Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Marum

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Marum
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2010
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 4, en 5

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201031-12-2015nieuwe regeling

01-03-2010

Achtdorpennieuws

nr. 10.02.16
01-01-200801-01-2010nieuwe regeling

23-04-2008

Achtdorpennieuws

nr. 08.04.14
01-01-200701-01-2010nieuwe regeling

20-12-2006

Achtdorpennieuws, 28 december 2006

nr. 06.12.10

Tekst van de regeling

Nr. 16B

De raad van de gemeente Marum,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 februari 2010, nr. 10.02.16.;

besluit vast te stellen het: BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

GEMEENTE MARUM 2010

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1.

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.

    Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b

      er sprake is van een collectieve voorziening;

    • c

      er sprake is van hulpverlening voor een periode korter dan drie maanden.

  • 3.

    Niet aard- en nagelvaste mobiele woonvoorzieningen worden uitsluitend in natura in bruikleen verstrekt voor zover de waarde meer bedraagt dan € 100,00. Bedraagt de waarde minder dan

  • 4.

    € 100,00, dan wordt de voorziening in natura in eigendom verstrekt.

  • 5.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt steekproefsgewijs plaats. De omvang van de steekproef wordt bepaald door het college en is afhankelijk van de hoeveelheid geconstateerde onrechtmatige verstrekkingen.

Hoofdstuk 2. Hulp bij het huishouden

Artikel 2. Omvang van de eigen bijdragen

  • 1.

    Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, te verhogen met 1/13 deel van 15% van het jaarinkomen boven € 22.222,00.

    • a

      Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, te verhogen met 1/13 deel van 15% van het jaarinkomen boven € 15.256,00.

    • b

      Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is of beiden jonger zijn dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, te verhogen met 1/13 deel van 15% van het jaarinkomen boven € 27,222,00,

  • 2.

    Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, te verhogen met 1/13 deel van 15% van het jaarinkomen boven € 21.058,00.

Artikel 3. Hoogte van het persoonsgebonden budget

  • 1.

    In geval van keuze voor een persoonsgebonden budget wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld gelijk aan het bedrag van de gemiddelde loonkostencomponent van de zorgaanbieders waarmee de gemeente Marum een contract heeft voor de levering van hulp bij het huishouden in natura. Voor HH1 is het uurbedrag €13,05 en voor HH2 is het uurbedrag € 18,50. Het toegekende bedrag wordt verhoogd met een vergoeding voor de noodzakelijke instandhoudingkosten.

  • 2.

    Per week wordt verstrekt het aantal geïndiceerde uren vermenigvuldigd met het uurtarief als bedoeld in lid 1 van dit artikel.

Artikel 4. Keuze zorgaanbieder

In geval van keuze voor zorg in natura kan de aanvrager een keuze maken uit een van de zorgaanbieders waarmee de gemeente Marum een contract heeft afgesloten.

Hoofdstuk 3. Woonvoorzieningen

Artikel 5. Woonvoorzieningen

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte dan wel in geval van roerende voorzieningen op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie en aanpassingen zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald..

  • 2.

    Het in artikel 19 van de van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:

    • a

      voor het eerste jaar 0% van de meerwaarde

    • b

      voor het tweede jaar 20% van de meerwaarde

    • c

      voor het derde jaar 40% van de meerwaarde

    • d

      voor het vierde jaar 60% van de meerwaarde

    • e

      voor het vijfde jaar 80% van de meerwaarde.

  • 3.

    Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 15 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 2.654,23.

Hoofdstuk 4. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 6. Besparingsbijdrage

Vervallen.

Artikel 7. Persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie en aanpassingen zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

  • 2.

    Personen die in aanmerking komen voor een collectieve vervoersvoorziening, kunnen in plaats van het collectieve vervoer ook kiezen voor een financiële tegemoetkoming. Deze financiële bijdrage bedraagt € 405,00. Wanneer de huisgenoot ook in aanmerking komt voor de financiële tegemoetkoming, bedraagt deze tegemoetkoming € 302,00 per persoon.

