Organisatie | Heiloo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heiloo 2014 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heiloo 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Besluit maatschappelijke ondersteuning |
In het Besluit MO 2014 zijn de bedragen van het persoonsgebonden budget voor hulp bij huishouden, de eigen bijdragen voor de Wmo en de hoogte van verschillende financiële tegemoetkomingen vastgesteld.
AMvB Besluit maatschappelijke ondersteuning (hoofdstuk IV)
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2015 | aanpassing | 17-12-2013 Uitkijkpost, 23 december 2013 | 20131223 | |
01-04-2012 | aanpassing | 27-03-2012
| 12- |
Hoofdstuk 2 PERSOONSGEBONDEN BUDGET (PGB)
Artikel 2.1 Regels rond verstrekking en verantwoording
Verstrekking als Pgb vindt niet plaats indien:
op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een Pgb; Daarbij kan worden gedacht aan situaties waarin de aanvrager in staat van faillissement verkeert, handelingsonbekwaam is, onder budgetbeheer valt of onder (financiële) bewindvoering, bekend is met verslavingsproblematiek, of met problematiek van psychosociale aard.
Het verantwoordingsvrij te besteden bedrag is voor een budgethouder maximaal € 50,- per jaar bij een Pgb voor dienstverlening. Dit bedrag is vrij besteedbaar voor onder meer eigen kosten van werkgeverschap, administratie, inhuren van ondersteuning. Over het vrij besteedbare bedrag hoeft geen verantwoording te worden afgelegd.
De budgethouder kan kosteloos gebruik maken van de producten en diensten van het servicecentrum van de Sociale verzekeringsbank (SVB). Deze producten en diensten houden in: Salarisadministratie, vergoeding loonbetaling bij ziekte en aanvullende arbodienstverlening.
De gemeente heeft in dit kader een overeenkomst afgesloten met de SVB en financiert deze dienstverlening.
Artikel 2.3 Pgb voor voorzieningen
Indien het een voorziening betreft die in één keer moet worden betaald (b.v. een rolstoel), dan wordt het Pgb ook in één keer uitbetaald.
Artikel 2.3.1 Hoogte Pgb voor voorzieningen
Het Pgb voor voorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, zoals dat door het college van burgemeester en wethouders aan de leverancier wordt betaald.
Hoofdstuk 3 FINANCIËLE TEGEMOETKOMINGEN
Artikel 3.1 Financiële tegemoetkomingen voor diensten
Voor diensten is geen financiële tegemoetkoming mogelijk. Er kan altijd gebruik worden gemaakt van een dienst in natura of een Pgb.
Artikel 3.2.2 Financiële tegemoetkoming verhuizing
Het forfaitaire bedrag van de financiële tegemoetkoming in de kosten voor verhuizing en herinrichting bedraagt:
Voor minder dan 3 kamers in de toekomstige woning van maximaal € 1.795,-.
Indien de toekomstige woning 3 kamers of meer heeft bedraagt de vergoeding maximaal € 2.560,-.
Artikel 3.2.3 Financiële tegemoetkoming bezoekbaar maken
Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van een woning bedraagt maximaal € 2.500,-
Artikel 3.2.4 Financiële tegemoetkoming vervoer
Met inachtneming van hetgeen in de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heiloo is bepaald, wordt bij de vaststelling van een financiële tegemoetkoming voor een vervoersvoorziening uitgegaan van de volgende bedragen:
De financiële tegemoetkoming voor vervoer bedraagt per jaar maximaal:
Het vaststellen van de hoogte van het bedrag wordt op grond van de individuele vervoersbehoefte bepaald. Hierbij wordt rekening gehouden met een eventuele combinatie van verschillende vervoersvoorzieningen.
Hoofdstuk 4 EIGEN BIJDRAGE / EIGEN AANDEEL
Artikel 4.3 Eigen bijdrage / eigen aandeel voor voorzieningen
Voor voorzieningen die de gemeente inkoopt bij een leverancier en in bruikleen geeft aan belanghebbende gelden de volgende regels:
De eigen bijdrage wordt voor de volgende termijn in rekening gebracht
(i) Bedragen < € 300,- worden verdeeld over maximaal 13 perioden.
