Organisatie | Sittard-Geleen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening cultuurhistorisch erfgoed gemeente Sittard-Geleen |
Citeertitel | Subsidieverordening cultuurhistorisch erfgoed gemeente Sittard-Geleen 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | subsidies |
Geen
Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-04-2008 | 28-12-2015 | Onbekend | 03-04-2008 Trompetter, 16-04-2008 | 2008/024 |
Deze verordening verstaat onder:
Inspectierapport: een indicatief rapport dat de (bouw)technische staat en de gebreken van een monument beschrijft, niet ouder is dan twee jaar en is opgesteld door Stichting Monumentenwacht Limburg of een andere door het college van het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen ter zake deskundige instantie of persoon;
Monumentencommissie: de door de gemeenteraad ingestelde commissie, als bedoeld in artikel 15 lid 1 van de Monumentenwet 1988, met als taak om het college van burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en het monumentenbeleid in het algemeen. De taken, samenstelling benoeming, ontslag en werkwijze van de commissie is verder beschreven en geregeld in de verordening “Monumentencommissie 2001”, welke op 21 november 2001 door de gemeenteraad is vastgesteld.
Opheffen Verstoring:het opheffen van de verstoring van de compositie en de architectonische waarden van de voorgevel van een gemeentelijke monument en/of het ontsluiten van leegstaande bovenverdiepingen van gemeentelijke monumenten die op de begane grond in gebruik zijn als winkelpanden, waarbij een afzonderlijke entree voor de bovenwoning vanaf de openbare weg wordt aangebracht.
Het college van burgemeester en wethouders kan een onderverdeling aanbrengen in de besteding van het bovengenoemde budget voor - restauratie of instandhouding van niet rendabele rijksmonumenten - instandhouding van bijzondere gemeentelijke monumenten of bijzondere onderdelen van gemeentelijke monumenten - het opheffen van verstoringen aan gemeentelijke monumenten - voor buitengewoon herstel van kerkgebouwen die niet zijn aangewezen tot rijksmonument
Indien restauratie- of instandhoudingskosten op grond van een verzekering worden gedekt, worden de subsidiabele restauratiekosten verminderd met het bedrag dat ontstaat door het bedrag van de verzekeringspenningen te vermenigvuldigen met de breuk die ontstaat door de subsidiabele restauratiekosten te delen door de restauratiekosten.
Het college van burgemeester en wethouders verdelen de beschikbare budgetten in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de subsidieaanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvullende informatie is ontvangen met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt en onder voorbehoud dat aan de overige in deze verordening gestelde voorwaarden is of kan worden voldaan.
Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van dit besluit verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.
Artikel 1.3 Algemene bepalingen inzake aanvraag en beslissing
Aanvragen, besluiten en andere bestuursrechtelijk gehanteerde termen en begrippen in deze regeling zijn bedoeld in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In dat verband is het college van burgemeester en wethouders het “bestuursorgaan”, waarbij de subsidieaanvragen moeten worden ingediend en dat beslist op de aanvragen.
Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, zal het college van burgemeester en wethouders de aanvrager hiervan binnen een termijn van 4 weken na ontvangst van de aanvraag in kennis stellen en de aanvrager in de gelegenheid stellen om de aanvraag aan te vullen.
Hoofdstuk 2 FACILITAIRE BIJDRAGE EN PLANVORMING
Artikel 2.2 Signaleren van gebreken van gemeentelijke monumenten
Eigenaren van gemeentelijke monumenten kunnen in aanmerking komen voor subsidie van 50 % op de kosten van de periodieke inspectie en het opstellen van het inspectierapport van een gemeentelijk monument. Indien de inspectie en het inspectierapport dient als onderlegger voor het verstrekken van een instandhoudingssubsidie, wordt de bovenstaande subsidiebijdrage geacht onderdeel uit te maken van de instandhoudingssubsidie.
Artikel 2.3 Opheffen van verstoringen van gemeentelijke monumenten
Indien de planvorming dient als onderlegger voor het verstrekken van een stimuleringssubsidie voor het opheffen van verstoringen aan gemeentelijke monumenten als bedoeld in hoofdstuk 5 van deze verordening, wordt de bovenstaande subsidiebijdrage geacht onderdeel uit te maken van de stimuleringssubsidie.
