Organisatie | Marum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2015 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2014, vastgesteld door de gemeenteraad op 11 november 2013
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2015 | 10-01-2016 | nieuwe regeling | 11-11-2013 AchtDorpenNieuws 30 april 2015 endigitaal gemeenteblad 02-05-2015 | nr. 13.10.15 |
01-01-2014 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 11-11-2013 AchtDorpenNieuws 12 december 2013 en website. | nr. 13.10.14 | |
01-01-2010 | 31-12-2015 | nieuwe regeling | 01-03-2010 Achtdorpennieuws | nr. 10.02.16 | |
01-01-2008 | 01-01-2010 | nieuwe regeling | 23-04-2008 Achtdorpennieuws | nr. 08.04.14 | |
01-01-2007 | 01-01-2010 | nieuwe regeling | 20-12-2006 Achtdorpennieuws, 28 december 2006 | nr. 06.12.10 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Marum;
gelet op artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 149 van de Gemeentewet;
overwegende dat gelet op de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2015, waarin aan ons de bevoegdheid is gegeven om nadere regels te stellen;
besluiten vast te stellen het volgende
Artikel 1 Begripsbepalingen Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2015.
Indien de belanghebbende een duurdere voorziening wil dan de goedkoopst compenserende voorziening komt het meerdere voor rekening van de belanghebbende.
Artikel 4 Berekening, vaststelling eigen bijdrage
Een vrijstelling van de bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening kan, na advies van een instelling voor maatschappelijk werk, de Raad voor de Kinderbescherming of het AMHK, door het college worden gegeven, wanneer die bijdrage tot mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige kan leiden.
Artikel 5 Maximale periodebijdrage
De eigen bijdrage over een periode van vier weken is gelijk aan de wettelijke “maximale periodebijdrage” in die periode, tenzij deze bijdrage hoger is dan de “kosten van de voorziening per vier weken” in die periode. In dat geval is de eigen bijdrage of het eigen aandeel gelijk aan de “kosten van de voorziening per vier weken”.
Wanneer meerdere Wmo voorzieningen verstrekt worden en/of wanneer er ook voor Wlz-zorg een eigen bijdrage opgelegd wordt, geldt het anticumulatiebeginsel. Het anticumulatiebeginsel bepaalt dat de belanghebbende per vier weken nooit meer betaalt dan de voor zijn situatie berekende “maximale periodebijdrage”, ongeacht de totale kosten van alle voorzieningen (Wmo en/of Wlz-zorg).
Artikel 6 Berekening maximale periodebijdrage
Bij de bepaling van de hoogte van de maximale periodebijdrage in een bepaald jaar wordt rekening gehouden met het verzamelinkomen van de belanghebbende en dat van zijn eventuele partner het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend. Onder verzamelinkomen wordt in dit besluit verstaan: het inkomen zoals bedoeld in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. De gegevens over het verzamelinkomen worden ingewonnen bij de Belastingdienst.
De wettelijk bepaalde maximale periodebijdrage is voor ongehuwde personen jonger dan 65 jaar € 19,40 per vier weken (norm 2015), met dien verstande dat indien zijn verzamelinkomen meer bedraagt dan € 22.331,-- het bedrag van € 19,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 22.331,-- per vier weken.
De wettelijke bepaalde maximale periodebijdrage is voor ongehuwde personen van met de pensioengerechtigde leeftijd of ouder € 19,40 (norm 2015) per vier weken, met dien verstande dat indien zijn verzamelinkomen meer bedraagt dan € 16.634,-- het bedrag van € 19,40 wordt verhoogd met dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en
De wettelijk bepaalde maximale periodebijdrage is voor gehuwde personen, indien een van beiden jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd € 27,60 (norm 2015) per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke verzamelinkomen meer bedraagt dan € 27.917,-- het bedrag van € 27,60 wordt verhoogd met dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke verzamelinkomen en € 27.917,-- per vier weken.
De wettelijk bepaalde maximale periodebijdrage is voor gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt € 27,60 (norm 2015) per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke verzamelinkomen meer bedraagt dan € 23.046,-- het bedrag van € 27,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke verzamelinkomen en € 23.046,-- per vier weken.
Het college meldt de belanghebbende in een besluit tot verstrekking van een voorziening gedurende welke periode een eigen bijdrage verschuldigd is en hoe hoog het bedrag van de “Kosten van de voorziening per vier weken” is.
Artikel 8 Eigen bijdrage huishoudelijke hulp (Hulp bij het huishouden)
Voor hulp bij het huishouden in natura (HH2) wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de huishoudelijke hulp wordt verstrekt. De “Kosten van de voorziening per vier weken” worden als volgt vastgesteld: het aantal uren ontvangen zorg in die vier weken, vermenigvuldigd met het uurtarief dat het college aan de zorgaanbieders betaalt.
Voor hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget (HH2) wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang het periodieke persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De “Kosten van de voorziening per vier weken” wordt als volgt vastgesteld: de hoogte van het periodiek persoonsgebonden budget omgerekend naar het bedrag per periode van vier weken.
Voor hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget (HH1) dat tot 1 juli 2015 in het kader van het overgangsrecht wordt verstrekt, wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de huishoudelijke hulp wordt verstrekt. De berekening van de eigen bijdrage is gelijk aan de berekening in lid 2.
