Organisatie | Barendrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs |
Citeertitel | Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Bijlage bij verordening voorzieningen huisvesting onderwijs |
Deze regeling is vastgesteld en bekendgemaakt als onderdeel van het verzamelbesluit ‘Verordening implementatie Wet elektronische bekendmaking 2012\Raad’. Deze regeling vervangt de Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs gemeente Barendrecht 2008.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-09-2012 | nieuwe regeling | 18-09-2012 Blik op Barendrecht, 20-09-2012 | 338815 |
De raad van de gemeente Barendrecht;
overwegende, dat het noodzakelijk is de toekenning van voorzieningen in de huisvesting voor het basison-derwijs, het (voortgezet) speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs bij verordening te regelen;
gelet op het advies van de commissie Samenleving d.d. 30=-11-=2009;
gezien het op 21-09-2009 gevoerde op overeenstemming gerichte overleg (00G0) met de vertegenwoor-digers van de bevoegde gezagsorganen;
gelet op artikel 102 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 100 van de Wet op de expertisecentra, artikel 76m van de Wet op het voortgezet onderwijs;
gelet op artikel 5 van de Gemeentewet;
gelet op de artikelen 4:4, 6:2, 6:12 en 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13-=10-=2009;
onder intrekking van de Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs gemeente Barendrecht 2008; vast te stellen de volgende: Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs.
In deze verordening wordt verstaan onder:
- school voor basisonderwijs: een basisschool of een speciale schod voor basisonderwijs als bedoeld in van de Wet op het primair onderwijs;
school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra en een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;
school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschap-pelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend be-roepsonderwijs en voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 1, 2 en 5 van de Wet op het voortge-zet onderwijs.
advies Onderwijsraad: een advies van de Onderwijsraad over de vaststelling van het programma in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, als bedoeld in artikel 95 van de Wet op het pri-mair onderwijs, artikel 93 van de Wet op de expertisecentra, artikel 76f van de Wet op het voortgezet on-derwijs;
Bij de toepassing van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden.
onderhoud aan gebouwen van een school voor basisonderwijs en een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bestaande uit een of meer activiteiten zoals onderscheiden in bijlage I, met uitzondering van de schoolpleinen van de basisscholen waarvan de schoolterreinen buiten de schooltijden openbaar zijn;
Ten aanzien van voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onder a., sub 1° kan een aanvraag worden inge-diend voor bekostiging van bouwvoorbereiding. Hierop is het bepaalde in hoofdstuk 4 van toepassing.
Bij toekenning van de in artikel 2 genoemde voorzieningen, of bij toekenning van bekostiging van bouw-voorbereiding als bedoeld in artikel 3, wordt bij de wijze van vaststelling van de hoogte van de vergoeding een onderscheid gemaakt tussen vooraf genormeerde bedragen en bedragen gebaseerd op de fei-telijk voorziene kosten per geval.
In aanvulling op de in het eerste lid vermelde gegevens gaat de aanvraag vergezeld van:
Bij de rapportage wordt gebruik gemaakt van het door het college vastgestelde formulier 'Bouwkun-dige opname'.
Het college stelt de aanvrager voor 15 februari schriftelijk op de hoogte van het ontbreken van gegevens, als bedoeld in het eerste of tweede lid. De aanvrager wordt tot 75 maart in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens aan te vullen. Indien de vereiste gegevens niet voor 15 maart zijn verstrekt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.
Indien een door het college in behandeling genomen aanvraag betrekking heeft op een voorziening voor een school, waarvan de beoordeling van de noodzaak mede is gebaseerd op het aantal leerlingen van debetrokken school op de wettelijke teldatum van 1 oktober van het jaar waarin de datum genoemd in ar-tikel 6 valt, dan zendt de aanvrager het college onverwijld een afschrift van de jaarlijkse opgave aan de minister van het aantal leerlingen dat op de wettelijk teldatum staat ingeschreven op de betrokkenschool. Indien het college het afschrift niet binnen een week na de wettelijke teldatum heeft ontvangen, deelt het college dit schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt de aanvrager in de gelegenheid ge-steld het afschrift binnen drie dagen na de datum van ontvangst van de mededeling in te dienen bij het college. Indien het afschrift niet binnen de termijn als bedoeld in de vorige volzin is verstrekt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.
