Organisatie | Overbetuwe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Treasurystatuut gemeente Overbetuwe 2016 |
Citeertitel | Treasurystatuut gemeente Overbetuwe 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | treasurystatuut 2016.pdf |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-01-2016 | nieuwe regeling | 12-01-2016 officiele bekendmakingen, gemeenteblad 6713, 21 januari 2016 | 15rb000124 | ||
01-01-2012 | 22-01-2016 | nieuwe regeling | 08-11-2011 Hét Gemeente Nieuws, 21-12-2011 | 11rb000133 | |
01-01-2012 | 22-01-2016 | nieuwe regeling | 20-12-2011 Hét Gemeente Nieuws, 21-12-2011 | 11rb000133 | |
01-11-2009 | 01-01-2009 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 11-08-2009 Hét Gemeente Nieuws, 28-10-2009 | 09RB000198 |
01-11-2009 | 01-01-2009 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 20-10-2009 Hét Gemeente Nieuws, 28-10-2009 | 09RB000198 |
03-01-2008 | 01-01-2007 | 01-01-2009 | art. 18, 19, 20 en 21 | 18-12-2007 Hét Gemeente Nieuws; 27-12-2007 | 07rb000160 |
01-01-2006 | 01-01-2009 | nieuwe regeling | 20-12-2005 De Betuwe; 28-12-2005 | 05rb000116 |
Onderwerp: Treasurystatuut gemeente Overbetuwe 2016
Burgemeester en wethouders en de raad van de gemeente Overbetuwe,
Ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;
gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders van 10 november 2015;
gehoord het advies van de voorbereidende vergadering van 15 december 2015;
gelet op artikel(en) 212 van de Gemeentewet, de Wet financiering decentrale overheden en artikel 13 van de Financiële verordening gemeente Overbetuwe;
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden, als mogelijk, zekerheden of garanties geëist.
Hoofdstuk 3 Gemeentefinanciering
Artikel 8 Algemene uitgangspunten
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer worden als algemene uitgangspunten gehanteerd:
Bij het realiseren van gunstige en/of marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten wordt als algemeen uitgangspunt gehanteerd dat financiële ondernemingen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht (1) moeten vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten (AFM).
Artikel 12 Saldo- en liquiditeitenbeheer
Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer uit hoofde van treasury worden als algemene uitgangspunten gehanteerd:
voordat middelen worden aangetrokken met een looptijd korter dan één jaar, wordt bij minimaal drie instellingen, waaronder de huisbankier, telefonisch dan wel schriftelijk offerte opgevraagd. De geoffreerde percentages en de looptijd waarvoor deze percentages van kracht zijn, worden vastgelegd in een (elektronisch) dossier.
Hoofdstuk 5 Administratieve organisatie en interne controle
Artikel 13 Algemene uitgangspunten
Op het gebied van administratieve organisatie en interne controle uit hoofde van treasury worden als algemene uitgangspunten gehanteerd:
Artikel 14 Taken en verantwoordelijkheden
In onderstaande tabel zijn de taken en verantwoordelijkheden uit hoofde van treasury vastgelegd:
In onderstaande tabel zijn de bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten en de daarbij benodigde autorisatie vastgelegd:
Artikel 16 Informatievoorziening
In de onderstaande tabel is bepaald wie, wanneer en door wie van informatie over de treasuryactiviteiten wordt voorzien:
Het college kan één of meerdere artikelen van dit statuut buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing, gelet op het belang van het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Aldus besloten in zijn openbare vergadering
van 12 januari 2016.
DE RAAD VOORNOEMD,
de griffier,
drs. A.J. van den Brink MBA.
de voorzitter,
drs. A.S.F. van Asseldonk.
Burgemeester en wethouders,
De secretaris,
drs C.W.W. van den Berg
de burgemeester
drs. A.S.F. van Asseldonk
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel worden de in dit statuut gebruikte begrippen omschreven.
Artikel 2 Doelstellingen van treasury
In dit artikel worden de vier doelstellingen (sub a. tot en met d.) van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven.
In de eerste plaats moet de treasury ervoor zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities” (sub a.). De treasury moet waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markt (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen moeten, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) zijn.
De gemeente loopt door haar activiteiten de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en interne liquiditeitsrisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken (sub b.). In de artikelen 4 tot en met 7 van het statuut is vastgelegd op welke wijze dit wordt gewaarborgd.
De derde doelstelling van de treasuryfunctie (sub c.) is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan onder andere uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.
De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren (sub d.). Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers niet op winstgericht (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet financiering decentrale overheden (hierna te noemen: Wet fido) moet worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.
Artikel 3 Algemene uitgangspunten
Ad sub a.: de Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”. Dit laatste kan nog uitsluitend via Schatkistbankieren (zie art. 9).