Hoofdstuk 3 SUBSIDIE VOOR GEMEENTELIJKE MONUMENTEN
Artikel 3.1 Algemene bepalingen inzake subsidiëring van bijzondere onderdelen of objecten
Voor de subsidiëring als bedoeld in deze paragraaf komen alleen bijzondere onderdelen of bijzondere objecten in aanmerking, die als zodanig in de redengevende omschrijving die deel uit maakt van de gemeentelijke monumentenlijst als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 van de Verordening Cultuurhistorie Sittard-Geleen 2008 zijn vermeld.
Artikel 3.2 Subsidie voor de instandhouding van bijzondere onderdelen of bijzondere objecten
Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten om vanwege geconstateerde ernstige en/of gecompliceerde gebreken, hoogwaardige karakteristiek en het gevergde specialisme een extra subsidie ter beschikking te stellen. De hoogte van de subsidie wordt in dit geval vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders, gehoord de monumentencommissie.
Artikel 3.3 Aanvraag en beslissing op de aanvraag voor de instandhouding van bijzondere onderdelen of objecten
De aanvraag als bedoeld in lid 1 moet vergezeld gaan van:
een instandhoudingsplan met een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden alsmede een (globale) omschrijving van de werkzaamheden; het instandhoudingsplan omvat tevens een meerjarenplan en een meerjarenbegroting. In het meerjarenplan wordt aangegeven in welk jaar de geplande werkzaamheden plaatsvinden; hiervoor zal door Het college van burgemeester en wethouders een model beschikbaar worden gesteld.
ter vaststelling van de subsidiabele kosten van de werkzaamheden kan het college van burgemeester en wethouders aan de aanvrager verzoeken nadere gegevens te overleggen, zoals een specificatie van de kosten per eenheid in manuren en materialen of bouwkundige tekeningen van de bestaande toestand en tekeningen waarop de voorgenomen herstelwerkzaamheden staan aangegeven.
Artikel 3.4 Aan subsidieverlening voor de instandhouding van bijzondere onderdelen of objecten verbonden voorschriften
Halverwege de looptijd en na afloop van het instandhoudingsplan dient de eigenaar een inspectierapport te laten opstellen opdat beoordeeld kan worden of het instandhoudingsplan op adequate wijze wordt of is uitgevoerd; De kosten voor het opstellen van het inspectierapport worden in het instandhoudingsplan opgenomen.
Na afloop van het laatste kalenderjaar waarover de subsidie is verleend zendt de eigenaar aan het college van burgemeester en wethouders binnen 13 weken een financiële verantwoording, die is gerelateerd aan de vastgestelde instandhoudingsplan en waarin een gespecificeerd overzicht wordt gegeven van meer- en minderwerk.
Nadat subsidie is verleend, kan aan de eigenaar op basis van door de eigenaar ingediende overzichten van gemaakte kosten, die vergezeld gaan van de desbetreffende originele rekeningen voorschotten verstrekken tot ten hoogste een zesde gedeelte van het totaal verleende subsidiebedrag; De voorschotten worden uitgekeerd voorzover de rekeningen werkzaamheden betreffen die in overeenstemming zijn met het instandhoudingsplan.
De eigenaar is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, het beschermd monument te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, is gebracht; Indien het beschermde monument hierna wordt vervreemd is de eigenaar gehouden om de instandhoudingsverplichting aan zijn rechtsopvolger als kettingbeding op te leggen.
Artikel 3.5 Vaststelling en uitkering van de subsidie voor de instandhouding van bijzondere onderdelen of objecten
Na indiening van de financiële verantwoording, als bedoeld in artikel 3.4 , stelt het college van burgemeester en wethouders de subsidie zo spoedig mogelijk vast aan de hand van een berekening van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten voor de instandhouding van bijzondere onderdelen of objecten.