Artikel 9 Eigen bijdrage bij tegemoetkoming aannemelijke meerkosten
Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een (periodieke) financiële tegemoetkoming wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de tegemoetkoming verstrekt wordt. De “Kosten van de voorziening per vier weken” worden als volgt vastgesteld: hoogte van de (periodieke) financiële tegemoetkoming omgerekend naar het bedrag per periode van vier weken.
Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een eenmalige financiële tegemoetkoming (bijvoorbeeld woningaanpassing) wordt een eigen bijdrage opgelegd afhankelijk van de soort maatwerkvoorziening gedurende in de tabel genoemde periodes maal de kosten van de voorziening. De “Kosten van de voorziening per vier weken” worden als volgt vastgesteld: de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedeeld door de in de tabel genoemde periodes van vier weken.
Artikel 10 Eigen bijdrage maatwerkvoorziening in bruikleen en huur
Voor voorzieningen in bruikleen wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de voorziening gebruikt wordt. De “Kosten van de voorziening per vier weken” worden als volgt vastgesteld: de gemiddelde prijs (aanschaf, accessoires onderhoud) van de voorzieningensoort gedeeld door de gemiddelde levensduur van de voorzieningensoort, omgerekend naar een bedrag per vier weken (zie tabel).
Indien gekozen wordt voor een eenmalig persoonsgebonden budget in plaats van een voorziening in bruikleen, wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende een periode die overeenkomt met de gemiddelde levensduur van de voorzieningensoort waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De “Kosten van de voorziening per vier weken” worden als volgt vastgesteld: het eenmalige persoonsgebonden budget bedrag gedeeld door het aantal periodes van vier weken waarover de eigen bijdrage verschuldigd is (zie tabel).
1 Het gaat om de all-in nieuwprijs, inclusief evt. afkoop van accessoires, onderhoud, verzekering en dergelijke
2 Inclusief onderhoud, reparatie en verzekering zoals die door de gemeente aan de leverancier wordt betaald
Artikel 11 Eigen bijdrage bij opvang en beschermd wonen
De cliënt mag bij opvang niet minder over houden dan de zak- en kleedgeldnorm, als bedoeld in artikel 23 lid 1 van de Participatiewet, alsmede een bedrag in verband met de standaard-premie gecorrigeerd met de zorgtoeslag en inclusief vakantiegeld, overeenkomstig artikel 1 lid 1 sub g van de Wet op de zorgtoeslag.
Indien de instelling bij voltijdsopvang of crisisopvang aan de cliënt geen voeding verstrekt, dan dient de instelling de cliënt een bedrag per dag beschikbaar te stellen voor het inkopen van voedingsmiddelen. Dit bedrag is gelijk aan dat het NIBUD jaarlijks berekent als gemiddelde kosten voor voeding per dag.
De door het college aangewezen instellingen voor maatschappelijke opvang en opvang van personen die de huiselijke situatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld zijn verplicht de vastgestelde bijdrage te innen van de cliënten in die gevallen wanneer de bijdrage niet kan worden ingehouden op de bijstandsuitkering of inkomensvoorziening van de cliënt.
Artikel 12 Vrij besteedbaar bedrag persoonsgebonden budget
Over een persoonsgebonden budget voor een maatwerkvoorziening hoeft per jaar geen verantwoording te worden afgelegd over een bedrag tot en met € 250,--.
Artikel 14 Persoonsgebonden budget vervoersvoorziening
Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopste compenserende voorziening. Dit bedrag wordt, indien nodig, verhoogd met 25% van de tegenwaarde voor de kosten van onderhoud en reparatie van de voorziening en, indien nodig, een bedrag voor de verzekering.
Ingeval het een persoonsgebonden budget voor roerende voorzieningen betreft, die de gemeenten normaal huurt, is de tegenwaarde de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie en aanpassingen zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald gedurende een periode van vijf jaar.
Artikel 15 Persoonsgebonden budget rolstoel
Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel, niet zijnde een sportrolstoel, wordt op basis van een offerte vastgesteld op als tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, verhoogd met 25% van de tegenwaarde voor de kosten van onderhoud en reparatie van de voorziening en indien nodig, met de kosten van een verzekering.
Ingeval het een persoonsgebonden budget voor roerende voorzieningen betreft, die de gemeenten normaal huurt, is de tegenwaarde de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie en aanpassingen zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald gedurende een periode van vijf jaar.
Artikel 18 Hoogte van de financiële tegemoetkoming
De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel bedraagt € 2.583,-- (norm 2015) voor de aanschaf van de sportrolstoel zelf en 25% hiervan voor de kosten van onderhoud en reparatie van de voorziening en kan maximaal eens in de drie jaar worden verstrekt(afhankelijk van de technische staat van de voorziening). Het gehele bedrag wordt in één keer voor de periode van drie jaar uitgekeerd.
De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming die op grond van artikel 10 lid 12 van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2015 wordt verstrekt voor het gebruik van een bruikleenauto of eigen auto bedraagt € 1.083,-- (norm 2015), voor een rolstoelbus € 1.529,-- (norm 2015).