Het college treedt in overleg met de aanvrager, indien de aanvraag een voorziening betreft waarop hetgestelde in artikel 4, derde lid, laatste volzin van toepassing is en het college van oordeel is dat de door de aanvrager overgelegde kostenbegroting dient te worden aangepast. Het college geeft in het voorstel tot vaststelling van het bedrag, het programma en het overzicht als bedoeld in paragraaf 2.3, onder vermelding van de redenen, aan wanneer er in het overleg geen over overeenstemming is bereikt over de hoogtevan het geraamde bedrag. Het college geeft in dit voorstel tevens de hoogte van het geraamde bedrag aan, waarvan voor de aangevraagde voorziening wordt uitgegaan bij de toepassing van het gestelde in paragraaf 2.3.
Het college maakt een verslag van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren ge-brachte zienswijzen, van de tijdig ingediende, schriftelijk kenbaar gemaakte zienswijzen en van de reactie van het college op deze zienswijzen. Het verslag wordt toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen.
Een bevoegd gezag of college dat advies wenst van de Onderwijsraad over het voorstel met betrekking tot de voorgenomen inhoud van het programma, in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, maakt dit kenbaar tijdens het overleg als bedoeld in het eerste lid. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover het advies van de Onder-wijsraad wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen deze onderwerpen en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting.
De bevoegde gezagsorganen en het college worden tijdens het overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen over een verzoek om advies van de Onderwijsraad. Het schriftelijke verzoek om advies en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen maken deel uit van het verslag van het overleg als bedoeld in het vierde lid.
Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door het college toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen vanhet advies van de Onderwijsraad zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van de voorgeno-men inhoud van het programma, dan worden de bevoegde gezagsorganen door het college bij de toe-zending van het afschrift van het advies uitgenodigd voor een nader overleg.
In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader bestuurlijk overleg over het advies van de On-derwijsraad noodzakelijk is. Het college geeft dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies van de Onderwijsraad.
De aangevraagde voorzieningen waarmee in het jaar volgend op het jaar van vaststelling van het pro-gramma een aanvang kan worden gemaakt, komen, voor zover het college heeft vastgesteld dat geenvan de in de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en Wet op het voortgezet onder-wijs opgenomen weigeringsgronden van toepassing is, in aanmerking voor plaatsing op het programma. Daarbij past het college de regels toe met betrekking tot:
Van de voor plaatsing op het programma in aanmerking komende voorzieningen neemt het college, aan de hand van de urgentiecriteria als bedoeld in bijlage V, uitsluitend voorzieningen op in het pro-gramma voor zover het bedrag of de deelbedragen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, toereikend zijn.
De bekendmaking van de besluiten tot vaststelling van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht geschiedt binnen twee weken na de datum van vaststelling door toezending door het college van de besluiten aan de aanvragers. Tegelijkertijd met de bekendmaking doet het college schriftelijk me-dedeling over de besluiten aan de overige bevoegde gezagsorganen.
.Binnen vier weken na vaststelling van het programma treedt het college in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering van de op het programma geplaatste voorziening. In dit overleg wordt alle infor-matie verstrekt die nodig is voor de uitvoering van de voorziening. Daarbij worden, voor zover van toe-passing, afspraken gemaakt over:
Indien het overleg betrekking heeft op de uitvoering van een voorziening als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin, dan geeft de aanvrager aan op welke wijze de aanbesteding van de uitvoering zal plaatsvinden. Daarbij worden, voor zover van toepassing, gezien de aard van de voorziening, de gestelde richtlijnen als bedoeld in bijlage ly, deel B in acht genomen.