Hoofdstuk 4 NIET RENDABELE RIJKSMONUMENTEN
Artikel 4.3 Aanvraag en beslissing op de aanvraag voor niet rendabele rijksmonumenten
Indien wordt verwacht dat de ingediende aanvragen het door de gemeenteraad beschikbare budget zullen overschrijden, kan het college van burgemeester en wethouders de aanvraag aanhouden totdat beleidsregels zijn vastgesteld waarin staat aangegeven welke monumenten naar oordeel van het college voor subsidie in aanmerking komen en in welke volgorde.
Artikel 4.4 Aan subsidieverlening van niet rendabele rijksmonumenten verbonden voorschriften
Ten behoeve van de definitieve vaststelling van de gemeentelijke subsidie moet de eigenaar binnen 13 weken na ontvangst van het besluit van de rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten inzake de vaststelling van de daadwerkelijk gemaakte subsidiabele kosten, een kopie van dit besluit indienen bij het college van burgemeester en wethouders.
Nadat subsidie is verleend, kan aan de eigenaar op basis van door de eigenaar ingediende overzichten van gemaakte kosten, die vergezeld gaan van kopieën van de rekeningen, voorschotten verstrekken tot ten hoogste een zesde gedeelte van het totaal verleende subsidiebedrag; De voorschotten worden uitgekeerd voor zover de rekeningen werkzaamheden betreffen die in overeenstemming zijn met het instandhoudingsplan.
Artikel 4.5 Vaststelling en uitkering van de subsidie voor niet rendabele rijksmonumenten
Ten behoeve van de definitieve vaststelling van de gemeentelijke subsidie moet de eigenaar binnen 13 weken na ontvangst van het besluit van de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten inzake de vaststelling van de daadwerkelijk gemaakte subsidiabele kosten, een kopie van dit besluit indienen bij het college van burgemeester en wethouders.
Hoofdstuk 5 STIMULERIINGSSUBSIDIE VOOR HET OPHEFFEN VAN VERSTORINGEN AAN GEMEENTELIJKE MONUMENTEN
Artikel 5.2 Subsidie voor het opheffen van verstoringen
Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten om vanwege geconstateerde ernstige en/of gecompliceerde verstoringen, hoogwaardige karakteristiek en het gevergde specialisme een extra subsidie ter beschikking te stellen. De hoogte van de subsidie wordt in dit geval vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders, gehoord de monumentencommissie.
Artikel 5.4 Aan subsidieverlening voor het opheffen van verstoringen verbonden voorschriften
De eigenaar is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, het beschermd monument te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, is gebracht; Indien het beschermde monument hierna wordt vervreemd is de eigenaar gehouden om de instandhoudingsverplichting aan zijn rechtsopvolger als kettingbeding op te leggen.
Hoofdstuk 6 SUBSIDIE VOOR BUITENGEWOON HERSTEL VAN KERKGEBOUWEN DIE NIET ZIJN AANWEZEN TOT RIJKSMONUMENT
Artikel 6.1 Algemene bepalingen inzake subsidiëring van kerkgebouwen die niet zijn aangewezen tot rijksmonumenten
Artikel 6.3 Aanvraag en beslissing op de aanvraag voor buitengewoon herstel van kerkgebouwen die niet zijn aangewezen tot rijksmonument
De aanvraag als bedoeld in lid 1 moet vergezeld gaan van:
ter vaststelling van de subsidiabele kosten van de herstelwerkzaamheden kunnen het college van burgemeester en wethouders aan de aanvrager verzoeken nadere gegevens te overleggen, zoals bouwkundige tekeningen van de bestaande toestand en tekeningen waarop de voorgenomen herstelwerkzaamheden staan aangegeven;
In afwijking van het vorige lid beslissen het college van burgemeester en wethouders, indien voor buitengewoon herstel van kerkgebouwen die niet zijn aangewezen tot rijksmonument tevens een aanvraag is of wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten van Limburg, binnen een termijn van 4 weken nadat het besluit tot vaststelling van de subsidiabele kosten voor buitengewoon herstel door Gedeputeerde Staten van Limburg aan het college van burgemeester en wethouders bekend is gemaakt.