(ii) Bedragen ≥ € 300,- en < € 600,- worden verdeeld over maximaal 26 perioden.
(iii) Bedragen ≥ € 600,- en < € 1.500,- worden verdeeld over maximaal 39 perioden.
(iv) Bedragen ≥ € 1.500,- worden verdeeld over maximaal 91 perioden (7 jaar).
Voor voorzieningen die de gemeente inkoopt bij een leverancier en die in eigendom worden verstrekt aan belanghebbende gelden de volgende regels:
De eigen bijdrage / eigen aandeel wordt voor de volgende termijn in rekening gebracht
(i) Bedragen < € 300,- worden verdeeld over maximaal 13 perioden.
(ii) Bedragen ≥ € 300,- en < € 600,- worden verdeeld over maximaal 26 perioden.
(iii) Bedragen ≥ € 600,- worden verdeeld over maximaal 39 perioden.
(iv) Bedragen ≥ € 1.500,- worden verdeeld over maximaal 91 perioden (7 jaar).
Voor een Pgb verstrekt ten behoeve van aanschaf en onderhoud van een voorziening gelden de volgende regels:
De eigen bijdrage / eigen aandeel wordt voor de volgende termijn in rekening gebracht.
(i) Bedragen < € 300,- worden verdeeld over maximaal 13 perioden.
(ii) Bedragen ≥ € 300,- en < € 600,- worden verdeeld over maximaal 26 perioden.
iii) Bedragen ≥ € 600,- worden verdeeld over maximaal 39 perioden.
(iv) Bedragen ≥ € 1.500,- worden verdeeld over maximaal 91 perioden (7 jaar).
Toelichting Toelichting op Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heiloo 2014
Naast een verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en beleidsregels is er ook een gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning. Dit gemeentelijk besluit moet niet worden verward met het landelijk besluit maatschappelijke ondersteuning. Het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning bevat alle uitvoeringszaken met betrekking tot de Wet maatschappelijke ondersteuning. Het gemeentelijk besluit bevat alle bedragen en uitvoeringszaken met betrekking tot de gemeentelijke verordening.
De gemeenteraad heeft de verordening vastgesteld. In de verordening staat aangegeven dat het college nadere regels kan opstellen met betrekking tot snel veranderende zaken. Hierdoor is het besluit maatschappelijke ondersteuning bevoegdheid van het college.
Het voordeel van het opnemen van snel veranderende zaken in een apart besluit is dat bij wijziging (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet elke keer de verordening gewijzigd moet worden.
De Raad hoeft de verordening dan niet elke keer opnieuw te bespreken en opnieuw vast te stellen. Bijstelling van het Besluit door het college van burgemeester en wethouders kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.
In het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heiloo 2014 zijn alle bedragen bij elkaar gebracht, die op basis van de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heiloo moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college van burgemeester en wethouders bevat in dit besluit opgenomen.
1.1 Zorg in natura voor diensten
Doordat de gemeente met meerdere leveranciers contracten heeft afgesloten kan belanghebbende kiezen bij welke aanbieder hij zijn hulp afneemt. Indien een hulp of organisatie niet bevalt, is het mogelijk om een andere aanbieder te benaderen. Door het afsluiten van meerdere contracten is het voor de meeste belanghebbenden mogelijk geweest de huidige hulp te behouden.
Categorieën ondersteuning hulp bij huishouden
Indeling van de ondersteuning in 2 categorieën klantondersteuning dient niet alleen een kostenbelang maar ook borging van de kwaliteit van de dienstverlening zoals de Wmo dit beoogt.
