Organisatie | Overbetuwe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de raadscommissies gemeente Overbetuwe 2010 (eerste wijziging) |
Citeertitel | Verordening op de raadscommissies gemeente Overbetuwe 2010 (eerste wijziging) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | verordening op de raadscommissies 2010 (eerste wijziging) 10 12 14.pdf |
De Verordening op de raadscommissies gemeente Overbetuwe 2010, zoals vastgesteld bij besluit van 11 maart 2010, wordt ingetrokken.
Gemeentewet, art. 82
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-12-2010 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 14-12-2010 Hét Gemeente Nieuws; 22-12-2010 | 10rb000108 | |
18-03-2010 | 23-12-2010 | nieuwe regeling | 11-03-2010 Hét Gemeente Nieuws; 17-03-2010 | 10RB000013 | |
11-06-2008 | 18-03-2010 | nieuwe regeling | 27-05-2008 Hét Gemeente Nieuws; 04-06-2008 | 08RB000164 | |
29-08-2007 | 11-06-2008 | nieuwe regeling | 28-08-2007 Hét Gemeente Nieuws; 29-08-2007 | 07rb000137 |
Hoofdstuk 2 Instelling, taken en samenstelling
Artikel 2 Instelling raadscommissies
en binnen het beleidsterrein bestuur en organisatie alleen de dienstverlening aan de burgers en burgerparticipatie. |
De raadscommissie Gemeentebrede en/of financiële zaken adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen: |
Naast de raadscommissies als bedoeld in het eerste lid kan de raad projectcommissies instellen. Een dergelijke commissie wordt ingesteld als sprake is van een project: |
Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het sturen van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Als na het versturen van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de commissiegriffier door ondertekening vastgesteld.
Artikel 15 Opening vergadering en quorum
Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.
Artikel 16 Spreekrecht burgers
Voorafgaand aan de behandeling van een betreffend agendapunt kunnen andere aanwezige burgers het woord voeren over dat geagendeerde onderwerp. Als de voorzitter van de commissie, na overleg met de leden van de commissie, daarvoor termen aanwezig acht, kan ook in tweede instantie de gelegenheid tot inspreken worden geboden, echter alleen aan insprekers die ook in eerste instantie hebben ingesproken.
Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. En in een eventuele tweede termijn maximaal 2 minuten. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er in totaal, over alle agendapunten bij elkaar, meer dan zes sprekers zijn. Iedere inspreker krijgt maximaal 5 minuten in de eerste termijn en maximaal 2 minuten in tweede termijn het woord, ongeacht of men inspreekt op meerdere onderwerpen en/of namens meerdere personen. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.
De leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders, hebben het recht, een voorstel tot wijziging van de advieslijst aan de raadscommissie te doen, als de advieslijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft wat besloten is. Een voorstel tot verandering moet voor de vaststelling van de advieslijst bij de commissiegriffier worden ingediend.
Artikel 21 Handhaving orde; schorsing
Als een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Als de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Hoofdstuk 5 Besloten vergadering
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Artikel 28 Opheffing geheimhouding
Als de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, als de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.
Hoofdstuk 6 Toehoorders en pers
Artikel 30 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.
De raad(scommissie) kan één of meerdere artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van een goede voorbereiding van de besluitvorming door de raad(scommissie), leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 33 Intrekking oude regeling
De Verordening op de raadscommissies gemeente Overbetuwe 2010, zoals vastgesteld bij besluit van 11 maart 2010, wordt ingetrokken.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de raadscommissies gemeente Overbetuwe 2010 (eerste wijziging).
Aldus besloten in zijn openbare vergadering
Vooraf een toelichting over gewogen stemmen in de commissie.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geeft aan dat het werken met gewogen stemmen in de raadscommissie in strijd is met de Gemeentewet en in strijd met de hoofdregel in het Nederlands staatsrecht ‘one person, one vote’. Bij de commissies geldt hetzelfde als in de raad: elk lid heeft één stem. Elk raadslid heeft immers een individueel mandaat en vertegenwoordigt formeel gezien geen fractie. Gewogen stemmingen zouden slechts mogelijk zijn als dat door de wetgever uitdrukkelijk zou zijn geregeld. Dat is niet het geval. Een commissielid kan daardoor niet stemmen namens afwezige leden van zijn fractie. Daarnaast mag niet worden omgerekend naar raadszetels, om bijvoorbeeld te beoordelen of een voorstel in de commissie gesteund wordt. Dit omdat de stem van commissieleden van kleine fracties te zwaar zou wegen en de stem van commissieleden van grote fracties te licht. Alleen in de raad kunnen besluiten worden genomen en wordt duidelijk hoe de stemverhoudingen echt liggen.
