Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Marum

Algemene subsidieverordening gemeente Marum 2006

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Marum
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening gemeente Marum 2006
CiteertitelAlgemene subsidieverordening gemeente Marum 2006
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de ‘Algemene Subsidieverordening gemeente Marum 2000’ vastgesteld bij raadsbesluit van 27 april 2000.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene Wet Bestuursrecht, titel 4.2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200624-02-2012nieuwe regeling

14-09-2005

Onbekend.

Nr. 05.09.17.

Tekst van de regeling

Algemene subsidieverordening gemeente Marum 2006

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Activiteit: de activiteit die door een instelling zal worden uitgevoerd en die door het gemeentebestuur kan worden gesubsidieerd. Zo mogelijk worden de prestaties in meetbare termen gedefinieerd;

  • 2.

    Activiteitenplan: het door een instelling volgens richtlijnen van burgermeester en wethouders opgestelde plan met bijhorende kostenraming, waarin de in het betrokken jaar uit te voeren activiteiten worden vermeld met de doelstelling, de te hanteren methoden en de nodige personele, materiële en organisatorische middelen, alsmede de relatie daarvan met het gemeentelijke belang;

  • 3.

    Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, die door de raad of het college verstrekt wordt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan de raad of het college geleverde goederen of diensten. Geen subsidies in de zin van deze verordening zijn aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de heffing van een premie dan wel premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen. Tevens is geen subsidie in deze zin van deze verordening de aanspraak op financiële middelen, verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in een verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld;

  • 4.

    Budgetsubsidie: een subsidie voor één of meerdere jaren, waarbij een directe relatie bestaat tussen de subsidie en de met deze subsidie beoogde doelen, uitgedrukt in meetbare presentaties;

  • 5.

    Incidentele subsidie: subsidie die eenmalig beschikbaar wordt gesteld voor activiteiten die een incidenteel, eenmalig of experimenteel karakter hebben;

  • 6.

    Subsidieontvanger: Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon met volledige rechtspersoonlijkheid die zich de behartiging van door de raad of het college erkende belangen van ideële en/of materiële aard ten doel stelt;

  • 7.

    Nota Subsidiebeleid: een besluit van de gemeenteraad, waarin het overzicht van activiteiten is opgenomen, die de gemeente in het jaar waarop de subsidienota betrekking heeft, op enige wijze zal subsidiëren, ook kunnen hierin voorwaarden tot subsidieverlening worden opgenomen;

  • 8.

    Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvlak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

  • 9.

    Voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 374 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • 10.

    Reserve: een reserve als bedoeld in artikel 373 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op subsidiëring van activiteiten die door de subsidieontvanger worden uitgevoerd.

Artikel 3 Democratisering, inspraak- en klachtenprocedures

  • 1.

    De subsidieontvanger stelt zijn personeel en de vrijwilligers, alsmede degenen voor wie hij de activiteiten organiseert, in de gelegenheid daadwerkelijke invloed uit te oefenen op het beleid en de uitvoering daarvan;

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde participatie wordt geregeld in de statuten, huishoudelijk reglement en/of een afzonderlijk bestuursbesluit van de rechtspersoon;

  • 3.

    Een subsidieontvanger verleent, indien het college dat noodzakelijk vindt, medewerking aan inspraakprocedures;

  • 4.

    De subsidieontvanger is verplicht een klachtenprocedure in te stellen, tenzij het college bepaalt dat de schaal of de activiteit van de subsidieontvanger niet toereikend is;

  • 5.

    Het college kan ten aanzien van het onder lid 1 tot en met 4 gestelde nadere regels stellen.

Artikel 4 Rechten van de mens, anti-discriminatie

  • 1.

    De activiteiten van de subsidieontvanger staan open voor alle groeperingen zonder onderscheid naar ras, godsdienst, leeftijd, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid. Deze verplichting geldt niet voor zover sprake is van een op een specifieke door het gemeentebestuur erkende doelgroep gerichte activiteit;

  • 2.

