Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Marum

Verordening Wet inburgering gemeente Marum

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMarum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Wet inburgering gemeente Marum
CiteertitelVerordening Wet inburgering gemeente Marum
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Wet inburgering gemeente Marum, vastgesteld op 15 september 2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet inburgering, art. 8
  2. Wet inburgering, art. 19, lid 5
  3. Wet inburgering, art. 23, lid 3
  4. Wet inburgering, art. 35

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2021Nieuwe regeling

24-04-2013

AchtDorpenNieuws

nr. 13.05.09
01-10-201001-01-2013nieuwe regeling

15-09-2010

Achtdorpennieuws

nr. 10.09.19
01-01-2007nieuwe regeling

12-09-2007

Achtdorpennieuws, 1 november 2007, 30e jaargang nr. 5.

nr. 07.09.11.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Wet inburgering gemeente Marum

Nr. 9

 

 

De raad van de gemeente Marum;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 april 2013, nr. 13.05.09.;

 

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening en taalkennis-voorziening aan inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

 

overwegende dat als gevolg van de wijziging van de Wet inburgering de taken van gemeenten op het terrein van inburgering op termijn beëindigd zullen worden;

 

overwegende dat gedurende een overgangsperiode gemeenten nog een aantal zaken op het terrein van inburgering zullen uitoefenen;

 

overwegende dat daarom de onder de Wet inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2012, opgestelde verordening op onderdelen dient te worden gewijzigd.

 

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid en 35 van de Wet inburgering;

 

 

besluit vast te stellen de volgende:

VERORDENING WET INBURGERING GEMEENTE MARUM

 

Hoofdstuk 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN EN INFORMATIEVERSTREKKING

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a

      bestuur: het bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordenkwartier;

    • b

      wet: de Wet inburgering zoals deze luidde op 31 december 2012;

    • c

      wetswijziging: de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele

    • d

      andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 430);

    • e

      inburgeringsplichtige: persoon, bedoeld in artikel X 2e t/m 5e van de wetswijziging;

    • f

      voorziening: een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet, de wetswijziging en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

     

Artikel 2. De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het bestuur draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de inburgeringsvoorzieningen.

  • 2.

    Het bestuur maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a

      het Lokaal Loket van de gemeenten en het UWV-werkbedrijf;

    • b

      het verstrekken van voorlichtingsmateriaal bij aanvragen om uitkeringen of inburgerings-voorzieningen;

    • c

      het geven van informatie over het gemeentelijke beleid op de gemeentelijke website.

  • 3.

    Het bestuur verstrekt inburgeringsplichtigen informatie terzake van hun belangrijkste rechten en plichten uit hoofde van de wet wanneer zij, na daartoe te zijn opgeroepen, verschijnen, doch uiterlijk op de dag waarop zij een handhavingsbeschikking of beschikking ter vaststelling van een inburgeringsvoorziening ontvangen.

     

Hoofdstuk 2. DOELGROEPEN EN SAMENSTELLING VAN DE VOORZIENING

Artikel 3. Inburgeringsaanbod

Het bestuur biedt een voorziening aan de inburgeringsplichtige, te weten:

  • a.

    de houder van een verblijfsvergunnng als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (asielgerechtigde inburgeringsplichtige), en

  • b.

    de geestelijke bedienaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel g van de wet, die geen oudkomer is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de wet, voor zover deze uiterlijk 31 december 2012 inburgeringsplichtig is geworden.

     

Artikel 4. De samenstelling van de voorziening

  • 1.

    Een voorziening moet toeleiden naar het inburgeringsexamen en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van het examen.

  • 2.

    Het bestuur stemt de voorziening aan de inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 3 onder a en geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie.

  • 3.

    Aan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 onder a biedt het bestuur maatschappelijke begeleiding aan.

  • 4.

    Indien de inburgeraar een re-integratie of participatietraject wordt aangeboden draagt het bestuur er zorg voor dat het traject, afhankelijk van capaciteiten en ambitie, zich richt op deelname aan de samenleving. Dit kan variëren van het volgen van een vervolg- of vakopleiding, het toeleiden naar de arbeidsmarkt of het deelnemen aan maatschappelijke activiteiten.

  • 5.

    Het bestuur kan een inburgeringsvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.

     

Artikel 5. De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld, is een eigen bijdrage verschuldigd zoals in artikel 23, tweede lid van de wet is aangegeven.