De Wet fido stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: ‘Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak’. In dit licht is het dus niet de treasurer die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel moet het advies van het team Advies worden ingewonnen voordat er een beslissing wordt genomen over het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak. Het team Advies adviseert over bijvoorbeeld financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast is het van belang dat de treasurer de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning.
Ad sub b: derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.
Eerste lid: renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente. Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Om een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, omdat fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).
Tweede lid: het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op het begrotingstotaal (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal per 1 januari van enig jaar (zie artikel 6 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).
Derde lid: afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen of uit te zetten voor de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.
Vierde lid: een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht.
Vijfde lid: afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, waarvan de huisbankier er één is.
Zesde lid: door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk als uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.
De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de gemeenteraad goedgekeurde partijen. Om de kredietrisico’s te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.
Artikel 6 Intern liquiditeitsrisicobeheer
Om dit risico te beperken, worden de financiële transacties gebaseerd op een liquiditeitenplanning (12 maanden) waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.
Om aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van 4 jaar op te stellen. In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de financieel verantwoordelijke juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd over de financiële gevolgen van de gemeentelijke activiteiten.
Het uitsluitend verstrekken, aangaan of garanderen van leningen in de Euro betreft een ongewijzigde voortzetting van het bestaande beleid.
Hoofdstuk 3 Gemeentefinanciering
Artikel 8 Algemene uitgangspunten
Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen staat artikel 2, tweede lid van de Wet fido nadrukkelijk niet toe (sub a.).
Om de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd (sub b.).
Ad sub c.: onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.
Dit statuut beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijvoorbeeld te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing, etc.. Door middel van het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat een objectief beeld wordt verkregen van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten (sub d.). Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.
Schatkistbankieren is gebaseerd op het principe van zero-balancing. Dit houdt in dat dagelijks aan het einde van de dag, de overtollige middelen worden afgeroomd naar of aangevuld uit de schatkist. De gemeente heeft hiervoor een nieuwe rekening bij de BNG Bank geopend, de werkrekening schatkistbankieren (SKB)
De gemeente is gerechtigd om een bepaald bedrag aan middelen buiten ’s Rijks schatkist aan te houden. Gerekend over een heel kwartaal mag het op dagbasis buiten ’s Rijks schatkist aangehouden bedrag gemiddeld niet hoger zijn dan het drempelbedrag. Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van de gemeente. Voor de gemeente Overbetuwe is het drempelbedrag gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 250.000 bedraagt.
Schatkistbankieren kent ook een bepaling over onderling lenen. Dit betreft het uitlenen van overtollige middelen tussen decentrale overheden als alternatief voor het aanhouden van die overtollige middelen in de schatkist. Tussen de desbetreffende decentrale overheden mag geen sprake zijn van een toezichtrelatie.
Indien de gemeente dat wenst kan een deel van de middelen op de rekening-courant bij de schatkist voor langere tijd worden vastgezet in een of meer deposito’s. Bij voortijdige beëindiging van een deposito wordt de actuele marktwaarde van het deposito uitgekeerd.
Artikel 10 Financiële diensten
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (of middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) om de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren (sub a.).
Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden (sub b.).
Artikel 12 Saldo- en liquiditeitenbeheer
Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant). Om de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Ditis een systeem waarbij de (valutaire) debet- en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend (sub a.).
Onder sub c. worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Een kasgeldlening is een niet verhandelbare lening met een vaste looptijd (maximaal 2 jaar), een vast rentepercentage en een aflossing ineens. Verlenging is meestal mogelijk.
Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (‘rood’) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.
Onder sub d. worden limitatief de mogelijke korte termijn uitzettingsinstrumenten benoemd.
Door middel van het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat een objectief beeld wordt verkregen van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten (sub f.). Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.
Hoofdstuk 5 Administratieve organisatie en interne controle
Artikel 13 Algemene uitgangspunten
Bij de treasuryfunctie zijn, naast het college, meerdere personen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet vast welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokkenen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen om een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en de controle op financiële transacties.
Artikel 14 Taken en verantwoordelijkheden
De taken en verantwoordelijkheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in dit artikel beschreven.
De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Om niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van zijn bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.
Artikel 16 Informatievoorziening
De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: beleidsmatige informatie (punt 2) en verantwoordingsinformatie (punt 2, 3 en 4). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.
Dit artikel geeft het college de mogelijkheid om één of meerdere artikelen van dit statuut buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. Deze bepaling ziet op gevallen, die met het vaststellen van dit statuut niet zijn voorzien. Het spreekt voor zich dat van deze bepaling niet licht gebruik zal worden gemaakt. Ook kan dan dat alleen, voor zover toepassing gelet op het belang van het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Wordt er overigens gebruik gemaakt van deze bepaling, dan moet het treasurystatuut hierop worden aangepast, omdat het dan immers een voorzienbaar geval is (geworden).
Artikel 18 Intrekking oude regeling
Dit artikel behoeft geen toelichting.