    De activiteiten van de subsidieontvanger zijn in geen enkel opzicht strijdig met de Grondwet en internationale verdragen erkende rechten van de mens.

Artikel 5 Emancipatie

Het college kan bepalen dat een subsidieontvanger beleid voert ten aanzien van emancipatie van vrouwen, ouderen, gehandicapten en migranten.

Artikel 6 Subsidieplafond

  • 1.

    De raad kan een subsidieplafond vaststellen;

  • 2.

    Als de raad een subsidieplafond heeft vastgesteld, wordt daarbij bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld;

  • 3.

    Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld;

  • 4.

    Als het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, dan heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen;

  • 5.

    Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld;

  • 6.

    Het vierde lid is niet van toepassing, indien:

    • a.

      de aanvragen voor het tijdvlak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld, ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

    • b.

      het een verlaging betreft die voorvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de gemeentelijke begroting;

    • c.

      bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlagingen en de gevolgen daarvan voor de al ingediende aanvragen.

Hoofdstuk 2 Uitvoering subsidieverordening

Artikel 7 Bevoegdheidverdeling raad en college

  • 1.

    De raad regelt in de volgende hoofdstukken van deze verordening, welke activiteiten voor subsidie in aanmerking komen, welke grondslagen daarbij worden gehanteerd voor de berekening van de subsidie en eventueel welke specifieke voorschriften daarbij van toepassing is;

  • 2.

    Indien de raad geen toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in het eerste lid, legt het college iedere subsidieaanvraag voor aan de raad tenzij:

    • a.

      in de gemeentebegroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, is vermeld;

    • b.

      het een incidenteel geval betreft, mits de subsidie voor ten hoogste drie jaren wordt verstrekt;

    • c.

      het subsidiebedrag niet meer is dan € 2500,--.

Artikel 8 Bevoegdheden college

  • 1.

    Het college is belast met de uitvoering van deze verordening, tenzij de raad de uitvoering geheel of gedeeltelijk aan zich heeft voorbehouden. Uitvoering houdt mede in het verlenen en vaststellen van subsidies;

  • 2.

    Voor zover de raad de uitvoering van deze verordening aan zich heeft gehouden, wordt in plaats van het college de raad gelezen.

Artikel 9 Begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van de gemeentelijke begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan het college de voorwaarde stellen dat de raad voldoende financiële middelen beschikbaar stelt of goedkeuring wordt verleend;

  • 2.

    Deze voorwaarde vervalt, indien het college daar niet binnen vier weken na vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep op heeft gedaan;

  • 3.

    Het niet of in mindere mate verkrijgen van rijksgelden bestemd voor specifieke activiteiten, kan aanleiding zijn tot dienovereenkomstige aanpassing van de nota subsidiebeleid en te verstrekken subsidies.

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag, -verlening, -bevoorschotting en -vaststelling

Hoofdstuk 3.1 Subsidieaanvraag

Artikel 10 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag tot subsidieverlening wordt tijdig ingediend;

  • 2.

    Bij de indiening van de aanvraag worden in ieder geval overgelegd:

    • a.

      het activiteitenplan en, indien in het voorgaande jaar ook dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten hebben plaatsgevonden, een verslag van de in het laatste jaar verrichte activiteiten met een beschrijving van de gevolgde werkwijze en van het verkregen resultaat;

    • b.

      een gespecificeerde opgave van het bedrag dat de subsidieaanvrager denkt nodig te hebben voor het uitvoeren van de activiteiten in het activiteitenprogramma;

    • c.

      indien eerder dezelfde activiteiten of in hoofdzaak dezelfde activiteiten hebben plaatsgevonden, de jaarrekening en de daarbij behorende accountantsverklaring over een nader door het college te bepalen aantal boekjaren en in elk geval over het laats verstreken boekjaar en een staat van baten en lasten, beide vergezeld van een toelichting;

    • d.

      een opgave van bij anderen aangevraagde subsidie voor dezelfde activiteiten, met daarbij de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 3.