  • 2.

    De eigen bijdrage wordt in ten hoogste 12 termijnen betaald.

  • 3.

    Het bestuur legt in de beschikking tot toekenning van een voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het bestuur de eigen bijdrage verrekent met een periodieke uitkering op grond van de WWB, WIJ, IOAW of IOAZ, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

     

Artikel 6. Opleggen van verplichtingen bedoeld in artikel 3

Het bestuur kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het meewerken aan het inburgeringsonderzoek;

  • b.

    het deelnemen aan de aangeboden voorziening;

  • c.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • d.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • e.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het bestuur wordt bepaald;

  • f.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

     

Hoofdstuk 3. HET AANBOD VAN EEN VOORZIENING

Artikel 7. De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het bestuur doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken het bestuur schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het bestuur binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de voorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

     

Artikel 8. De inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van een voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage bedoeld in artikel 23 lid 2 van de wet.

     

Hoofdstuk 4. DE BESTUURLIJKE BOETE

Artikel 9. Afstemming en dringende redenen

  • 1.

    Wanneer een inburgeringsplichtige in strijd met de krachtens de wet of deze verordening gestelde regels handelt, legt het bestuur met betrekking tot de overtreding aan de inburgeringsplichtige bij beschikking een bestuurlijke boete op.

  • 2.

    Bij het opleggen van een boete wordt deze verordening in acht genomen.

  • 3.

    Bij elke op te leggen boete wordt beoordeeld of gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige afwijking van de hoogte van de voorgeschreven standaardboete geboden is.

  • 4.

    Indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt wordt er géén boete opgelegd.

     

Artikel 10. De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 20 % van de bijstandsnorm (voor een maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn) indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het bestuur op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 sub a van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 40 % van de bijstandsnorm (voor een maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn) indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het bestuur op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtige is, geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid of de krachtens artikel 23 derde lid gestelde regels van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 van deze verordening. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 sub b van de wet.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 40 % van de bijstandsnorm (voor een maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn) indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het bestuur op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het bestuur op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 sub c van de wet.

  • 4.

    Het bestuur legt géén bestuurlijke boete op indien voor dezelfde gedraging de bijstand kan worden verlaagd op grond van artikel 18 tweede lid, van de Wet werk en bijstand, dan wel voor dezelfde gedraging een boete of maatregel kan of moet worden opgelegd op grond van de bij de AMVB aangewezen sociale zekerheidswetten.

     

Artikel 11. Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1.

    Het percentage van de bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid of tweede lid wordt verhoogd, indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het bestuur op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 sub a en sub b van de wet.

  • 2.

    Het percentage van de bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, derde lid wordt verhoogd indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het bestuur op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, niet binnen de door het bestuur op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 sub d van de wet.

     

Hoofdstuk 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

 

Artikel 13. Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering gemeente Marum.

Vastgesteld in de openbare

vergadering van 24 april 2013,

, voorzitter.

, griffier.

ALGEMENE TOELICHTING

Met ingang van 1 januari 2013 is de Wet inburgering (Wi) gewijzigd.

In de wet zoals die gold tot 31 december 2012 was aan gemeenten een aantal belangrijke taken toebedeeld. Door de gewijzigde wet vervallen de taken van de gemeenten. Wel blijven de gemeenten op grond van het overgangsrecht met name de eerste jaren na inwerkingtreding van de wetswijziging een aantal taken uitoefenen. Dit betreft met name inburgeraars die al met een traject gestart zijn in staat te stellen dit af te maken. Daarnaast blijven de gemeenten de oude inburgeraars handhaven.

 

De voor de gemeenten belangrijkste wijzigingen zijn:

  • De verantwoordelijkheid voor inburgering wordt bij de inburgeringsplichtige gelegd. Dit betekent dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige behoort om te bepalen hoe hij aan zijn inburgeringsplicht voldoet en dat hij daarvoor zelf de kosten draagt. Daarmee vervalt de plicht van gemeenten om voor inburgeringsvoorzieningen en taalkennis-voorzieningen te zorgen. De taken die de gemeente heeft ten aanzien van het oproepen van (potentieel) inburgeringsplichtigen en het doen van een onderzoek (intake) vervallen daarmee eveneens.

