Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Marum

Verordening op de heffing en de invordering van een forensenbelasting 2003

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Marum
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van een forensenbelasting 2003
CiteertitelVerordening forensenbelasting 2003
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening forensenbelasting 2002

Datum ingang heffing: 1-1-2003

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 223

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-12-200231-12-2011nieuwe regeling

21-11-2002

Achtdorpennieuws, 12 december 2002

nr.02.11.05

Tekst van de regeling

De raad der gemeente Marum;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wet­hou­ders d.d. 14 november 2002, nr.02.11.05 ;

gelet op artikel 223 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de

"VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDE­RING VAN EEN FORENSENBELASTING 2003"

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder woning:

een gemeubileerde woning als bedoeld in artikel 223 van de Gemeen­tewet;

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    Onder de naam forensenbelasting wordt een directe belas­ting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de ge­meente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.

  • 2.

    Of iemand in de gemeente hoofdverblijf heeft, wordt naar de omstandig­heden beoordeeld.

Artikel 3 Vrijstellingen

Niet belastingplichtig is degene die ter tijdelijke waarneming van een openbare betrekking of ter bijwoning van de vergade­ringen van een vertegen­woordigend openbaar lichaam, waarvan hij het lidmaatschap bekleedt, dan wel ingevolge last of bevel van de overheid, buiten de gemeente van zijn hoofdverblijf vertoeft.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar de heffingsmaatstaf voor de onroe­rende- zaakbelastingen zoals die voor het belasting­object waarvan de woning deel uitmaakt voor het belasting­jaar is vastgesteld.

  • 2.

    Ingeval geen heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelas­tingen is vastgesteld, wordt de belasting berekend naar de waarde.

  • 3.

    De vaststelling van de waarde geschiedt overeenkomstig de regels voor de in artikel 220 t/m 220 h van de Gemeentewet bedoelde belastingen.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt bij een waarde van:

  • I.

    minder dan € 17.016,-- € 138,00

  • II.

    € 17.016,-- of meer, doch minder dan € 34.033,-- € 272,70

  • III.

    € 34.033,-- of meer, doch minder dan € 68.067,-- € 409,10

  • IV.

    € 68.067,-- of meer, doch minder dan € 102.100,-- € 546,80

  • V.

    € 102.100,-- of meer € 684,90

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wijze van aanslag.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in 3 gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende telkens twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt dat zolang de ver­schul­digde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslag­biljet nog maanden in het belastingjaar/kalenderjaar waarin de aansla­gen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    Het bepaalde in het 2e lid geldt niet in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 1.134,45.

  • 4.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkom­stige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 5.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschel­ding ver­leend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invoering van de forensenbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening forensenbelasting 2002", vastgesteld bij besluit van 1 november 2002 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorge­daan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2003.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening forensenbe­lasting 2003".

    Aldus vastgesteld in de openbare

    vergadering van 21 november 2002.

    , voorzitter.

    , secretaris.