    Bij een eerste subsidieaanvraag overlegt de aanvrager die een rechtspersoon is, tevens:

    • a.

      een opgave van de samenstelling van het bestuur;

    • b.

      een gewaarmerkt exemplaar van de oprichtings- of stichtingsakte van de rechtspersoon waarin de statuten zijn opgenomen en een exemplaar van het huishoudelijk reglement;

    • c.

      een beschrijving van de organisatievorm van de rechtspersoon.

  • 4.

    Het college kan:

    • a.

      nadere regels vaststellen voor de bescheiden als bedoeld in het tweede lid en derde lid;

    • b.

      binnen een door hen te bepalen termijn de overlegging van andere stukken of anderszins nadere informatie verlangen als zij dat voor de beoordeling van de subsidieaanvrager nodig achten.

  • 5.

    Het overleggen van de in lid 2 onder a en c genoemde bescheiden kan achterwege blijven, als deze bescheiden in verband met een aanvraag als bedoeld in artikel 25 in het bezit zijn van het college.

Artikel 11 Beslissing op een aanvraag

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag binnen acht weken, nadat de gegevens als bedoeld in artikel 10 zijn ontvangen, tenzij:

    • a.

      advies moeten worden gevraagd aan een adviescommissie; de termijn van acht weken begint in dat geval de dag, nadat het advies is ontvangen;

    • b.

      er een uiterste termijn voor de indiening van de aanvraag wordt genoemd in de subsidieregeling; de termijn van acht weken begint in dat geval de dag, nadat de uiterste termijn is verstreken.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid bedoelde termijn met ten hoogste acht weken verlengen.

Hoofdstuk 3.2 Subsidieverlening

Artikel 12 Subsidieverlening

  • 1.

    Indien het college een subsidie verleent, wordt in de subsidiebeschikking aangegeven, op welk bedrag de subsidieontvanger maximaal aanspraak heeft;

  • 2.

    Bij hun beschikking tot verlening van de subsidie geeft het college zo concreet mogelijk aan, welke prestaties door de subsidieontvanger met de ter beschikking gestelde subsidie moeten worden verricht, alsmede welke effecten daarmee worden beoogd;

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen wat betreft de subsidieverlening.

Artikel 13 Weigeringsgronden subsidie

  • 1.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de subsidieaanvrager niet zal voldoen aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn;

    • c.

      de subsidieaanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen of heeft afgelegd over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien:

    • a.

      de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op een aanvraag zou hebben geleid;

    • b.

      de aanvrager failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

    • c.

      de activiteiten niet zijn gericht op door het gemeentebestuur van Marum erkende belangen;

    • d.

      naar het oordeel van het college de aanvrager onvoldoende rekening heeft gehouden met het bedoelde in de artikelen 3, 4 en 5 van deze verordening.

  • 3.

    De subsidieverlening wordt geweigerd, indien door verstrekking van de subsidie een subsidieplafond wordt overschreden;

  • 4.

    Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak over verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting in lid 3 slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beschikking in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.

Artikel 14 Weigering van subsidies die drie of meer jaren achtereen zijn verstrekt

Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijk weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvlak op de grond, dat veranderende omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

Artikel 15 Uitvoeringsovereenkomst

Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten. In deze overeenkomst kan worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Hoofdstuk 3.3 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 16 Algemeen

  • 1.

    Een subsidieaanvrager dient aan het college per omgaande te berichten over:

    • a.

      ontwikkelingen die van belang zijn voor het te voeren beleid;

    • b.

      ontwikkelingen die ertoe leiden of kunnen leiden dat de activiteiten niet kunnen worden verwezenlijkt.

  • 2.

    Een subsidieontvanger brengt het geheel of gedeeltelijke beëindigen van zijn activiteiten onverwijld ter kennis van het college;

  • 3.