  • De doelgroep wordt beperkt tot vreemdelingen die op of na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel rechtmatig verblijf verkrijgen voor verblijf in Nederland en (direct of in een later stadium) een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd krijgen voor een niet-tijdelijk doel (asiel of gezinsvorming/hereniging) of als geestelijke bedienaar.

  • De mogelijkheid voor gemeenten om vrijwillige inburgeraars (EU-onderdanen en genaturaliseerde Nederlanders) op grond van de Wet inburgering een inburgeringsvoorziening aan te bieden vervalt. Vrijwillige inburgeraars kunnen net als iedere andere burger via het reguliere onderwijs de noodzakelijke (taal)vaardigheid en kennis verwerven om volledig deel te kunnen nemen aan de samenleving.

  • Het vervallen van bovengenoemde bevoegdheden van gemeenten en het verschuiven van de resterende bevoegdheden van gemeenten naar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

  • Een overgangsregeling, die erin voorziet:

    • dat gemeenten diegenen die al een aanbod hebben gehad en zich momenteel voorbereiden op het inburgeringsexamen in staat stellen dit voort te zetten en het examen af te leggen;

    • dat gemeenten handhaven dat inburgeraars die vóór 1 januari 2013 inburgerings- plichtig zijn geworden aan hun inburgeringsplicht voldoen;

    • dat gemeenten een aanbod doen aan asielgerechtigden en geestelijke bedienaren die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden maar nog geen aanbod hebben gehad voor die datum. Daarbij blijft ongewijzigd dat voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid van de wet) bestaat.

       

      Met ingang van 1 januari 2013 zullen de gemeenten per nieuwe inburgeringsplichtige asielgerechtigde van de regering een eenmalige bijdrage ontvangen van € 1000. Dat bedrag is tijdelijk verhoogd naar

      € 2000 (de bijdrage is alleen voor inburgeringsplichtige asielgerechtigden en inburgeringsplichtige nareizende gezinsleden die gedurende 2013 hun verblijfsvergunning krijgen; daarna wordt de bijdrage weer € 1000).

       

      Na 1 januari 2013 kan de gemeente alleen een aanbod doen aan asielgerechtigden en geestelijk bedienaren, die uiterlijk 31 december 2012 inburgeringsplichtig zijn geworden en nog geen voorziening hebben aangeboden gekregen. Aan anderen kunnen gemeenten nog wel voorzieningen aanbieden maar niet meer op grond van de Wet inburgering.

       

      Gemeenten blijven de opdracht houden om de inburgeringsplichtigen in de gemeente die onder het overgangsrecht vallen goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.

      Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven die onder het overgangsrecht vallen. Dit betreft inburgeringsplichtigen die voor 1 januari 2013 hun inburgerings-plicht opgelegd hebben gekregen en voor die datum een gemeentelijk aanbod hebben gekregen.

      Omdat na 1 januari 2013 zich nog geschillen kunnen voordoen tussen gemeenten en degenen die op grond van de wet zoals die gold tot en met 31 december 2012 inburgeringsplichtig zijn werken deze handhavingsbepalingen ook door na 1 januari 2013.

      In verband met deze taken draagt de wetswijziging gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 van de wet).

  • 2.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen of taalkennis-voorziening en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, van de wet).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voorde verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 van de wet).

     

Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Artikel 8 en 24f Wi bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatie-verstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de wet Wi en informatie over het aanbod van inburgerings-voorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.

 

Het aanbieden van voorzieningen aan inburgeringsplichtigen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen.

Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgerings-voorziening of taalkennisvoorziening. Onder het overgangsrecht zijn gemeenten verplicht een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren (artikel 19, tweede lid van de wet) die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden en nog geen voorziening hebben aangeboden gekregen. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid van de wet).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid van de wet).

Met ingang van 1 januari 2013 zullen de gemeenten per inburgeringsplichtige asielgerechtigde van de regering een eenmalige bijdrage ontvangen van € 1000. Dat bedrag is tijdelijk verhoogd naar € 2000 (alleen voor inburgeringsplichtige asielgerechtigden en inburgeringsplichtige nareizende gezinsleden die gedurende 2013 hun verblijfsvergunning krijgen; daarna wordt de bijdrage weer € 1000).

De wet draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

 

De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a van de wet).

De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a van de wet).

De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennis-voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b van de wet).

De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, van de wet).

