Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Marum

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Marum
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2008
CiteertitelVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 4, en 5
  2. Gemeentewet, art. 149.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2008.

Verstrekkingenboek voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200801-01-2010nieuwe regeling

23-04-2008

Achtdorpennieuws

nr. 08.04.14
01-01-200701-01-2008nieuwe regeling

20-09-2006

Achtdorpennieuws, 28 december 2006

nr. 06.09.14

Tekst van de regeling

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2008

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.

Artikel 1. Begripsbepalingen.

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

a. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO);

b. Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het college van burgemeester en wethouders om voor personen met beperkingen voorzieningen te treffen waardoor zij in aanvaardbare mate zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

c: Beperkingen: de aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, die een persoon ondervindt bij de maatschappelijke participatie;

d. Aanvrager: de persoon met beperkingen als bedoeld onder c. die ten behoeve van zichzelf een voorziening aanvraagt dan wel een persoon die ten behoeve van een persoon met beperkingen een aanvraag voor een voorziening indient.

e. Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wet;

f. Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die maatschappelijke participatie mogelijk maken;

g. Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden; het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel waarbij ook aansluiting kan worden gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

h. Collectieve voorziening: een individuele voorziening die niet als PGB verstrekt kan worden;

i. Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden, voldoende compensatie biedt en doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht verleend wordt;

j. Rolstoelvoorziening: een voorziening die de persoon met beperkingen in staat stelt zich in en om de woning te verplaatsen en waarvan het rijden de primaire functie is;

k. Eigen bijdrage: een bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

l. Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

m. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

n. Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening;

o. Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

p. Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de Wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

q. Besparingsbijdrage: een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen;

r. Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

s. Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

Artikel 2. Voorwaarden en weigeringsgronden.

1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

a. deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen of in geval van hulp bij het huishouden deze tijdelijk noodzakelijk is;

b. deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

c. deze in overwegende mate op het individu is gericht.

2. Geen voorziening wordt toegekend:

a. indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

b. indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Marum;

c. indien er een adequate voorliggende voorziening is;

d. voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

e. voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt, tenzij het college uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven tot het maken van de kosten;

f. indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.

Artikel 3. Keuzevrijheid.

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. In het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum worden de criteria vastgelegd in welke situaties de bij Wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden.

Artikel 4. Voorziening in natura.

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst of de dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager van toepassing.

Artikel 5. Financiële tegemoetkoming.

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum in de beschikking opgenomen.

Artikel 6. Persoonsgebonden budget.

1. Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de Wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

a. een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

b. de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten;

c. de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum;

2. De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.

3. Bij de beschikking wordt een program van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

4. Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager. Budgetten die betrekking hebben op periodieke budgetten worden echter in termijnen uitbetaald. Het college stelt hiertoe nadere regels.

5. Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Verstrekkingenboek, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken. De omvang van de steekproef wordt bepaald door het college en is afhankelijk van de hoeveelheid geconstateerde onrechtmatige verstrekkingen.

6. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 7. Eigen bijdragen.

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de Wet voor hulp bij het huishouden is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd afgestemd op het inkomen. In het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum wordt de omvang van de eigen bijdrage vastgelegd.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 8. Hulp bij het huishouden.

De door het college, ter compensatie van de beperkingen als bedoeld in artikel 1 sub c van deze verordening bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

a. hulp bij het huishouden in natura;

b. een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 9. Recht op hulp bij het huishouden.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, sub d en e van deze verordening kan voor de in artikel 8 vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht indien

a. beperkingen of

b. problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg

het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken.

Artikel 10. Weigeringsgronden.

Hulp bij het huishouden wordt niet toegekend

  • a.

    voor zover de aangevraagde hulp betrekking heeft op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

  • b.

    als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten (de zogenaamde gebruikelijke zorg).

  • c.

    voor zover de hulp zou moeten plaatsvinden in hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur.

Artikel 11. Omvang van de hulp bij het huishouden.

De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:

Klasse 1 0 tot en met 1,9 uur per week

Klasse 2 2 tot en met 3,9 uur per week

Klasse 3 4 tot en met 6,9 uur per week

Klasse 4 7 tot en met 9,9 uur per week

Klasse 5 10 tot en met 12,9 uur per week

Klasse 6 13 tot en met 15,9 uur per week

Artikel 12. Omvang van het persoonsgebonden budget.

De bedragen die in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 13 Vormen van woonvoorzieningen

1. De door het college, ter compensatie van beperkingen als bedoeld in artikel 1 sub c van deze verordening bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorzieningen kunnen bestaan uit:

a. verhuis- en inrichtingskostenvergoeding

b. bouwkundige woonvoorziening

c. roerende woonvoorziening (woonvoorziening van niet-bouwkundige aard);

d. onderhoud, keuring en reparatie;

e. tijdelijke huisvesting;

f. huurderving;

g. uitraasruimte;

h. verwijderen van voorzieningen.