Artikel 8. Financiële tegemoetkomingen

Het bedrag dat verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt€ 1.067,00
Het bedrag dat verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt€ 1.067,00
Het bedrag dat verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1.552,00
Het bedrag dat verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt € 674,00

Hoofdstuk 5. Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 9. Persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld aan de hand van de goedkoopst-adequate huurprijs inclusief onderhoud en reparatie en aanpassingen zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 10. Sportrolstoel

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als een financiële tegemoetkoming. Verstrekt wordt

€ 2.583,00 in geval van minder intensief gebruik en € 3.004,00 in geval van intensief gebruik. Het bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 6. Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 11. Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 29 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek inclusief chronische psychische en psychosociale problemen;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

    Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 12. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 13. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2010.

Aldus vastgesteld in de openbare

vergadering van 1 maart 2010,

, voorzitter.

, griffier.

TOELICHTING BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE MARUM 2010

Inleiding

Naast een Verordening maatschappelijke ondersteuning is er ook een Besluit maatschappelijke ondersteuning. In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het besluit ingevuld.

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Algemeen

De systematiek van de Verordening is dat collectieve voorzieningen (collectief vervoer), het primaat hebben. Bij collectieve voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk. Dit wordt verder uitgewerkt in artikel 1, lid 2 van dit besluit.

Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden (de leden 2, 3 en 4.).

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1.

    Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst.

  • 2.

    Niet in alle situaties is het mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen. Het is niet mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen als tijdens onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget. Een aanvrager komt in eerste instantie in aanmerking voor een collectieve voorziening. Is die niet passend, dan kan de aanvrager in aanmerking komen voor een al dan niet een individuele voorziening. Dit kan op verzoek van de aanvrager in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden. Wanneer sprake is van hulpverlening voor een periode korter dan drie maanden, is het gelet op de daarmee samenhangende kosten voor de gemeente niet zinvol een persoonsgebonden budget te verstrekken.

  • 3.

    Een woonvoorziening kan verstrekt worden als voorziening in natura. Dit zal vooral gelden voor roerende en daarom vaak herbruikbare woonvoorzieningen, zoals tilliften, toiletstoelen en dergelijke. Bouwkundige woonvoorzieningen zullen naar hun aard over het algemeen niet als voorziening in natura aangeboden kunnen worden. Lid 3 bepaalt dat bepaalde roerende woonvoorzieningen uitsluitend in natura worden aangeboden, om te voorkomen dat er sprake zal zijn van kapitaalvernietiging. Deze verstrekkingen worden door de gemeente Marum gehuurd en het niet bieden van een keuze voor een persoongebonden budget hangt samen met het vormen van een depot bij de verhuurder en de daarmee samenhangende herverstrekking. Verstrekkingen met een waarde kleiner dan € 100,00 worden direct in eigendom verstrekt, omdat verhuur verhoudingsgewijs erg duur is.

  • 4.

    De keuze die gemaakt wordt ten aanzien van de verantwoording van het persoonsgebonden budget wordt hier vastgelegd.

    Hoofdstuk 2. Hulp bij het huishouden

    Artikel 2. Omvang van de eigen bijdragen

    Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur handelt over eigen bijdragen. In artikel 4.1 van de Algemene Maatregel van Bestuur wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Lid 2 van artikel 4.1 geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden. Wat onder “in gelijke mate” wordt begrepen, staat verwoord in de concept AMvB op pagina 21. Ook het percentage van 15% kan door de gemeenteraad naar beneden gewijzigd worden. In dit artikel zijn de maximum bedragen opgenomen, omdat de toegekende budgetten daarop ook zijn gebaseerd.

    Artikel 3. Hoogte van het persoonsgebonden budget

    In dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld.

    Er is gekozen de hulp bij het huishouden toe te kennen in klassenbreedtes. Toch moet uitbetaald worden in uren. Er dient daarom een uurbedrag vastgesteld te worden. Dat uurbedrag is gelijk aan de loonkostencomponent in de kosten van hulp bij het huishouden zoals die door de zorgaanbieders in rekening worden gebracht.