De inhoud van de afspraken of de constatering dat het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, legt het college schriftelijk vast in een verslag, dat het binnen vier weken na afloop van het overleg ter kennis van de aanvrager brengt. Indien de aanvrager schriftelijk instemt met het verslag of binnen twee weken na ontvangst nog niet schriftelijk heeft gereageerd, wordt er, afhankelijk van de inhoud van het vastgestelde verslag, geacht overeenstemming of geen overeenstemming te zijn bereikt.
Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 16, vierde lid, neemt het college binnen vier weken nadat de overeenstemming als bedoeld in het derde lid is bereikt, een beslissing over het tijdstipwaarop de bekostiging een aanvang kan nemen. Het bepaalde in artikel 17 is daarbij van overeenkom-stige toepassing.
Nadat de overeenstemming als bedoeld in artikel& 15, derde lid, is bereikt en voorafgaand aan het verle-nen van een bouwopdracht, dient Je aanvrager met inachtneming van de hierover gemaakte afspraken, de bouwplannen, de desbetreffende begroting en een aanduiding van het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang dient te nemen, ter instemming in bij het college.
Binnen zes weken na ontvangst van de stukken besluit het college over de instemming met de bouw-plannen, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang neemt. Het col-lege kan, onder mededeling daarvan aan de aanvrager, deze termijn verlengen met drie weken. Indien niet binnen deze termijn is besloten, wordt geacht instemming te zijn verleend met de bouwplannen en de begroting en vangt de bekostiging aan op het door de aanvrager aangegeven tijdstip.
Het college deelt de beslissing over het bouwplan, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang neemt, binnen twee weken na de datum van de beslissing schriftelijk mee aan de aanvrager.
Bij de beslissing als bedoeld in het tweede lid stelt het college eveneens vast of de feiten en omstandig-heden waarin de school verkeert ten opzichte van de feiten en omstandigheden ten tijde van de vaststel-ling van het programma, al dan niet ingrijpend zijn gewijzigd. Bij een naar het oordeel van het college in-grijpende wijziging van de feiten en omstandigheden komt de voorziening alsnog niet voor bekostiging in aanmerking.
De instemming met de bouwplannen, de instemming met de begroting, de toetsing of voldaan wordt aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften, en de toetsing of er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden kunnen achterwege blijven als dat naar het oordeel van het college niet noodzakelijk is gezien de inhoud van de in het programma opgenomen voorziening. Het college doet hiervan medede--; ling aan de aanvrager in het overleg als bedoeld in artikel 15,
De indiening van de in het eerste en het tweede lid bedoelde begroting blijft achterwege indien het de uitvoering betreft van een voorziening als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin.De beslissing van het college als bedoeld in het tweede lid betreft dan uitsluitend de beoordeling van het bouwplan Daarbij zijn de genoemde termijnen in het tweede lid van overeenkomstige toepassing.
Nadat het college met het bouwplan van een voorziening als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste vol-zin, heeft ingestemd, overlegt de aanvrager met inachtneming van de hierover gemaakte afspraken als bedoeld in artikel 15, tweede lid, aan het college de aan de aanvrager uitgebrachte offertes voor de Uit-voering van de voorziening. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van de offertes over het bedrag dat definitief beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van de voorziening en over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen. De aanvrager wordt binnen twee weken na de datum van deze beslissing hiervan schriftelijk in kennis gesteld. Voor de vaststelling van het definitieve bedrag is de offerte met de laagste prijsstelling bepalend.
Het college kan bij de beslissing als bedoeld in artikel 16, tweede lid of artikel 16, zesde lid, over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang neemt, bepalen dat de beschikbaarstelling van de gelden in termijnen plaatsvindt De beschikbaarstelling van de gelden geschiedt dan telkens op een zodanig tijdstip dat de aan-vrager kan voldoen aan de financiële verplichtingen voortkomend uit de realisering van de op het pro-gramma geplaatste voorziening.