Categorie 1: huishoudelijke werkzaamheden
De klant heeft hulp nodig voor het schoonmaken van het huis. Er is sprake van een stabiele (gezins)situatie waarbij naast het schoonmaakwerk geen andere ondersteuning geboden hoeft te worden. Voor deze categorie klanten gelden de volgende functies:
Categorie 2: huishoudelijke werkzaamheden, aangevuld met de organisatie van het huishouden en hulp bij een ontregelde huishouding
Een deel van de klanten heeft (aanvullende) hulp nodig bij het organiseren van het huishouden. Dit kan (tijdelijk) bestaan uit:
In de praktijk worden bij een indicatie voor categorie 2 hulp, de schoonmaakwerkzaamheden ook door de categorie 2 hulp gedaan
1.2 Zorg in natura voor voorzieningen
Voorzieningen die door de gemeente worden gehuurd of aangeschaft en door de cliënt gebruikt kunnen worden worden voorzieningen in natura genoemd. De cliënt krijgt deze voorzieningen waar mogelijk in bruikleen. Als belanghebbende de voorziening niet meer nodig heeft, door bijvoorbeeld verhuizen, overlijden of progressie van het ziektebeeld, wordt de voorziening teruggegeven aan de gemeente. Door voorzieningen te hergebruiken worden de kosten voor de gemeente gedrukt. Hierdoor blijft verstrekking van voorzieningen mogelijk. Een hergebruikte voorziening wordt wel gekeurd en gereconditioneerd. Met de voorziening kan het gewenste resultaat behaald worden.. Hierdoor kan ook worden ingespeeld op eventuele progressie en maatwerk voor de belanghebbende
2. PERSOONSGEBONDEN BUDGET (PGB)
2.1 Regels rond verstrekking en verantwoording
Lid 1 Dit artikellid regelt dat verstrekking van een persoonsgebonden budget plaats vindt op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst. De verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning regelt dat een aanvrager nadat blijkt dat in eigen kring geen oplossing gevonden wordt in eerste instantie in aanmerking komt voor een algemene voorziening. Is die niet passend, dan kan de aanvrager een individuele voorziening ontvangen. Daarna kan op verzoek van de aanvrager verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden.
Lid 2 Lid 2 bepaalt dat het niet in alle situaties mogelijk is een persoonsgebonden budget te ontvangen. Dat zal in situaties zijn dat tijdens onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen kan krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, dit zal als contra-indicatie worden opgevat. Dit kan het geval zijn bij bijv. bepaalde vormen van verslavingsproblematiek, psychiatrische problematiek, dementie en/of verstandelijke beperkingen. Het feit dat de aanvrager voorafgaand aan de aanvraag eerder misbruik heeft gemaakt van een Pgb of dit onverantwoord heeft gebruikt, geldt eveneens als uitsluitingsgrond.
Lid 3 Wanneer de aanvrager zich echter wettelijk laat vertegenwoordigen, valt de uitsluitingsgrond weg. Een zorgverlener wordt niet toegestaan als gemachtigde. De onafhankelijkheid is dan niet te waarborgen.
Lid 4 Budgethouders wordt altijd gevraagd het Pgb te verantwoorden. Hierop vindt steekproefsgewijs controle plaats. Indien het Pgb niet verantwoord kan worden, kunnen er stappen worden ondernomen om het teveel betaalde Pgb terug te vorderen.
Lid 5 Dit lid geeft aan welke stukken de budgethouder moet kunnen overleggen bij de verantwoording en controle
Lid 1 Budgethouders voor hulp bij huishouden mogen op jaarbasis maximaal € 50,- vrij besteden. Dit wordt ook wel het 'verantwoordingsvrije bedrag' genoemd. Voorbeeld bij verantwoording van het Pgb: De gemeente maakt € 1.000,- over op de bankrekening van cliënt als jaarbudget bruto Pgb; Cliënt heeft een eigen bijdrage van € 200,- per jaar; Cliënt hoeft geen verantwoording af te leggen over het vrij besteedbare bedrag van € 50,- per jaar; Dit betekent dat cliënt verantwoording moet afleggen over (€ 1.000,-) – (€ 50,-) = € 950,-.
Indien cliënt slechts tot een bedrag van € 500,- kan aantonen dat het besteed is voor het doel waarvoor het verstrekt is, wordt een bedrag van (€ 1.000,-) – (€ 50,-) - (€ 500,-) = € 450,- teruggevorderd. Het terug te vorderen bedrag mag niet hoger zijn dan het Pgb minus de eigen bijdrage (in dit geval (€ 1000,-) – (€ 200) = € 800,-). Het deel van het Pgb dat niet besteed is, moet worden terugbetaald aan de gemeente.
Lid 2 In dit lid staan de regels die in de Pgb-overeenkomst moeten staan die met de belanghebbende wordt afgesloten.