2. De woonvoorzieningen kunnen worden verstrekt in natura en als PGB dan wel voor de in lid 1, onder a. genoemde woonvoorziening als een financiële tegemoetkoming.

3. Burgemeester en Wethouders kunnen aan de eigenaar van de woning niet zijnde de persoon met beperkingen een financiële tegemoetkoming voor de in lid 1, onder b., d. en f. bedoelde woonvoorziening verstrekken.

Artikel 14. Het recht op een woonvoorziening

Een persoon als bedoeld in artikel 1, sub d van de verordening kan voor de in artikel 13 vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht indien beperkingen het normale gebruik van de woning belemmeren.

Artikel 15 Primaat van de verhuizing.

Indien een persoon als bedoeld in artikel 14 recht heeft op een woonvoorziening wordt een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten verstrekt ingeval dit de goedkoopst adequate voorziening is en de persoon verhuist naar een geschikte woning die voldoende compensatie biedt voor zijn beperkingen.

Artikel 16 Uitsluitingen.

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van

  • a.

    voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur;

  • b.

    specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 17 Hoofdverblijf.

1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat. De bezoekbaar te maken woning / aan te passen woning moet in de gemeente Marum staan.

4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in lid 2 bedoelde woonruimte op basis van goedkoopst adequaat.

5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 18 Weigeringsgronden.

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

a. de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

b. voor zover de aangevraagde hulp betrekking heeft op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

c. de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge beperkingen als bedoeld in artikel 1 sub c geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

d. de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

e. deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

f. de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

g. de aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woonruime die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg of in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft;

h. de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat burgemeester en wethouders schriftelijk op de aanvraag hebben beschikt.

Artikel 19 Terugbetaling bij verkoop.

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 5 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 20. Vervoersvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van de beperkingen als bedoeld in artikel 1, sub c van deze verordening bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

a. een collectieve vervoersvoorziening;

b. een vervoersvoorziening in natura;

c. een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

Artikel 21. Het recht op een vervoersvoorziening.

1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, sub c van deze verordening, kan voor de in artikel 20 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien beperkingen:

a. het gebruik van het openbaar vervoer of

b. het bereiken van het openbaar vervoer

onmogelijk maken.

2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, sub c van deze verordening kan voor de in artikel 20 onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien beperkingen het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 20, onder a. onmogelijk maken.

Artikel 22. Vervoer in directe woon- en leefomgeving.

1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag waarbij ook aansluiting kan worden gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

2. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer mogelijk maken.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 23. Rolstoelvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen als bedoeld in artikel 1 sub c van deze verordening bij het verplaatsen in en om de woning, dan wel voor sportbeoefening te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

a. een rolstoelvoorziening in natura;

b. een persoonsgebonden budget, te besteden aan een rolstoelvoorziening;

c. een financiële tegemoetkoming, te besteden aan een sportrolstoel.

Artikel 24. Het recht op een rolstoelvoorziening.

1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, sub c van deze verordening kan voor de in artikel 23, onder a. en b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien beperkingen incidenteel of dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, sub c van deze verordening kan voor de in artikel 23, onder c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien beperkingen het sporten zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 25. Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.

In uitzondering op het gestelde in artikel 24, lid 1 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten.

Artikel 26. Gebruik aanvraagformulier.

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

Artikel 27. Relatie met de AWBZ.

De aanvraag dient te worden ingediend bij het Lokaal Loket van de gemeente Marum, waar zowel aanvragen voor voorzieningen op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning alsook aanvragen voorzorg op grond van de AWBZ kunnen worden ingediend.

Artikel 28. Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking.

1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

a. op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

b. op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

2. Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

a. het handelt om een complexe aanvraag waarvan de medische noodzaak niet vastgesteld kan worden door de WMO-consulent van de gemeente;

b. de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen.

3. Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

4. Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

Artikel 29. Samenhangende afstemming.

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de aanvrager.

Artikel 30. Wijzigingen in de situatie.

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 31. Intrekking van een voorziening.

1. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

a. niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

b. op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het doel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 32. Terugvordering.

1. Ingeval een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2.

    In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

  • 3.

    Het college kan een voorziening in natura terugvorderen indien de aanvrager in gebreke blijft zijn eigen bijdrage binnen de gestelde termijn en na aanmaning te voldoen.

    Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

Artikel 33. Hardheidsclausule.

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de persoon met beperkingen of de woningeigenaar afwijken van hetgeen bij of krachtens deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 34. Indexering.

Het Jaarlijks worden per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum geldende bedragen op basis van de CPI-index verhoogt of verlaagt.

Artikel 35. Evaluatie.

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe na de inwerkingtreding van de verordening jaarlijks aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 36. Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

Artikel 37. Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2008.