De aanspraak op bekostiging van een voorziening vervalt, indien de aanvrager niet voor oktober van het jaar volgend op de vaststelling van het programma een bouwopdracht heeft verleend, dan wel een koop-, huur of erfpachtovereenkomst heeft gesloten en een afschrift hiervan niet voor 15 oktober daaropvolgend aan het college is gezonden. De in de eerste volzin bedoelde bouwopdracht is onherroepelijk en vermeldt de aanvangsdatum van het werk en de termijn, uitgedrukt in het aantal werkbare dagen, waarbinnen het werk wordt opgeleverd. De in de eerste volzin bedoelde overeenkomsten zijn onherroepelijk. Een huur- of erfpachtovereenkomst vermeldt de datum van inwerkingtreding, alsmede de duur van de overeenkomst. Een koopovereenkomst vermeldt de datum van aankoop.
De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de termijn als bedoeld in het eer-ste lid veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen en de aanvrager voor 1 september een schriftelijk gemotiveerd verzoek tot verlenging van de termijn, als bedoeld in het eerste lid, bij het college heeft ingediend.
Een aanvraag tot bekostiging van een voorziening in de huisvesting die gelet op de voortgang van het on-derwijs geen uitstel kan lijden, kan worden ingediend bij het college. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.
indien naar het oordeel van het college een of meer gegevens als bedoeld in het eerste lid ontbreken, wordt dit binnen twee weken na datum van indiening van de aanvraag schriftelijk meegedeeld aan de aanvrager. De aanvrager wordt in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens binnen twee weken na ontvangst van de mededeling in te dienen bij het college. Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet binnen de in de vorige volzin bedoelde termijn heeft verstrekt, besluit het college de aanvraag niet te behandelen.
De aangevraagde voorziening wordt toegewezen, indien het college heeft vastgesteld dat het treffen van de voorziening, gelet op de voortgang van het onderwijs, geen uitstel kan lijden en geen van de in de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en Wet op het voortgezet onderwijs opgeno-men weigeringsgronden van toepassing is. Bij deze vaststelling past het college de regels toe met betrek-king tot:
Het college vermeldt welk genormeerd bedrag ingevolge het bepaalde in bijlage IV, deel A voor de toe-gewezen voorziening beschikbaar wordt gesteld, dan wel wat het geraamde bedrag is indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin. Bij de beschikking stelt het college vast voor welke datum een bouwopdracht moet zijn verleend, dan wel een koop-, huur- of erfpachtover-eenkomst moet zijn gesloten, en voor welke datum een afschrift daarvan aan het college moet zijn toe-gezonden. Binnen vier maanden na de datum van de beschikking door het college moet een bouwop-dracht zijn verleend, dan wel een koop-, huur-, of erfpachtovereenkomst zijn gesloten.
Na bekendmaking van de beslissing als bedoeld in artikel 21, eerste lid, waarbij een vergoeding is toegewe-zen, treedt het college zo spoedig mogelijk in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering.
Het bepaalde in de artikelen 15, 16 en 17 is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van de termijn, genoemd in artikel 16, tweede lid, eerste volzin, een termijn van drie weken geldt.
indien niet voor de in artikel 22, derde lid bedoelde tijdstippen een bouwopdracht is verleend, dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is gesloten en een afschrift daarvan is gezonden aan het col-lege, vervalt de aanspraak op bekostiging. Ten aanzien van de inhoud van een bouwopdracht, dan wel koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is het bepaalde in artikel 18, eerste lid van overeenkomstige toe-passing.
De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de datum veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden, die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen, en de aanvrager uiterlijk vier weken voor het verstrijken van deze datum een schriftelijk gemotiveerd verzoek heeft Ingediend bij hetcollege tot verlenging van de termijn.
Dit verzoek schort het vervallen van de aanspraak op bekostiging op totdat het college op het verzoekbeslist. Indien het college het verzoek inwilligt, noemt het college een nieuwe datum waarop de aan-spraak op bekostiging vervalt, Indien het college het verzoek afwijst, geldt de datum van beslissing op hetverzoek als vervaldatum, met dien verstande dat deze datum niet voor de oorspronkelijke vervaldatum kan vallen.