    HH1 is de loonkostencomponent van een alfahulp. Per 1 januari 2010 mogen alfahulpen niet meer betaald worden via de zorgaanbieders, maar moeten deze medewerkers in dienst komen bij de zorgaanbieder. Hierdoor gaat de loonkostencomponent voor deze hulp behoorlijk omhoog. Een PGB’er kan echter gewoon gebruik blijven maken van een alfahulp. De uurprijs voor deze groep wijzigt dan ook niet behalve dat de indexering hierop wordt toegepast. Voor HH2 verandert de constructie niet. Per 1 januari 2010 zijn er 5 zorgaanbieders gecontracteerd. Conform de verordening wordt voor HH2 wederom het gemiddelde van de loonkostencomponent van de 5 partijen genomen.

    Naar analogie van de facturering door de zorgaanbieders in geval van zorg in natura wordt uitbetaald het uurtarief vermenigvuldigd met het aantal geïndiceerde uren. Het toegekende bedrag wordt verhoogd met een vergoeding voor de noodzakelijke instandhoudingkosten. Het betreft met name de kosten van loonadministratie e.d. die aan de orde zijn als de hulp bij het huishouden plaatsvindt op meer dan twee dagen per week.

    Artikel 4. Keuze zorgaanbieder

    In dit artikel is aangegeven dat de aanvrager zelf kan kiezen van welke van de zorgaanbieders waarmee de gemeente een contract heeft hij hulp bij het huishouden wenst.

    Hoofdstuk 3. Woonvoorzieningen

    Artikel 5. Woonvoorzieningen

    In lid 1 is geregeld hoe het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.

    Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.

    Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan zal verder worden uitgewerkt in het Verstrekkingenboek.

    Lid 2 geeft het afschrijvingsschema aan volgens welk schema bij verkoop binnen 5 jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing door een beëdigd taxateur vast te stellen, aan het college moet worden terugbetaald. Genoemde percentages gelden voor het gehele jaar.

    Lid 3 tenslotte legt de hoogte van de financiële tegemoetkoming vast die verstrekt wordt als het gaat om een verhuiskostenvergoeding.

    Hoofdstuk 4. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

    Artikel 6. Besparingsbijdrage

    Vervallen

    Artikel 7. Persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming

    Artikel 7, lid 1 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst-adequate voorziening. De voorzieningen worden door de gemeente gehuurd inclusief onderhoud en reparatie en aanpassingen. Het persoonsgebonden budget bestaat uit het bedrag dat maandelijks als huurprijs beschikbaar is. Hiermee kan een aanvrager dan zijn voorziening huren.

    In lid 2 is de keuze geregeld tussen een gebruik van het collectief vervoer (deeltaxi) en een financiële tegemoetkoming om zelf alternatief vervoer te organiseren.

    Artikel 8. Financiële tegemoetkomingen

    Artikel 8 legt een aantal bedragen vast voor de autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi en de bruikleenauto. Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, volgt uit de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en wordt in het Verstrekkingenboek verder uitgewerkt.

    Hoofdstuk 5. Verplaatsen in en rond de woning

    Artikel 9. Persoonsgebonden budget

    Rolstoelen worden door de gemeente gehuurd inclusief onderhoud en reparatie en aanpassingen. Het persoonsgebonden budget bestaat uit het bedrag dat maandelijks als huurprijs beschikbaar is. Hiermee kan een aanvrager dan zijn voorziening huren.

    Artikel 10. Sportrolstoel

    De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een financiële tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een financiële tegemoetkoming worden toegekend.

    Hoofdstuk 6. Advisering en samenhangende afstemming

    Artikel 11. Samenhangende afstemming

    De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bepaalt in artikel 29 dat in dit Besluit bepaald moet worden op welke wijze de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager. Bij deze eisen is aangesloten bij de eisen die het Zorgindicatiebesluit stelt ten aanzien van het onderzoek inzake de AWBZ. Hierdoor is enerzijds de samenhang met de AWBZ gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard waarmee het college een zorgvuldig, op de individuele situatie af te stemmen besluit kan nemen.

    Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

    Artikelen 12. en 13. Inwerkingtreding en citeertitel

    Deze bepalingen spreken voor zich en worden niet nader toegelicht.