    Een subsidieontvanger die een rechtspersoon is, dient tevens aan het college per omgaande te berichten over:

    • a.

      wijziging van het huishoudelijk reglement en van de statuten onder toezending van een afschrift van de notariële akte waarin de wijziging is opgenomen;

    • b.

      wijzigingen in zijn bestuurssamenstelling;

    • c.

      besluiten en/of procedure die leiden of kunnen leiden tot beëindiging van de activiteiten dan wel ontbinding van de rechtpersoon.

Artikel 17 Verzekering

Een subsidieontvanger kan verplicht worden:

  • 1.

    een verzekering af te sluiten tegen wettelijke aansprakelijkheid voor een som van tenminste € 500.000,-- per gebeurtenis;

  • 2.

    ten genoegen van het college zijn roerende en onroerende zaken behoorlijk te verzekeren en verzekerd te houden tegen schade door brand en eventuele andere door het college aan te geven risico’s.

Artikel 18 Verplichtingen met betrekking tot het financieel beheer

De subsidieontvanger is verplicht de administratie op een overzichtelijke wijze te voeren:

  • 1.

    De administratie van de subsidieaanvrager moet zo zijn ingericht dat op eenvoudige wijze een overzicht kan worden verkregen van de bezittingen, vorderingen en schulden van de instelling, haar exploitatieresultaten en de mate, waarin zij de door de leden, contribuanten, donateurs of anderen worden gesteund;

  • 2.

    De subsidieaanvrager draagt er zorg voor dat van alle uitgaven bewijsstukken aanwezig zijn waaruit de aard van de geleverde of verrichte diensten duidelijk blijkt en welke ten name van de instelling staan.

Artikel 19 Verplichtingen

Het college kan aan de subsidieverlening verplichtingen verbinden. In ieder geval kunnen verplichtingen worden opgenomen voor het beperken of wegnemen van nadelige gevolgen van de subsidie voor derden.

Artikel 20 Reserves en voorzieningen

Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger een reserve en/of een voorziening vormt.

Artikel 21 Toezicht en controle

  • 1.

    Het college kan ambtenaren of andere personen aanwijzen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast;

  • 2.

    Door het college aangewezen ambtenaren of andere personen hebben desgevraagd inzage in administratie en financiële bescheiden van de subsidieontvanger, daaronder begrepen adviezen van externe deskundigen. Zij ontvangen alle inlichtingen die voor een juiste uitoefening van hun functie in het algemeen en voor de beoordeling van de gesubsidieerde activiteiten in het bijzonder nodig zijn;

  • 3.

    De door het college aangewezen accountant heeft de bevoegdheid tot inzicht op de verrichte werkzaamheden van de controlerende accountant van de subsidieontvanger. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat zijn accountant hiermee instemt;

  • 4.

    Indien de administratie door een derde wordt gevoerd, is de subsidieontvanger ook verplicht alle medewerking te verlenen en zonodig toestemming te geven voor inzage bij deze derde.

Artikel 22 Tussenrapportage

  • 1.

    Bij subsidiebedragen meer dan € 45.000,-- is de subsidieontvanger verplicht om uiterlijk op 1 september:

    • a.

      verslag uit te brengen over de voortgang van de activiteiten in de eerste zes maanden van het jaar;

    • b.

      een financieel verslag uit te brengen van de eerste zes maanden van het jaar en;

    • c.

      een prognose te geven voor de tweede zes maanden.

  • 2.

    Het college kan bij subsidiebedragen van minder dan € 45.000,-- het eerste lid van overeenkomstige toepassing verklaren;

  • 3.

    Het college kan ten aanzien van de leden 1 en 2 nadere regels stellen.

Artikel 23 Tegengaan vervreemdingen

  • 1.

    Het is een subsidieontvanger niet toegestaan om meer dan € 454,-- per jaar om niet aan derden ter beschikking te stellen, behoudens vooraf verkregen toestemming van het college;

  • 2.