Het bevoegd gezag dat voornemens is een aanvraag in te dienen voor plaatsing op het programma van een voor blijvend gebruik bestemde voorziening als bedoeld in artikel 3, kan daaraan voorafgaand een aanvraag voor bekostiging van de bouwvoorbereiding indienen bij het college. Het betreft de voorberei-ding voorafgaand aan het moment van aanbesteding van die voorziening.
Bij het ontbreken van een of meer gegevens als bedoeld in het derde lid, deelt het college dit voor 15 februari schriftelijk mee aan de aanvrager en stelt hem in de gelegenheid om voor 15 maart de gegevens aan te vullen. Het gestelde in artikel 7, derde lid is daarbij van overeenkomstige toepassing.
Ten aanzien van het geven van een toelichting op de aanvraag of het overleg over de begroting, als bedoeld in het vorige lid, is het bepaalde in artikel 9 van overeenkomstige toepassing.
Voordat het college een besluit neemt over de aanvraag voor bekostiging van bouwvoorbereiding, treedt het college in overleg met de aanvrager. Dit overleg vindt plaats tezamen rnet het overleg als bedoeld in artikel 10, eerste lid. Artikel 10, tweede, derde en vierde lid, zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.
indien de aanvraag wordt toegewezen, vermeldt de beschikking tot welk bedrag de kosten van bouw-voorbereiding worden vergoed. Het bedrag kan ïn termijnen aan de aanvrager beschikbaar worden ge-steld, echter steeds op een zodanig tijdstip dat de aanvrager aan zijn financiële verplichtingen jegensderden die hij heeft ingeschakeld bij de bouwvoorbereiding, kan voldoen. De aanvrager en het college maken afspraken over de daadwerkelijke beschikbaarstelling van hei bedrag.
De aanspraak op bekostiging van bouwvoorbereiding vervalt, indien de aanvrager niet voor 15 september van het jaar dat volgt op het jaar waarin de beschikking is genomen, daadwerkelijk is gestart met de bouw-voorbereiding en niet voor 1 oktober daaropvolgend informatie heeft verstrekt aan het college waaruit dit blijkt.
Het college kan overgaan tot vordering van een gedeelte van een gebouw of terrein, bestemd voor een school, indien:
Er is sprake van leegstand in een lesgebouw:
wanneer het betreft een gebouw van een school voor basisonderwijs of voor (voortgezet) speciaalonderwijs„ indien uit de vergelijking van het aantal vierkante meters bruto-vloeroppervlakte zoals berekend op basis van bijlage HI, deel B en de capaciteit van het gebouw in vierkante meters bruto-vloeroppervlakte zoals vastgesteld op basis van bijlage H1, deel A, blijkt dat er ten minste een aantal vierkante meters bruto-vloeroppervlakte ter grootte van de in bijlage III, deel C genoemde drempel-waarde niet noDig is voor de daar gevestigde school of scholen:
wanneer het betreft een gebouw van een school voor voortgezet onderwijs, indien uit de vergelijking van de ruimtebehoefte zoals berekend op basis van bijlage U, deel B en de capaciteit van het gebouw zoals vastgesteld op basis van bijlage III, deel A blijkt dat er een overschot is aan vierkante meters bruto-vloeroppervlakte tenzij het bevoegd gezag op basis van het lesrooster of de lesroosters voor het lopende of eerstkomende schooljaar aantoont dat er binnen het overschot aan vierkante meters bruto-vloeroppervlakte geen sprake is van onderbenutting van de onderwijsruimten.
Er is sprake van leegstand in een gymnastiekruimte
wanneer het een gebouw betreft van een school voor voortgezet onderwijs, indien uit de berekening op basis van bijlage III, deel B blijkt dat benutting van het gebouw lager is dan 40 lesuren, tenzij het bevoegd gezag op basis van het lesrooster of de lesroosters voor het lopende of eerstkomende schooljaar aantoont dat dit niet het geval is;
Indien het college voornemens is om over te gaan tot vordering van leegstand in een lesgebouw of gym-nastiekruimte, voert het college daarover overleg met het bevoegd gezag waarvan de leegstand gevor-derd wordt en met het bevoegd gezag waarvoor de huisvesting is bestemd. Dit overleg maakt deel uit van het overleg als bedoeld in artikel 10,
Binnen vier weken na de vaststelling van het programma als bedoeld in artikel 11, doet het college schriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt. Van deze me-dedeling kan worden afgezien als dat bevoegd gezag in het overleg te kennen geeft geen bezwaar tegen de vordering te hebben.
