Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Grootegast

Monumentenverordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Grootegast
Officiële naam regelingMonumentenverordening
CiteertitelMonumentenverordening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149.
  2. Monumentenwet 1988, art. 12.
  3. Monumentenwet 1988, art. 14.
  4. Monumentenwet 1988, art. 15.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-05-199501-10-201001-10-2010nieuwe regeling

04-04-1995

Het Westerkwartier, 16-05-1995

Onbekend.

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Grootegast;

overwegende dat het door de inwerkintreding van de Algemene wet bestuursrecht noodzakelijk is om de verordeningen en regelingen aan te passen aan deze wet;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 24 maart 1995, agendapunt nr. 8;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet en de Monumentenwet 1988;

BESLUIT

Vast te stelden de volgende Monumentenverordening.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Monumenten:

    • 1.

      alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terreinen die van belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder 1;

  • b.

    Gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening beschermde monumenten;

  • c.

    Beschermde gemeentelijke monumenten: onroerende monumenten, die overeenkomstig de bepalingen van de verordening op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst;

  • d.

    Beschermde rijksmonumenten: onroerende monumenten, die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • e.

    Kerkelijke monumenten: onroerende monumenten, die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitvoering van de eredienst;

  • f.

    Monumentencommissie: de door de raad ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak het college van burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988 en deze verordening.

Artikel 2

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2 Beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1 De plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 3
  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan, al dan niet op aanvraag van één of meer belanghebbenden, besluiten onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders neemt een besluit over de aanwijzing van onroerende monumenten als gemeentelijke monumenten niet eerder dan nadat de monumentencommissie en de eigenaar zijn gehoord. In spoedeisende gevallen kan het college van burgemeester en wethouders hiervan afwijken.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders neemt met betrekking tot kerkelijke monumenten geen besluit tot aanwijzing als gemeentelijke monumenten dan na overleg met de eigenaar.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders neemt binnen acht weken nadat de monumentencommissie is gehoord een besluit als bedoeld in het tweede lid. Dit besluit wordt bekend gemaakt aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders maakt de plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst op in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

  • 6.

    De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument.

  • 7.

    Het college van burgemeester en wethouders kan ambtshalve of op aanvraag van belanghebbenden in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Indien de wijzigingen naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede en derde lid, achterwege.

  • 8.

    Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten, op grond van een monumentenverordening van de provincie Groningen, wordt door het college van burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

  • 9.

    Monumenten, die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988, worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst.

Artikel 4

De gemeentelijke monumentenlijst ligt ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage.

Paragraaf 2 Vergunning tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 5
  • 1.

    Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstelen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 6
  • 1.

    Een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 5 moet worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Op een in behandeling genomen aanvraag is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 3.

    Een ieder kan zijn zienswijze over een in behandeling genomen aanvraag naar voren brengen.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders brengt de aanvraag en de naar voren gebrachte zienswijzen, als bedoeld in het derde lid, terstond ter kennis van de monumentencommissie.

  • 5.

    Binnen acht weken na afloop van de termijn waarbinnen een ieder zijn zienswijze nar voren kon brengen, brengt de monumentencommissie haar advies uit aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 6.

    Het college van burgemeester en wethouders neemt binnen acht weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, doch in ieder geval binnen zestien weken na ontvangst van de aanvraag een besluit op de aanvraag om een vergunning.

  • 7.

    Indien het college van burgemeester en wethouders niet voldoet aan het zesde lid wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 8.

    Het college van burgemeester en wethouders zendt onmiddellijk een afschrift van zijn besluit aan de monumentencommissie en aan degenen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht.

  • 9.

    Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend dan wel van rechtswege is verleend. Indien gedurende die termijn bezwaar is ingesteld op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op dat bezwaarschrift en een eventueel ingesteld beroep en hoger beroep is beslist, tenzij door de rechter op verzoek wordt beslist de schorsing op te heffen. Titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7

Het college van burgemeester en wethouders neemt met betrekking tot een kerkelijke monument geen besluit ingevolge de bepalingen van artikel 6 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een besluit betreft, waarbij wezenlijke belangen van godsdienstoefening in dat monument in het geding zijn.

Artikel 8
  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 2.

    De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 9
  • 1.

    De vergunning kan door het college van burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld in artikel 8, niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

  • 2.

    Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

Hoofdstuk 3 Beschermde rijksmonumenten

Artikel 10

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om een vergunning voor een beschermd rijksmonument met de naar voren gebrachte zienswijzen aan de monumentencommissie na afloop van de termijn van veertien dagen, bedoeld in artikel 12, lid 2 van de Monumentenwet 1988.

  • 2.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3.

    Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

Hoofdstuk 4 Schadevergoeding

Artikel 11

  • 1.

    Indien en voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van het college van burgemeester en wethouders wijziging aan te brengen in het gemeentelijke monumentenlijst;

    • b.

      de weigering van het college van burgemeester en wethouders een vergunning tot wijziging,afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen;

    • c.

      voorschriften door het college van burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument;

      schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijne laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2.

    Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de Verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5 Strafbepalingen

Artikel 12

  • 1.

    Hij, die handelt in strijd met artikel 5 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

  • 2.

    Overtreding van artikel 5 van deze verordening kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechtelijke uitspraak.

Hoofdstuk 6 Slot- en Overgangsbepalingen

Artikel 13

  • 1.

    De opsporing van de in artikel 12 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college van burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 2.

    Zo dikwijls de zorg voor de naleving van de verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd bestuursorgaan belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 14

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Monumentenverordening”.

  • 2.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op de gemeentelijke monumenten, treedt zij in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 3.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig in het bepaalde in artikel 15, lid 2 van de Monumentenwet 1988.

  • 4.

    Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de voorgaande verordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 11 juni 1991, sedertdien gewijzigd, behoudens overgangsrecht.

    Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Grootegast in de openbare vergadering van 4 april 1995.