    Het college kan aan het verlenen van de in het eerste lid bedoelde toestemming verplichtingen verbinden.

Hoofdstuk 3.4 Vaststelling

Artikel 24 Vaststelling

  • 1.

    De subsidieontvanger dient binnen dertien weken na afloop van de activiteiten, zoals bedoeld in het activiteitenprogramma, of het tijdvlak waarvoor de subsidie is verleend, een aanvraag tot subsidievaststelling in, tenzij:

    • a.

      de subsidie met toepassing van artikel 26 ambtshalve wordt vastgesteld of,

    • b.

      bij deze verordening of bij de subsidieverlening is bepaald dat de aanvraag pas wordt ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak, waarvoor de subsidie is verleend of,

    • c.

      de vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 15 of anders is geregeld.

  • 2.

    Bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt door de subsidieontvanger een financiële en inhoudelijke rapportage ingestuurd;

  • 3.

    In de inhoudelijke rapportage worden in ieder geval beschreven de aard en de omvang van de activiteiten en een vergelijking tussen nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen. Het college kan daartoe nadere regels stellen;

  • 4.

    De in lid 2 genoemde financiële rapportage wordt bij subsidiebedragen van meer dan € 100.000,-- voorzien van een verklaring van getrouwheid, zoals bedoeld in artikel 393 boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van een daartoe bevoegde accountant. Daarbij wordt tevens gerapporteerd over recht- en doelmatigheid, alsmede over de naleving van de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen;

  • 5.

    Het college kan bij subsidiebedragen van minder dan € 100.000,-- het vierde lid van overeenkomstige toepassing verklaren;

  • 6.

    Het college stelt de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast, tenzij toepassing wordt gegeven aan de artikelen 25, 26, 28 of 29;

  • 7.

    Het college stelt de subsidie vast binnen dertien weken, nadat de aanvraag bedoeld in het eerste is ingediend, tenzij toepassing is gegeven aan het in het eerste lid sub a tot en met c gestelde;

  • 8.

    Indien de aanvraag tot vaststelling niet binnen de daartoe gestelde termijn is ingediend, kan het college de subsidieontvanger een termijn stellen, waarbinnen de aanvraag alsnog wordt ingediend;

  • 9.

    Het college kan de subsidie ambtshalve vaststellen, als na afloop van de in het zevende lid bedoelde termijn geen aanvraag is ingediend.

Artikel 25 Lager vaststellen van de subsidie

  • 1.

    De subsidie kan door het college lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid; of

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 2.

    Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk worden beschouwd, bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Artikel 26 Ambtshalve vaststellen van de subsidie

Het college kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen indien:

  • 1.

    bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald, binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

  • 2.

    toepassing wordt gegeven aan artikel 24 lid 9; of

  • 3.

    de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.

Hoofdstuk 3.5 Intrekking en wijziging

Artikel 27 Tussentijdse intrekking of wijziging subsidieverlening

  • 1.

    Zolang de subsidieverlening niet is vastgesteld, kan het college de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

    • a.

      de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidie zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

    • e.

      met toepassing van artikel 9, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde, dat voldoende gelden ter schikking worden gesteld;

    • f.

      veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip, waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald;

  • 3.

    De beschikking, bedoeld in het eerste lid, regelt tevens de gevolgen ervan, waarbij de instelling zoveel mogelijk in staat wordt gesteld, haar op grond van al verleende subsidies aangegane verplichtingen behoorlijk na te komen.

Artikel 28 Intrekking of wijziging subsidievaststelling

  • 1.

    Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden, waarvan zij bij de subsidieverlening redelijkerwijs niet op de hoogte zijn of konden zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

    • c.

      indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip, waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald;

  • 3.

    De subsidievaststelling kan niet worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of op de dag, waarop aan de verplichtingen had moeten zijn voldaan.