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moet worden herhaald, zijn in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.
Hoofdstuk 2 Instelling, taken en samenstelling
Artikel 2 Instelling raadscommissies
De gemeente Overbetuwe heeft 3 raadscommissies:
Voor de verdeling van de onderwerpen wordt eerst bekeken of ze passen binnen het thema Ruimte of Burger. Zo ja, dan worden ze daar behandeld. Mocht een onderwerp echter een thema overstijgen, gemeentebreed en/of duidelijk van brede financiële aard zijn dan komt deze aan de orde in de commissie GFZ. Daarnaast komt economische zaken aan de orde bij GFZ. En komt bestuur en organisatie uitgezonderd de dienstverlening aan de burgers en burgerparticipatie aan de orde in GFZ.
De onderwerpen zullen daardoor de volgende verdeling hebben:
Commissie Ruimte: ruimtelijke ordening, beheer openbare ruimte, verkeer en vervoer, woningbouw en milieuzorg;
Commissie Burger: maatschappelijke participatie en ondersteuning, onderwijs en educatie, sport, cultuur en recreatie, veiligheid, en binnen het beleidsterrein bestuur en organisatie alleen de dienstverlening aan de burgers en burgerparticipatie;
Commissie GFZ: gemeentebrede en/of financiële zaken, zoals programmarekening en programmaverantwoording, voor- en najaarsnota, managementletters accountant, e.d.. En daarnaast bijvoorbeeld onderwerpen zoals de algemene belastingverordeningen (OZB, legesverordening, enz.), eventueel kadernota, programbegroting, nota reserves en voorzieningen, algemene toekomstvisies, e.d.. Daarnaast komt economische zaken, bestuur en organisatie uitgezonderd de dienstverlening aan de burgers en burgerparticipatie aan de orde in GFZ.
Door de onderwerpen op deze manier te clusteren is het mogelijk om rekening te houden met de interesses van de commissieleden. En daarnaast wordt het in de thema-commissie opgebouwde kennis, ervaring en “specialisme” over een onderwerp dan maximaal benut doordat de evaluatie dan ook in diezelfde commissie wordt behandeld. Bovendien komt voor de belangrijke gemeentebrede en financiële zaken nu gerichte, duidelijke, tijd en aandacht door daar één specifieke commissie voor te hebben.
Het zesde lid voorziet in de mogelijkheid tot het instellen van zogenaamde projectcommissies door de raad. Een projectcommissie is een commissie voor een project dat van grote politieke en/of maatschappelijke importantie is en waarbij verschillende belangen zorgvuldig afgewogen dienen te worden. Dit betekent dat deze projecten een intensieve politieke betrokkenheid zouden vragen van een of meerdere reguliere raadscommissies om het project zorgvuldig voor te bereiden en te evalueren. Dit wordt als niet gewenst beschouwd, omdat dit er mogelijk toe zou kunnen leiden dat andere onderwerpen in de reguliere raadscommissie(s) daardoor onvoldoende aandacht zouden kunnen krijgen dan wel als onevenredig belastend kan worden voor de ‘gewone’ agenda van de reguliere raadscommissie(s). Het instellen van projectcommissies moet als uitzonderlijk worden beschouwd omdat dit de integrale behandeling van onderwerpen in de reguliere raadscommissies doorbreekt. Voor het isoleren van de behandeling van een project in een projectcommissie moeten dus zwaardere argumenten zijn dan het belang van integrale behandeling.
Op de projectcommissies zijn dezelfde regels van overeenkomstige toepassing als op de raadscommissies. Een projectcommissie adviseert echter niet aan de raad, maar aan een raadscommissie.
Artikel 2a Instelling auditcommissie
Dit artikel regelt het instellen van een auditcommissie door de raad. Deze commissie is een commissie als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet. In het artikel 2a worden de taken, samenstelling, zittingsduur van de commissieleden e.d. vastgelegd.
