Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Marum

Verordening burgerinitiatief 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMarum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening burgerinitiatief 2004
CiteertitelVerordening burgerinitiatief 2004
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-01-200501-01-2019nieuwe regeling

27-05-2004

Achtdorpennieuws, 25 november 2004.

nr 04.05.10.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening burgerinitiatief 2004

De raad van de gemeente Marum;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 mei 2004, nr.04.05.10;

 

besluit vast te stellen de:

 

 

VERORDENING BURGERINITIATIEF 2004

 

ARTIKEL 1  

In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.

 

Toelichting

De term “burgerinitiatiefvoorstel" wordt gehanteerd voor de aanduiding van het voorstel dat door een burger bij de gemeenteraad kan worden ingediend. De primaire bedoeling van het middel burgerinitiatief is dat de burger een concreet voorstel aan de raad voorlegt, maar het is ook mogelijk dat de burger een onderwerp aandraagt voor een bespreking in de raad zonder dat het voorstel reeds een concreet inhoudelijk voorstel bevat.

 

ARTIKEL 2  

  • 1.

    De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 2.

    Ongeldig is het verzoek dat:

    • a.

      niet door ten minste 25 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

    • b.

      een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of

    • c.

      niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

       

      Toelichting

      Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich in dat geval dus in ieder geval moeten uitspreken over het burgerinitiatiefvoorstel. Van een geldig verzoek is sprake als (a) het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund, (b) het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 4 is uitgezonderd en (c) aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan. In artikel 3 (zie hierna) wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.

       

      Over het vereiste dat het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund wordt het volgende opgemerkt. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen.

       

ARTIKEL 3  

  • 1.

    Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad alsmede ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

  • 2.

    Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

     

    Toelichting

    Het ligt voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen, vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken en die te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B 3 van de Kieswet. Daarnaast is er voor gekozen aan jongeren van zestien jaar en ouder het initiatiefrecht te geven, om hen op die wijze meer gelegenheid te geven zich bij de politiek betrokken te voelen en invloed uit te oefenen. Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is het moment van indiening van het verzoek het ijkmoment. Het verzoek vindt immers formeel op dat moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 5.

     

ARTIKEL 4  

Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:

  • a.

    een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

  • b.

    een vraag over het gemeentelijk beleid;

  • c.

    een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;

  • d.

    een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of

  • e.

    een onderwerp waarover tijdens de raadsperiode waarin indiening van het voorstel plaatsvindt door de raad een besluit is genomen.

     

    Toelichting

    De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat de raad terzake niet bevoegd is.

     

    Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of een spreekuur van een wethouder.

     

    Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop is bepaald dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen.

     

    Ten slotte is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent (tijdens de betreffende zittingsperiode) nog in de raad aan de orde zijn geweest, opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren.

     

ARTIKEL 5  

  • 1.

    Het verzoek tot plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad.

  • 2.

    Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en

    • d.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 3.

    Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van het in bijlage 1 van deze verordening opgenomen model.

     

    Toelichting

    Omdat de burgemeester de voorzitter van de raad is, ligt het voor de hand dat het burgerinitiatiefvoorstel bij hem wordt ingediend. Aan het verzoek is een aantal minimumvereisten gesteld en deze zijn in een modelformulier verwerkt. Door gebruik van het formulier zal het de burger duidelijk zijn wat van hem of haar verlangd wordt om een volledig burgerinitiatiefvoorstel in te dienen en kunnen de relevante gegevens gemakkelijker worden gecontroleerd. Daarnaast bevordert gebruik van een modelformulier de leesbaarheid voor de raadsleden.

     

ARTIKEL 6  

  • 1.

    De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek, of het burgerinitiatiefvoorstel behandelbaar is gelet op het bepaalde in artikel 2 en volgende van deze verordening, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag waarop het in de raadsvergadering aan de orde komt.

  • 2.

    Indien de raad oordeelt dat het burgerinitiatiefvoorstel behandelbaar is, wordt het voor inhoudelijke beraadslaging en besluitvorming op een volgende agenda van de vergadering van de raad geplaatst,

  • 3.

    Indien de raad het verzoek niet behandelbaar acht wegens strijd met het bepaalde in deze verordening, kan de raad het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders.

  • 4.

    De voorzitter van de raad nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

  • 5.

    Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 6.

    Van het besluit wordt tevens schriftelijk mededeling gedaan aan de indiener(s).

     

    Toelichting

    De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het voorstel te kunnen controleren. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd is, kan de raad doorzenden naar het college. Dat zal met name gebeuren als het college bevoegd is.

     

    Met het vierde tot en met zesde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel door de raad. Op grond van het zesde lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling dat het verzoek wordt afgewezen of een inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen de mogelijkheden van bezwaar en beroep open staan. Besluit de raad het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, kan er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo staan bijvoorbeeld de mogelijkheden van bezwaar en beroep open indien de raad naar aanleiding van een burgerinitiatiefvoorstel besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een voorbeeld van een besluit waartegen geen bezwaar en beroep open staat is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen (artikel 8:2 Awb).

     

ARTIKEL 7  

De burgemeester brengt jaarlijks een verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

 

Toelichting

Het is van belang periodiek in beeld te brengen in welke mate van het recht van burgerinitiatief gebruik wordt gemaakt. Bij de verslaglegging door de burgemeester valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatiefvoorstellen), alsmede aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatiefvoorstellen, de besluiten van de raad op de burgerinitiatiefvoorstellen en de motivatie op grond waarvan de raad tot deze besluiten is gekomen. In de Gemeentewet wordt de burgemeester verplicht een burgerjaarverslag op te stellen. De burgemeester kan er voor kiezen de verslaglegging over het burgerinitiatief hierin op te nemen.

 

ARTIKEL 8  

Deze verordening treedt inwerking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van haar bekendmaking.

 

Aldus vastgesteld in de openbare

vergadering van 27 mei 2004,

,de voorzitter.

,de griffier.