Indien wordt verwacht dat de ingediende aanvragen het door de gemeenteraad beschikbare budget zullen overschrijden, kan het college van burgemeester en wethouders de aanvraag aanhouden totdat beleidsregels zijn vastgesteld waarin staat aangegeven welke objecten naar oordeel van het college voor subsidie in aanmerking komen en in welke volgorde.
Artikel 6.4 Aan subsidieverlening van buitengewoon herstel van kerkgebouwen die niet zijn aangewezen tot rijksmonument verbonden voorschriften
Hoofdstuk 7 OVERIGE BEPALINGEN
Indien de eigenaar onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt of de voorschriften vastgesteld bij of krachtens deze verordening niet nakomt, kan het college van burgemeester en wethouders de subsidie intrekken en eventueel reeds verstrekte subsidie terugvorderen.
TOELICHTING SUBSIDIEVERORDENING CULTUURHISTORISCH ERFGOED SITARD-GELEEN 2008
Monumenten zijn overblijfselen uit het verleden en vertellen iets over de geschiedenis van een stad of dorp. Hierdoor dragen monumenten in hoge mate bij aan de belevingswaarde van de bebouwde omgeving en aan het karakter en de identiteit van stad en dorp. De gemeente Sittard-Geleen draagt dit cultuurhistorisch erfgoed een warm hart toe. Naast de door het Rijk aangewezen en op grond van de Monumentenwet 1988 beschermde rijksmonumenten zijn er in de gemeente ook cultuurhistorisch waardevolle gebouwen of bouwwerken gelegen, die weliswaar niet van rijksbelang zijn, maar wel een beeld geven van de plaatselijke ontwikkelingen, historie en geschiedenis. Om deze voor de historie en het karakter van de gemeente Sittard-Geleen belangrijke gebouwen en bouwwerken voor het nageslacht te kunnen behouden, is een aantal jaren geleden gestart met de totstandkoming van een gemeentelijke monumentenlijst. Met de plaatsing van panden op de gemeentelijke monumentlijst vindt een publieke erkenning plaats van stedenbouwkundige, architectonische en bouw- en cultuurhistorische waarden van deze panden. Eveneens wordt hiermee een publieke waardering uitgesproken in de richting van de eigenaren van gemeentelijke monumenten voor de wijze waarop zij in het verleden met hun (maar ook voor de gemeenschap) waardevolle bezit zijn omgegaan. Deze subsidieregeling voorziet in de ondersteuning en subsidiëring van gemeentelijke monumenten. Daarnaast is in deze verordening de mogelijkheid opgenomen om ook een subsidiebijdrage te kunnen verstrekken aan niet rendabele rijksmonumenten en buitengewoon herstel van kerkgebouwen die (nog) niet zijn aangewezen tot (rijks)monument.
Subsidie voor gemeentelijke monumenten
Het belang van de monumenteigenaren
Veel eigenaren zijn in de veronderstelling dat aan een gemeentelijk monument niets meer mag worden veranderd. Deze veronderstelling is echter niet juist. Als de monumentale waarden van een pand worden gerespecteerd, bestaat er in principe geen enkel bezwaar om wijzigingen aan een gemeentelijk monument aan te brengen. In sommige gevallen kan het wijzigen van een monument zelfs wenselijk zijn. Hedendaagse monumentenzorg streeft immers naar een (functioneel) gebruik van monumenten, omdat dit de beste garantie is voor de instandhouding. Dit impliceert dat voor de functionele bruikbaarheid van het monument verantwoorde aanpassingen mogelijk moeten zijn, mits deze worden ingepast binnen de monumentale waarde. Het is belangrijk dat hierover op de juiste wijze met monumenteneigenaren wordt gecommuniceerd. In de praktijk blijken de belangen van de monumenteigenaren en van de gemeente niet tegengesteld te zijn. Het is van maatschappelijk belang dat de monumentale waarden van gemeentelijke monumenten behouden blijven. De meeste eigenaren van gemeentelijke monumenten hebben in het verleden reeds blijk gegeven dat zij op zorgvuldige wijze omgaan met de monumentale waarden van hun pand. Was dit niet het geval geweest, dan waren de waarden van het object verloren gegaan en was het pand niet voor aanwijzing in aanmerking gekomen. De eigenaar van een historisch pand kan trots zijn op zijn bezit. Het feit dat hij of zij aan dat historische pand gehecht is, brengt met zich mee dat handhaving in goede staat ook in zijn of haar belang is. Daarnaast heeft de eigenaar ook een economisch belang om zijn bezit in goede staat te houden. De primaire verantwoordelijkheid voor de instandhouding van gemeentelijke monumenten is dan ook gelegen bij de monumenteneigenaren zelf. Het is belangrijk om zich te realiseren dat iedere eigenaar er een persoonlijk belang bij heeft om zijn onroerend goed in behoorlijke staat van onderhoud te bewaren. Aanwijzing van een gebouw als gemeentelijk monument betekent dan ook niet dat de gemeenschap een morele taak heeft de instandhouding van dat object voor haar rekening te nemen. Wel kan men de eigenaren steunen in de zorg voor hun pand door de drempel tot systematisch onderhoud te verlagen. Dat is enerzijds mogelijk door te voorzien in informatie en expertise die voor het uitvoeren van het noodzakelijke werk van effectieve betekenis zijn en anderzijds door een regeling te treffen voor een financiële impuls.