Artikel 29 Intrekking of wijziging subsidieverlening, wijziging voor de toekomst of in de bestaande subsidieverhouding

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan het college de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

    • a.

      voor zover de subsidieverlening onjuist is;

    • b.

      voor zover veranderende omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten;

    • c.

      in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

  • 2.

    Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het college de schade die de subsidieontvanger lijdt, doordat hij in vertrouwen op de subsidieverlening anders heeft gehandeld dan hij zonder de subsidieverlening zou hebben gedaan.

Hoofdstuk 3.6 Betaling, voorschotten en terugvordering

Artikel 30 Betaling

  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten;

  • 2.

    Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidieverlening betaald.

Artikel 31 Betaling in termijnen

Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits bij de beschikking tot subsidieverlening is bepaald, hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

Artikel 32 Voorschotten

  • 1.

    Het college kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen, voor zover dit bij de beschikking tot subsidieverlening is bepaald;

  • 2.

    De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag betaald wordt;

  • 3.

    Voorschotten worden overeenkomstig de voorschotverlening betaald;

  • 4.

    Het voorschot wordt binnen vier weken na de voorschotverlening betaald.

Artikel 33 Opschorting betalingsverplichting

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat toepassing te geven aan artikel 27 en/of 28, tot en met de dag waarop de beschikking over de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sinds de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Artikel 34 Onverschuldigde betaalde subsidiebedragen

  • 1.

    Onverschuldigde betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd, voor zover na de dag, waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel 28 lid 1, sub c, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken;

  • 2.

    Indien het definitief vastgestelde subsidiebedrag lager is dan het totaal van de over dat jaar verstrekte voorschotten, kan het college het verschil aanmerken als voorschot op de subsidie over het lopende jaar. Het college kan het verschil ook terugvorderen van de subsidieontvanger.

Hoofdstuk 4 Bijzondere vormen van subsidiëring

Artikel 35 Incidentele subsidie

  • 1.

    Het college kan bepalen om een incidentele subsidie te verstrekken;

  • 2.

    Indien een instelling subsidie vraagt voor een incidentele activiteit die niet was voorzien, kan de aanvraag bij het college worden ingediend tot een maand voordat met de activiteit een begin wordt gemaakt. De bepalingen uit artikel 10 en volgende, te bepalen door het college, zijn zoveel mogelijk op deze aanvraag van overeenkomstige toepassing;

  • 3.

    Een subsidieontvanger die een incidentele subsidie ontvangt, is verplicht na afloop van de activiteiten een financieel en inhoudelijk verslag van zijn activiteiten te verzenden.

Artikel 36 Ontheffing

Het college van burgemeester en wethouders kan om zwaarwegende redenen ten gunste van de subsidieontvanger ontheffing verlenen van de bepalingen in deze verordening.

Artikel 37 Budgetsubsidie

  • 1.

    De gemeenteraad kan voor één of meerdere jaren met een instelling een budgetsubsidiecontract afsluiten;

  • 2.

    Voor de in het vorig jaar genoemde contract zijn de bepalingen van deze verordening van toepassing;

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 38 Aanvullende bevoegdheid

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is, treft het college de nodige voorzieningen en/of neemt het de nodige beslissingen, een en ander mede in overleg met de betrokken instelling.

Artikel 39 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006.

  • 2.

    Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de ‘Algemene Subsidieverordening gemeente Marum 2000’ vastgesteld bij raadsbesluit van 27 april 2000.

Artikel 40 Overgangsbepaling

Op een aanvraag, die is ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening, wordt op grond van de voor dat tijdstip geldende regels beslist.

Artikel 41 Citeertitel

De verordening kan worden aangehaald als ‘Algemene Subsidieverordening gemeente Marum 2006’.

Aldus vastgesteld in de openbare

vergadering van de raad van de

gemeente Marum d.d.14 september 2005,

, voorzitter.

, griffier.