Binnen een week na het overleg als bedoeld in het vorige lid, doet het college schriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt. Van deze mededeling kan worden afgezien als dat bevoegd gezag in het overleg te kennen geeft geen bezwaar tegen de vordering te heb-ben.
Binnen vier weken na afloop van het overleg, als bedoeld in het eerste lid, doet het college schriftelijk mededeling van de vordering tot medegebruik aan het bevoegd gezag. Indien het overleg heeft geleid tot afspraken, bevat de mededeling in ieder geval die afspraken. Voorzover het overleg niet tot overeen-stemming heeft geleid, bevat de mededeling de beslissing van het college over deze punten. Indien het bevoegd gezag in het overleg te kennen geeft geen bezwaar te hebben tegen de vordering, kan van de schriftelijke mededeling als hier bedoeld worden afgezien.
Nadat het bevoegd gezag een gebouw of terrein niet meer nodig heeft voor de huisvesting van een school, wordt het gebruik ervan zo spoedig mogelijk beëindigd, doch uiterlijk op de datum genoemd in de door het college en het bevoegd gezag ondertekende gezamenlijke akte of de datum zoals vastgesteld door gedeputeerde staten bij de beslissing inzake een geschil over de totstandkoming van een gezamenlijke akte.
Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag. In dat overleg wordt, indien van toepassing, vastgesteld welk deel van het onderhoud alsnog door het bevoegd gezag wordt uitge-voerd of welk bedrag in plaats daarvan aan het college betaald wordt. Indien het overleg niet tot over-eenstemming leidt, stellen partijen vast welke handelwijze gevolgd wordt.
Een bevoegd gezag van een school voor basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaal onder-wijs verstrekt jaarlijks voor april voorafgaande aan het volgende schooljaar een opgave van de voor dat schooljaar voor de school gewenste onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte. Deze opgave bevat de volgende gegevens:
Het college stelt jaarlijks voor 1 mei voorafgaande aan het daaropvolgende schooljaar op basis van de ingediende opgaven een voorstel tot inroostering vast van het onderwijsgebruik door scholen voor basis-onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs van de op het grondgebied van de gemeente gelegen gym-nastiekruimten. Hiertoe wordt het gewenste onderwijsgebruik afgezet tegen de beschikbare capaciteit van de gymnastiekruimten, waarbij wordt uitgegaan van een capaciteit van 26 klokuren per week per gymnastiekruimte.
Het voorstel tot inroostering vermeldt per school voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs de volgende gegevens:
een nadere onderverdeling van het aantal klokuren per gymnastiekruimte wanneer het gebruik in meer dan één gymnastiekruimte plaatsvindt;voor zover het gewenste aantal klokuren hoger is dan het aantal klokuren dat ingevolge de beleidsre-gel bekostiging gymnastiekruimte voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs voor bekos-tiging door de gemeente in aanmerking komt, wordt vermeld hoeveel klokuren voor rekening komen van het bevoegd gezag van de school. Het college neemt het aantal klokuren als bedoeld in dit lid on-der d slechts op in het voorstel tot inroostering voor zover daarvoor nog capaciteit beschikbaar is, na-dat rekening is gehouden met het totale klokuurgebruik dat voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt.
Het voorstel tot Inroostering wordt door het college binnen twee weken na vaststelling toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. De bevoegde gezagsorganen worden daarbij uitgenodigd voor een overleg over het voorstel. Dit overleg vindt plaats binnen twee weken na toezending van het voorstel In het overleg worden de vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen in de gelegenheid gesteld te reageren op het voorstel tot inroostering.