De auditcommissie, die uit 5 raadsleden bestaat, valt direct onder de raadscommissie GFZ. De commissie bestaat dan ook bij voorkeur uit 5 raadsleden uit die commissie. Voor een maximale afstemming tussen GFZ en de auditcommissie zijn de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de commissie GFZ ‘automatisch’ ook lid van de auditcommissie.
In dezelfde lijn ligt het voor de hand om de andere 3 plaatsen zo in te vullen dat een maximaal draagvlak en balans ontstaat. Het spreekt voor zich dat het gewenst is dat de leden affiniteit hebben met de onderwerpen, die in de auditcommissie worden behandeld..
Uiteraard vervalt het lidmaatschap van de auditcommisie zodra het desbetreffende lid géén raadslid meer is, of niet meer de functie van (plaatsvervangend) voorzitter GFZ.
Door haar taken uit te voeren vergemakkelijkt de auditcommissie het werk van de cie GFZ en de raad. Zij doet immers voorwerk. Als doelgerichte en kleine werkgroep kan zij dieper in het werk duiken, waardoor de kwaliteit kan toenemen.
Haar taak van afstemming van onderzoeken bestaat vooral uit het samenbrengen van de partijen (college, rekenkamer, accountant en raad) die onderzoeken moeten of kunnen plegen. De afstemming gebeurt uiteraard met behoud van ieders verantwoordelijkheid. Het doel is het voorkomen van dubbel werk en aanjagen dat onderzoeken ook echt plaatsvinden.
De commissie stelt een reglement van orde vast. Hiermee maakt de commissie transparant hoe ze werkt.
De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester. Het is de taak van de raadscommissie om de raad te adviseren over de voorstellen die de commissie moet voorbereiden. Daarbij zal de commissie zich vooral moeten concentreren op de vraag of het voorstel voldoende is voorbereid om een goede besluitvorming in de raad mogelijk te maken; d.w.z. dat het dossier voldoende (maar ook niet teveel) informatie bevat, zodat de raad een weloverwogen besluit kan nemen.
Verder kan de commissie uit eigen beweging de raad adviseren. Daardoor kan de commissie ook over onderwerpen vergaderen die helemaal niet naar de raad gaan, of over onderwerpen die de commissie zelf heeft geagendeerd (al dan niet via het presidium).
Om de communicatie tussen raad en commissies te vergemakkelijken en herhaling van commisiezaken in de raad te voorkomen, is bepaald dat bij de commissies Burger, Ruimte en GFZ minimaal één van de 2 afgevaardigden van een fractie naar een raadscommissie een raadslid moet zijn. Er wordt hierbij een uitzondering gemaakt voor de één- en tweemansfracties.
Het derde lid opent de mogelijkheid om buitengewone leden te noemen. Dit kunnen onafhankelijke deskundigen zijn, die juist op basis van hun deskundigheid tot lid van een raadscommissie worden benoemd. Er wordt vanuit gegaan dat dit niet-raadsleden zijn. Het aantal buitengewone leden dat de raad wil benoemen is opengelaten. Indien de raad het niet wenselijk acht om andere burgers te benoemen in de raadscommissies kan het derde lid worden geschrapt. Het benoemen van buitengewone leden in raadscommissies is bijvoorbeeld denkbaar als het gaat om projectcommissies, waar naast gewone commissieleden deskundigen in de vorm van buitengewone leden worden toegevoegd.
Zoals uit het vierde lid blijkt, hoeft bij de commissie Burger, Ruimte en GFZ (één van de twee per fractie) een lid van de raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel is er in deze bepaling vanuit gegaan dat de politieke groeperingen (fracties) de in het eerste lid bedoelde leden voordragen; raadsfracties kunnen vrijelijk kiezen waar zij hun commissieleden vandaan halen. Op grond van het vierde lid moeten leden en buitengewone leden daarnaast voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 van de Gemeentewet mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15 van de Gemeentewet.
Over de vervanging van commissieleden is in het vijfde lid bepaald dat de fracties zelfstandig de incidentele vervanging regelen. Dit is de huidige praktijk waarover tevredenheid bestaat. De vervangingsregeling geldt uitsluitend voor de op basis van het eerste lid benoemde leden.
