vervoer en bestemming van het lijk.

  • 4.

    Een opgegraven lijk mag worden verbrand met schriftelijk verlof van de bevoegde officier van justitie. Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing wanneer de opgraving plaatsvindt ingevolge een bevel van een gerechtelijke autoriteit met het oog op een strafrechtelijk onderzoek.

Artikel 33
  • 1.

    Het ruimen van graven kan op last van burgemeester en wethouders geschieden na verloop van tien jaar nadat in het graf laatstelijk een lijk van een overledene is begraven.

  • 2.

    Het voornemen van burgemeester en wethouders wordt tenminste twee maanden tevoren ter kennis gebracht van de betrokken regionaal inspecteur van de volksgezondheid. De kennisgeving als hiervoor bedoeld kan plaatsvinden door middel van een eenmaal per jaar vastgestelde ruimingsplan.

  • 3.

    Graven waarop een uitsluitend recht berust worden, tenzij de rechthebbende op het graf niet bekend is, geruimd, met schriftelijke toestemming van de rechthebbende. Ruiming van eigen graven kan tevens geschieden op schriftelijk verzoek van de belanghebbende op het graf, tegen betaling van het daarvoor in de heffingsverordening vastgestelde recht.

  • 4.

    Tot ruiming van eigen graven kan tevens worden overgegaan wanneer de rechthebbende geen verlenging heeft aangevraagd van de termijn van grafrustuitgifte en het lichaam ten minste tien jaar begraven is geweest.

  • 5.

    De rechthebbende op het graf die schriftelijke toestemming heeft verleend, kan verlangen, dat de na opgraving, gecremeerde stoffelijke resten opnieuw in dezelfde ruimte worden bijgezet.

  • 6.

    Het ruimen van asbussen vindt niet plaats dan na verloop van twintig jaren nadat de as in de bus is geborgen en . slechts met toestemming van de rechthebbende op de ruimte waar de asbus is bijgezet. De ruiming geschiedt door verstrooiing van de as op een permanent daartoe bestemd terrein of in open zee.

Artikel 34

Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan, indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen, die met deze werkzaamheden zijn belast.

Voorschriften

Artikel 35
  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan voorschriften vaststellen voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2.

    Het register wordt bijgehouden door de administrateur.

Indiening en behandeling van en beslissing op klachten

Artikel 36
  • 1.

    Ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen omtrent feitelijke handelingen of het nalaten van feitelijke handelingen betreffende de begraafplaats, bij het college van burgemeester en wethouders een schriftelijke klacht indienen.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen vier weken na ontvangst van de klacht. Zij kunnen deze ter mijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders maakt de beslissing terstond bekend aan de gemeenteraad.

Slotbepalingen overgangsbepaling

Artikel 37

De rechten en verplichtingen met betrekking tot eigen graven die voortvloeien uit de ingevolge artikel 39 vervallen verordening, worden geacht ingevolge deze nieuwe verordening te zijn ontstaan en blijven van kracht totdat de tijd waarvoor zij werden verleend verstreken is of totdat zij worden ingetrokken.

Artikel 38
  • 1.

    Overtreding van een van de bij deze verordening vastgestelde bepalingen, niet-nakoming van een ingevolge deze verordening opgelegde verplichting en niet-naleving van een of meer voorschriften aan een vergunning of ontheffing verbonden, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie.

  • 2.

    Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 39

Deze verordening treedt in werking na openbare bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2003.

Artikel 40

Deze verordening wordt aangehaald als de ‘Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Overbetuwe’.