 

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 van de wet draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

 

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. In de wet is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgerings-plichtigen, evenals het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. De raad stelt in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het bestuur is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover verantwoording af aan de raad.

 

In het tweede lid geeft de raad het bestuur de opdracht om in ieder geval een aantal middelen te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vorm te geven. Deze middelen worden met name genoemd.

 

Artikel 3. Inburgeringsaanbod

Vanaf 1 januari 2013 is het college alleen verplicht een inburgeringsvoorziening of een taalkennis-voorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

 

Artikel 4. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het bestuur de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgerings-voorziening samen te stellen. In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het bestuur een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen.

 

Het eerste lid regelt de bijkomende faciliteiten die het bestuur als onderdeel van de inburgerings-voorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden. In de wet is geregeld waaruit een inburgerings-voorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen.

 

In het tweede lid wordt aangegeven dat het bestuur de voorziening afstemt op het startniveau, de vaardigheden, persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgerings-plichtige inburgeraar. Voor het bepalen van het startniveau en vaardigheden kan gedacht worden aan kennis van de Nederlandse samenleving en leercapaciteit. Bij persoonlijke omstandigheden aan bijvoorbeeld eventuele zorgtaken en bij de maatschappelijke positie het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

 

Het derde lid regelt dat voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel van de inburgeringsvoorziening is.

 

Het vierde lid van artikel 4 van de verordening draagt het bestuur op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening. Aangezien deze voor-zieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van sociale zekerheidswetten of regelingen ook door andere partijen dan het bestuur (kunnen) worden verstrekt, zal het bestuur afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de sociale zekerheidswet of

regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigen risicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 Wi).

 

Het vijfde lid biedt de basis voor het aanbieden van de inburgeringsvoorziening of taalkennis-voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.

 

Artikel 5. De inning van de eigen bijdrage

De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd. In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, Wi maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand, WIJ, IOAW of IOAZ ontvangen mogelijk dat het bestuur de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het bestuur wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening.

Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het bestuur het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, Wi). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

 

Artikel 6. Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, Wi dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het bestuur om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het bestuur legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

 

Artikel 7. De procedure van het doen van een aanbod

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het bestuur het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het bestuur een aanbod heeft gedaan. Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening.

 

In het derde lid wordt geregeld dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt. In het vierde lid wordt geregeld dat de beschikking dezelfde inhoud moet hebben als het aanbod. Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen.

 

Artikel 8. De inhoud van de beschikking

In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd. In de beschikking zal de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorziening. Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7 Wi). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c). Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.

 

Artikel 9. Afstemming en dringende redenen

Deze verordening bevat de standaardhoogte van de boete. (art. 10). Het dagelijks bestuur zal echter bij elke op te leggen boete moeten nagaan of gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige afwijking van de hoogte van de voorgeschreven standaardboete geboden is. Afwijking van de standaardboete kan zowel een verzwaring als een matiging inhouden.

Bij het beoordelen of een boete moet worden opgelegd, en zo ja, hoe hoog die boete moet zijn zal de gemeente dus de volgende vier stappen moeten doorlopen:

Stap 1: vaststellen van de ernst van het niet-nakomen van een verplichting door de inburgerings-plichtige

Stap 2: vaststellen van de omstandigheden van de inburgeringsplichtige

Stap 3: vaststellen van de mate van verwijtbaarheid

Stap 4: vaststellen of er dringende redenen zijn om af te zien van het opleggen van de boete

 

In het derde lid is bepaald dat de hierboven genoemde uitgangspunten onverkort van kracht blijven bij toepassing van deze verordening. Het maakt het mogelijk maatwerk te leveren en af te wijken van de standaardboete als de bijzondere omstandigheden van het geval daar aanleiding toe geven. In het vierde lid is, om ieder mogelijk misverstand daarover uit te sluiten aangegeven dat geen boete wordt opgelegd als iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

 

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 Wi draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.

Het bestuur zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuur moet bij elke op te leggen bestuurlijke boete nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

 

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 Wi bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het bestuur in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Bij de overige gevallen waarin geen sprake is van samenloop heeft het bestuur gekozen voor het zoveel mogelijk afstemmen van de hoogte van de boete op de maatregelenverordening WWB.

 

Artikel 11. Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het bestuur de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 10 mogelijk is. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 Wi worden genoemd.

 

De artikelen 10 en 11 bieden voor het bestuur het kader bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen.

 

Artikel 12 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 13 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.