De in het zesde lid genoemde verklaring moet waarborgen dat vertrouwelijke zaken ook daadwerkelijk vertrouwelijk blijven. Raadsleden leggen deze verklaring af bij hun benoeming in de raad. Commissieleden niet-zijnde-raadslid doen dit apart en schriftelijk.
Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers “uit zijn midden” benoemt.
Op basis van het tweede lid, is de voorzitter (en de plaatsvervangend voorzitter op grond van artikel 1van de modelverordening) geen lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de raadscommissie.
Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissies in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 6, eerste lid). Aangezien het echter niet altijd mogelijk zal zijn om de voorzitters direct na de verkiezingen te benoemen, is er voor gekozen om geen termijn in artikel 5, eerste lid, op te nemen. Hetzelfde geldt overigens voor artikel 4, tweede lid.
Zodra een plaatsvervangend voorzitter de commissievoorzitter moet vervangen, heeft zijn fractie nog maar één afgevaardigde in de commissie. De betreffende fractie kan dan uiteraard nog voor vervanging van het “afwezige” lid zorgen.
Artikel 6 Zittingsduur en vacatures
De zittingsperiode van de leden, de eventuele buitengewone leden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.
Op grond van het tweede lid eindigt het (buitengewoon) lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).
De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid. Er is in deze bepaling niet voorzien in een ontslagregeling voor buitengewone leden, deze hebben in principe 4 jaar zitting, tenzij zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen, ontslag nemen of overlijden. De raad kan de (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie zonder voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van tussentijdse vacature, hetzij door ontslag het zij door overlijden.
Artikel 7 Griffier en commissiegriffier
Iedere raadscommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier. Dit is een medewerker van de griffie of een ambtenaar die voor dat werk aan de griffie is uitgeleend. De commissiegriffier is altijd bij de vergaderingen van de raadscommissie aanwezig. In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen, zij het dat de raadscommissie op grond van artikel 23 van deze verordening altijd de mogelijkheid heeft om anderen aan de beraadslagingen deel te laten nemen.
Hoofdstuk 3 Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris
Artikel 8 Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris
Het kan gewenst zijn dat een lid van het college, de burgemeester of de secretaris deelneemt aan de vergadering van de raadscommissie. De commissie kan per vergadering beslissen of de aanwezigheid al dan niet gewenst is en of de genodigde aan de beraadslagingen mag deelnemen. Artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet dat artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing verklaard, is hiervoor de grondslag. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten vergaderingen. In openbare vergaderingen kunnen collegeleden, de burgemeester en de secretaris uiteraard altijd aanwezig zijn. Deelnemen aan de beraadslagingen kunnen zij echter alleen als de raadscommissie hiermee instemt. In de regel zal de portefeuillehouder veelal wel aanwezig zijn ten behoeve van het voeren van overleg en het uitoefenen van controle door de raadscommissie.
Artikel 21 van de Gemeentewet is op 16 april 2009 licht gewijzigd. Met de wijziging van artikel 21 van de Gemeentewet moet tot uitdrukking komen dat de wethouder als vanzelfsprekende partner van de raad wordt betrokken bij de beraadslagingen van de raad. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat de wethouders overeenkomstig voor de commissie kunnen worden uitgenodigd om bij de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging kunnen deelnemen. Uit hoffelijkheid sluit je de wethouder niet uit en nu dus ook volgens de wet niet. De wet geeft dus niet aan dat de wethouder zelf kan bepalen wanneer hij het woord voert. De commissie bepaalt zelf de orde van de vergadering en dus wanneer een wethouder het woord voert.