Ondersteunen van monumenteigenaren en signaleren van gebreken
De gemeente wil de eigenaar adviseren over eventuele wijzigingen van het monument. Hierbij geeft de gemeente advies omtrent de waardevolle onderdelen van het gemeentelijk monument. De ervaring leert dat juist karakteristieke ‘details’ als authentieke deuren, raamkozijnen, haarden, dakpannen et cetera, in de loop van de tijd onnadenkend verdwijnen en vervangen worden door iets nieuws dat afbreuk doet aan het totaalbeeld en het oorspronkelijke karakter van het monument. Dit wordt vaak veroorzaakt doordat monumenteigenaren niet op de hoogte zijn van de waarde van deze specifieke onderdelen van hun monument. Het is dus van elementair belang om eigenaren te attenderen op deze bijzondere onderdelen van hun bezit.
Daarnaast wil de gemeente de monumenteigenaar met raad en daad bijstaan bij de instandhouding (onderhoud en restauratie) van zijn pand. Daarbij is het van belang dat mogelijke gebreken aan een monument in een vroegtijdig stadium worden gesignaleerd en verholpen. Hiertoe is het wenselijk dat het monument regelmatig wordt geïnspecteerd. Om periodieke inspectie van gemeentelijke monumenten te stimuleren wordt de eerste inspectie van het gemeentelijke monument door Monumentenwacht Limburg aan alle eigenaren gratis aangeboden. Bijkomend voordeel hiervan is dat ook de gemeente beter inzicht krijgt op de gebreken en te verwachten instandhoudingskosten van de gemeentelijke monumenten. Monumentenwacht Limburg heeft in deze zowel een signaalfunctie in de richting van de monumenteigenaren als in de richting van de gemeente. De gemeente kan haar subsidiebeleid hierop afstemmen. Dat kan o.a. betekenen dat de eigenaren van monumenten, die in slechte staat verkeren actief door de gemeente worden benaderd en voorrang krijgen bij de subsidiëring.
Subsidie voor gemeentelijke monumenten
Indien er al sprake is van lastenverzwaring voor de eigenaren van gemeentelijke monumenten ontstaat deze met name ten aanzien van de instandhouding van bijzondere (monumentale) onderdelen van een gemeentelijk monument.
Bijzondere onderdelen zijn beschermingswaardige onderdelen van een monument:
Als voorbeeld voor bijzondere onderdelen worden o.a. aangemerkt: (voor het exterieur:) bijzonder voegwerk, vakwerk, natuursteenelementen, decoratieve gepleisterde ornamenten, oorspronkelijke ramen en deuren en kozijnen; glas in lood, decoratief hout- en lijstwerk (goten etc); dakbekroningen of sierelementen; (voor het interieur:) monumentale kap- balk- en vloerconstructies; monumentale schoorsteenmantels, decoratieve stucplafonds en ornamenten, decoratief schilderwerk etc.
