Organisatie | Marum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening houdende voorwaarden, met betrekking tot het verlenen van een tegemoetkoming in de kosten, verbonden aan het geven van godsdienst- en vormingsonderwijs aan leerlingen van scholen voor openbaar en bijzonder basisonderwijs in de gemeente Marum |
Citeertitel | Verordening tegemoetkoming godsdienst- en vormingsonderwijs |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de verordening vastgesteld bij raadsbesluit van 20 maart 1986.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-08-1994 | 11-08-1994 | nieuwe regeling | 21-07-1994 Midweek, 3 augustus 1994. | Nr. 4-14 |
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 juli 1994;
overwegende dat het door de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht noodzakelijk is om de verordeningen en regelingen aan te passen aan deze wet;
gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet en de Wet op het basisonderwijs;
"VERORDENING HOUDENDE VOORWAARDEN, MET BETREKKING TOT HET VERLENEN VAN EEN TEGEMOETKOMING IN DE KOSTEN, VERBONDEN AAN HET GEVEN VAN GODSDIENST- EN VORMINGSONDERWIJS AAN LEERLINGEN VAN SCHOLEN VOOR OPENBAAR EN BIJZONDER BASISONDERWIJS IN DE GEMEENTE MARUM"
Aan kerkelijke gemeenten, plaatselijke kerken en verenigingen, alsmede aan genootschappen op geestelijke grondslag kan door burgemeester en wethouders op aanvraag ten laste van de gemeente Marum een tegemoetkoming worden verleend in de kosten, voortvloeiende uit het doen geven van godsdienst- en vormingsonderwijs aan leerlingen van scholen voor openbaar en bijzonder basisonderwijs.
Het godsdienst- en vormingsonderwijs wordt in de schoolgebouwen gegeven aan de leerlingen uit de daarvoor in aanmerking komende, in artikel 7 genoemde klassen wier ouders, voogden of verzorgers hiermede schriftelijk hebben ingestemd.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud van het godsdienst- en vormingsonderwijs berust bij de instantie, welke dit onderricht doet geven.
De voor het geven van godsdienst- en vormingsonderwijs aangewezen leerkrachten onthouden zich van het voeren van propaganda voor welk(e) kerkgenootschap of levensbeschouwing dan ook.
De in artikel 6 bedoelde tegemoetkoming wordt verleend voor het doen geven van godsdienst- en vormingsonderwijs aan leerlingen van de leerjaren 6, 7 en 8.
Voor het verkrijgen van de in artikel 6 bedoelde tegemoetkoming dient de in artikel 2 bedoelde instantie binnen vier weken na afloop van het schooljaar bij burgemeester en wethouders een opgave in, vermeldende voor elke school afzonderlijk:
De godsdienstleraren en vormingsleiders plegen regelmatig overleg met het hoofd van de school voor zover dit voor de goede gang van zaken bij het onderwijs noodzakelijk is. Zij verstrekken het hoofd alle inlichtingen, die hij in verband hiermede verlangt en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
Elke leerling mag voor de berekening van de in artikel 6 bedoelde subsidie slechts eenmaal worden meegerekend.
In gevallen, waarin de in deze verordening opgenomen bepalingen niet voorzien, beslissen burgemeester en wethouders.