Om te komen tot een praktische regeling is er in deze bepaling voor gekozen om de voorzitter van de raadscommissie een voorlopige beslissing over de aanwezigheid van de burgemeester of een wethouder en de deelname aan de beraadslagingen te laten nemen. Vaak zal het uitnodigen van de portefeuillehouder gebeuren in het presidium waar de voorlopige commissieagenda’s worden vastgesteld. Onze praktijk is dat met het vaststellen van de agenda automatisch ook de portefeuillehouders worden uitgenodigd en daarmee voor de beraadslagingen. Als de raadscommissie het niet met deze voorlopige beslissing van de voorzitter eens is, kan zij bij aanvang van de vergadering anders beslissen. Een expliciete beslissing bij iedere vergadering is niet nodig. Als de raadscommissie niet aangeeft dat de aanwezigheid van het college niet gewenst is, volstaat de beslissing van de commissievoorzitter.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen
Veelal zullen de vergaderingen van de raadscommissies plaatsvinden op een vaste dag en plaats voorafgaand aan de vergaderingen van de raad. In het eerste lid wordt bewust gesproken van “in beginsel” omdat het bijvoorbeeld zo kan zijn dat voor de commissie GFZ niet alle maanden vergaderingen noodzakelijk zijn, terwijl bijvoorbeeld de commissie Ruimte in geval van veel onderwerpen en/of grote onderwerpen incidenteel een extra vergadering zal beleggen. De commissievergaderingen worden geregeld door vastlegging in een vergaderrooster. Een raadscommissie vergadert vaker als het raadspresidium het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen. Als een raadscommissie een hoorzitting wil houden, kan de voorzitter gebruik maken van het derde lid en een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter hierover overleg voert met de griffier. Als de commissiegriffier echter meer inhoudelijke taken vervult, is het ook denkbaar dat hierover overleg wordt gevoerd met de commissiegriffier.
Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat deze verordening geen bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 van overeenkomstige toepassing verklaard op raadscommissies. Dit betekent dat de vergaderingen van de raadscommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist.
De leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken tenminste zeven werkdagen voor de vergadering. De oproepen voor de vergaderingen van de structurele raadscommissies worden gelijktijdig verzonden (ondanks het feit dat de commissievergaderingen niet allen in dezelfde week worden gehouden). Als in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 2 werkdagen voor een vergadering. De stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd worden niet toegezonden, maar kunnen bij de griffier worden ingezien (artikel 12, derde lid).
Voor het verzenden van de oproep, stelt het raadspresidium de agenda voorlopig vast. Het raadspresidium en niet de voorzitter van de raadscommissie vervult deze rol gelet op de directe relatie die er bestaat tussen de raadscommissies en de raad.
Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie echter zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het derde, vierde en vijfde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Een raadscommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt; niet het college. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het college of de secretaris.
Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken
Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen op een vaste plaats voor een ieder ter inzage gelegd. Veelal zal dit in het gemeentehuis zijn, maar uiteraard kan in een gemeente met meerdere dorpskernen ook gekozen worden voor ter inzage legging op meerdere plaatsen zoals een bibliotheek. In de openbare kennisgeving wordt vermeld waar de stukken liggen. Originele stukken moeten uiteraard bij de gemeente blijven berusten. Stukken ten aanzien waarvan geheimhouding wordt opgelegd kunnen leden van raadscommissies bij de griffier inzien.
Artikel 13 Openbare kennisgeving
Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier een regeling voor.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen voor de leden van een raadscommissie te kunnen vaststellen.
Artikel 15 Opening vergadering en quorum
Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Dit artikel voorziet hierin. Als meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend (ten overvloede: incidentele vervangers tellen dus ook mee voor het quorum), kan worden vergaderd. Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering als het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zit, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.
Artikel 16 Spreekrecht burgers
Evenals in de raadsvergaderingen, kan in de commissievergaderingen door andere burgers en andere belanghebbenden worden ingesproken. Commissieleden kunnen dus niet gebruik maken van het spreekrecht. Commissieleden kunnen hun inbreng tijdens de commissievergadering geven of hun inbreng naar voren laten brengen door hun fractiegenoten die zitting nemen in de commissievergadering. Burgers kunnen dit niet. In tegenstelling tot een raadsvergadering, zal bij de commissievergadering het inspreken bij het agendapunt zelf plaatsvinden.
Het spreekrecht is beperkt gehouden tot geagendeerde onderwerpen, omdat burgers op deze wijze een doelgerichte bijdrage kunnen leveren aan de beraadslagingen van de raad. Voor overige onderwerpen zouden burgers gebruik kunnen maken van het burgerinitiatief. Echter kunnen bij vaststellen van de agenda onderwerpen worden toegevoegd aan de agenda. Als dit zo is kan er voor gekozen worden om te inventariseren of er eventuele insprekers aanwezig zijn. Het gaat dan wel om onderwerpen die formeel bij het vast stellen van de agenda worden toegevoegd aan de agenda. Dus niet over mededelingen, uitleg etc. die bijv. na de opening van de vergadering gedaan worden.