De financiële ondersteuning van de gemeente in de vorm van de subsidie richt zich dan ook op deze onderdelen. Hiermee wordt bijgedragen aan de effectiviteit van de gemeentelijke monumentenzorg. In het kader van behoud van cultuurhistorisch erfgoed zijn immers veelal de details van belang, die in eerste instantie onbelangrijk lijken of over het hoofd worden gezien. Door bijvoorbeeld het vervangen van vensters kunnen historische detaillering en waarden verloren gaan en kan ook de architectuur en het historische karakter van een pand sterk worden aangetast. Door de subsidie juist op deze onderdelen te concentreren kan worden bewerkstelligd dat zorgvuldig met deze onderdelen wordt omgegaan.
Daarnaast bestaat er een aantal monumenten die in het geheel als bijzonder zijn aan te merken. Het gaat over het algemeen om kleinere objecten, die (ook na herbestemming) geen (economisch rendabele) gebruiksfunctie hebben, maar bijvoorbeeld als landmark of historische relict van algemeen maatschappelijk belang zijn. Voorbeelden van bijzondere objecten zijn: wegkruisen, bidkapellen, herdenkingsmonumenten, zoals het Barbaramonument, gelegen bij de voormalige ingang van de staatsmijn Maurits en de toren van de voormalige kerk van de H. Engelbewaarders in de wijk Lindenheuvel te Geleen, die na de sloop van de kerk als landmark in de wijk gehandhaafd bleef.
Daarnaast komt het accent van de financiële ondersteuning te liggen op bevorderen van (planmatig) onderhoud. Ook ten aanzien van de subsidiëring van rijksmonumenten is er sprake van een accentverschuiving van restauratie naar planmatig onderhoud van monumenten. Restauratie en onderhoud van monumenten hangen immers zeer nauw samen. Goed onderhoud voorkomt immers dure restauraties. Ook heeft investeren in restauratie weinig zin als na herstel geen (planmatig) onderhoud plaatsvindt. Wanneer het monument eenmaal in goede conditie is gebracht, is goed onderhoud cruciaal. Met planmatig onderhoud wordt de snelle veroudering van objecten voorkomen en worden de kosten van toekomstige restauratie beperkt of uitgesteld. Over het algemeen kan worden gesteld dat de meeste gemeentelijke monumenten zich in een vrij goede staat van onderhoud bevinden. Dit neemt echter niet weg dat restauraties helemaal kunnen worden voorkomen. Om planmatige onderhoud en restauratie te stimuleren is evenals bij de rijkssubsidieregeling een instandhoudingsregeling ontwikkeld, waarbij subsidie wordt verleend op basis van een zogenaamd periodiek instandhoudingplan dat een periode van zes jaar beslaat.
Verbetering kwaliteit en belevingswaarde gemeentelijke monumenten:
Eveneens is het wenselijk om met gerichte financiële impulsen de kwaliteit en belevingswaarde van cultuurhistorisch erfgoed te verbeteren.
Met name in de binnenstad van Sittard en Geleen is een aantal gemeentelijke monumenten aanwezig waarvan de begane grond (meestal door plaatsing van een winkelpui of reclames) is verstoord. Om deze verstoringen op te heffen, is het belangrijk om met de eigenaren van de betreffende panden te communiceren. Deze subsidieregeling voorziet in een bijdrage in de planvorming voor het opheffen van verstoringen en anderzijds in een stimuleringsbijdrage voor het daadwerkelijke opheffen van de verstoringen. Subsidiabel is alleen het opheffen van verstoringen van de compositie en de architectonische waarden van de voorgevel van een gemeentelijke monument. Daarnaast is het ontsluiten van leegstaande bovenverdiepingen van gemeentelijke monumenten die op de begane grond in gebruik zijn als winkelpanden eveneens subsidiabel. Om een monument in stand te kunnen houden is het immers noodzakelijk dat het (gehele) monument een (functionele) bestemming heeft. Leegstand heeft immers verpaupering tot gevolg. Voorwaarde voor de subsidiëring is echter wel dat de de bovenwoning wordt ontsloten middels een entree die vanaf de openbare weg bereikbaar is. Het opheffen van verstoringen aan gemeentelijke monumenten komt overigens niet alleen ten goede aan het gemeentelijke monument. Het bevordert ook de esthetische kwaliteit en aantrekkelijkheid van de binnenstad en draagt daarmee bij aan de economie van de stad.