In het artikel zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Dit zijn formele procedures die zien op de rechtsbescherming van de burger, Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen – de belangen van – kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht. Ook geldt geen spreekrecht voor de reguliere agendapunten. Dit zijn de agendapunten: opening, vaststellen agenda, vaststellen advieslijst, vaststellen evaluatielijst, de rondvraag, en de eventueel ingekomen stukken.
De achtergrond van het beperken van tijd is dat erna nog een hele vergadering plaatsvindt, die ook ettelijke uren in beslag kan nemen. Iedere inspreker krijgt maximaal 5 minuten in de eerste termijn. In de tweede termijn krijgt de inspreker maximaal 2 minuten. Deze tweede termijn is ingevoerd n.a.v. het aangenomen amendement in de raad van 27 mei 2008. Bij meer dan 6 insprekers verdeelt de voorzitter de spreektijd evenredig over de sprekers. Dit zal vooral van belang zijn bij de eerste termijn van maximaal 5 minuten. Concreet betekent dit: 10 insprekers, dan krijgt iedere inspreker maximaal 3 minuten. In de tweede termijn is het evenredig verdelen van de tijd minder van belang, omdat de vz. eerst aan de commissie vraagt of zij instemt met een tweede termijn en bij veel insprekers kan hiervan worden afgezien.
De voorzitter kan echter in bijzondere gevallen van de maximale lengte van de spreektijd afwijken. Een voorbeeld van zo’n bijzonder geval is bijvoorbeeld het feit dat de spreker een grote groep van burgers vertegenwoordigt. In een dergelijke situatie kan ook voor andere praktische oplossingen gekozen worden zoals het beleggen van een aparte hoorzitting. Het is echter wel zo dat een inspreker in principe in de eerste termijn maximaal 5 minuten krijgt en in de tweede termijn maximaal 2 minuten, ongeacht of hij op 1 of meerdere onderwerpen inspreekt of namens meerdere personen spreekt.
De ontwerp-advieslijst wordt zoveel mogelijk tegelijkertijd met de schriftelijke oproep toegestuurd aan de leden en de overige personen genoemd in artikellid 3. De voorzitter, de leden, de collegeleden hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Een voorstel tot wijziging kan tot het moment van vaststelling bij de commissiegriffier worden ingediend. Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan de voorzitter, een lid en een collegelid, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de raadscommissie de advieslijst vaststelt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State). Het is aan te bevelen uitsluitend een zakelijke samenvatting van hetgeen besproken is, te geven. De commissiegriffier stelt de advieslijst op, maar de uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt hiervoor bij de griffier op grond van het vijfde lid. Na vaststelling van de notulen ondertekenen de voorzitter en de commissiegriffier deze.
Artikel 18 Aantal spreektermijnen
Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de commissieleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een commissielid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Als de commissie van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.
Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een raadscommissie op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak om de orde tijdens de vergadering te handhaven wel voorstellen de spreektijd te beperken.
Artikel 20 Voorstellen van orde
Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Voorbeelden van voorstellen van orde zijn:
Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raadscommissie. Bij het staken van de stemmen is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, vierde lid Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde heeft betrekking op het verloop van de vergadering.
Artikel 21 Handhaving orde; schorsing
Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.
Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 29 van deze verordening.
Om de duur van vergaderingen niet te beperken wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel commissielid toegekend.
Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslaging wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 18).
Artikel 23 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 van de Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester, de wethouders en de secretaris. Deze hebben op grond van artikel 8 van deze verordening reeds het recht om aan de beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van de advieslijst, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Voor het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, wordt de standpunten van alle fracties opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, dat hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.
De argumenten voor de standpunten worden alleen genoteerd in het geval de fractie tegen het voorstel is en in het geval een fractie om andere dan in het voorstel genoemde, zwaarwegende redenen voor is.
Hoofdstuk 5 Besloten vergadering
Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voorover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Over de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.
Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. In aanvulling hierop bepaalt het eerste lid van deze bepaling dat de advieslijst van een besloten vergadering alleen aan de leden en aan de raadsleden wordt gestuurd. De raadscommissie beslist over het openbaar maken van deze advieslijst.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.
Artikel 28 Opheffing geheimhouding
Zoals uit de toelichting op artikel 27 blijkt kan de raad de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. In deze bepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Hoofdstuk 6 Toehoorders en pers
Artikel 29 Toehoorders en pers
Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.
Artikel 30 Geluid- en beeldregistraties
Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.