Subsidie voor niet rendabele rijksmonumenten:
Tot voor kort kende de gemeente geen subsidieregeling voor rijksmonumenten. Eigenaren van rijksmonumenten ontvingen immers een subsidie van het rijk en hadden eveneens fiscale faciliteiten. Daarnaast konden eigenaren van bepaalde (onrendabele) categorieën rijksmonumenten van de provincie een subsidie krijgen voor de instandhouding van hun monument. In dit kader bestond er geen noodzaak om ook een gemeentelijke bijdrage te doen in de instandhouding van rijksmonumenten. De provinciale subsidieverordening voor cultuurhistorische erfgoed is echter in 2006 ingrijpend veranderd. De provincie is alleen nog maar bereid om subsidie te verlenen als de gemeente eveneens bereid is een (gelijke) bijdrage te leveren. De provincie wil hiermee bewerkstelligen dat de gemeentelijke overheid eveneens haar verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van de instandhouding van het cultuurhistorische erfgoed.
De provincie heeft evenwel de subsidiemogelijkheden beperkt en geeft alleen nog maar een bijdrage aan monumenteneigenaren die geen fiscale aftrek hebben. Het betreft met name subsidie aan stichtingen en kerkbesturen, die vaak eigenaar zijn van grotere niet rendabele monumenten en de restauratie en het onderhoud aan hun monument slechts moeizaam zelf kunnen bekostigen. De provinciale subsidie bedraagt meestal 10 % van de vastgestelde subsidiabele kosten. De provincie verdeelt het beschikbare subsidiebudget in twee tenders. Als de ingediende aanvragen het beschikbare subsidiebudget overschrijden geeft de provincie prioriteit aan de monumenten die economische en toeristische meerwaarde hebben en na restauratie mogelijkheden bieden voor culturele en educatieve activiteiten. Het is dus niet zo dat, indien de gemeente bijdraagt, de provinciale subsidieaanvraag automatisch wordt gehonoreerd. Tot op heden kent de gemeente geen budget of regeling die voorziet in de subsidiëring van rijksmonumenten. Dit is evenwel wel wenselijk. Het betreft immers de instandhouding van niet rendabele monumenten, die zich zonder de aanvullende subsidie niet of slechts moeizaam zelf kunnen bekostigen. Eveneens is deze co-financiering van de gemeente nodig omdat de monumenteneigenaar anders geen provinciale subsidie kan ontvangen.
Subsidie voor “niet monumentale” kerkgebouwen:
Behoudens een aantal kerkgebouwen die zijn aangewezen tot rijksmonument, zijn er in de gemeente ook een groot aantal “niet monumentale” kerkgebouwen aanwezig. Vaak betreft het kerken uit de wederopbouwperiode. Alhoewel deze kerkgebouwen op dit moment geen rijksmonumentenstatus hebben, bezitten deze gebouwen vaak wel cultuurhistorische waarde. Naar verwachting zullen de meeste kerkgebouwen op termijn worden aangewezen tot rijks- of gemeentelijk monument. Om deze reden is het wenselijk om ook voor deze categorie cultuurhistorisch erfgoed subsidie te verstrekken. Daarnaast heeft de provincie Limburg een groot aantal jaren geleden reeds een subsidieverordening voor “buitengewoon herstel van niet-monumentale kerkgebouwen” vastgesteld. Om voor deze subsidie in aanmerking te komen is eveneens een co-financiering van de gemeente noodzakelijk.
De gemeente Sittard-Geleen heeft sinds enige jaren in haar begroting onder de paragraaf monumentenzorg hiervoor budget gereserveerd. Eveneens zijn er beleidsregels vastgesteld voor de subsidiering van “Buitengewoon herstel van niet monumentale kerkgebouwen”. Deze beleidsregels zijn thans in deze subsidieverordening geformaliseerd.