Lid 3 De bewaartermijn van de stukken is zeven jaar. Er kan ook met terugwerkende kracht gecontroleerd worden. Ook kan het zijn dat de belastingdienst nog wil controleren of alle afdrachten zijn gedaan
Lid 4 Hier is geregeld wanneer het Pgb wordt uitbetaald.
2.2.1 Hoogte Pgb voor diensten
Lid 2 In dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld. Gekozen is voor het uitgangspunt dat op grond van het compensatiebeginsel het persoonsgebonden budget ‘vergelijkbaar’ moet zijn aan de verstrekking in natura. Er wordt een tarief gehanteerd van 75% van het tarief in natura, omdat er geen overheadkosten zijn. Daarnaast kan er gebruik worden gemaakt van de SVB voor salarisadministratie en verzekeringen.
Tarief in natura voor hulp bij huishouden: categorie 1: € 21,00 categorie 2: € 25,20
Lid 4 De hoogte van het Pgb wordt bepaald door het aantal geïndiceerde uren per week te vermenigvuldigen met 52 weken en het uurtarief. In tegenstelling tot de vorige verordening wordt er niet meer in klasses geïndiceerd, maar de daadwerkelijk benodigde uren.
Lid 5 Het Pgb dient vergelijkbaar te zijn met Zorg in natura. Dit betekent dat als iemand zorg inkoopt bij een professionele thuiszorgorganisatie het Pgb opgehoogd kan worden naar maximaal het tarief dat de gemeente ook betaalt aan Zorg in natura.
‘vergelijkbaar’ moet zijn aan de verstrekking in natura. Er wordt een tarief gehanteerd van 75% van het tarief in natura, omdat er geen overheadkosten zijn. Daarnaast kan er gebruik worden gemaakt van de SVB voor salarisadministratie en verzekeringen.
Tarief in natura voor hulp bij huishouden:
Lid 4 De hoogte van het Pgb wordt bepaald door het aantal geïndiceerde uren per week te vermenigvuldigen met 52 weken en het uurtarief. In tegenstelling tot de vorige verordening wordt er niet meer in klasses geïndiceerd, maar de daadwerkelijk benodigde uren.
Lid 5 Het Pgb dient vergelijkbaar te zijn met Zorg in natura. Dit betekent dat als iemand zorg inkoopt bij een professionele thuiszorgorganisatie het Pgb opgehoogd kan worden naar maximaal het tarief dat de gemeente ook betaalt aan Zorg in natura.
Lid 1 In dit artikel wordt aangegeven dat de budgethouder kosteloos gebruik kan maken van de diensten en producten van het servicecentrum van de Sociale verzekeringsbank (SVB). De gemeente financiert deze dienstverlening.
De diensten waar de budgethouder gebruik van kan maken zijn:
Lid 3 Onder de verordening 2007 zijn alle indicaties in klassen gesteld. Op basis van de verordening 2012 worden de indicaties in uren gesteld. Een onmiddellijke herindicatie van klasse naar uren is door deze overgangsregeling niet nodig. Alle nieuwe indicaties en herindicaties die gesteld worden, zullen in uren gesteld worden. In de verordening staat aangegeven dat de gemeente kan besluiten vervroegd te indiceren.
Indien het een voorziening betreft die in één keer moet worden betaald (b.v. een rolstoel), dan wordt het Pgb ook in één keer uitbetaald.
2.3.1 Hoogte Pgb voor voorzieningen
Het Pgb voor voorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende voorziening (zoals in de verordening bepaald), indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, zoals dat door de gemeente aan de leverancier wordt betaald.
Elke individuele voorziening die enige aanpassing behoeft zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het persoonsgebonden budget bij voorzieningen per situatie plaats.
3. FINANCIËLE TEGEMOETKOMINGEN
3.1 Financiële tegemoetkomingen voor diensten
Heiloo kent geen financiële tegemoetkoming voor diensten. De financiële tegemoetkoming voor vervoer valt onder de voorzieningen.
3.2 Financiële tegemoetkomingen voor voorzieningen
In dit artikel wordt aangegeven dat de financiële tegemoetkoming gebruikt moet worden waarvoor hij bedoeld is. Ook wordt aangegeven welke voorwaarden verbonden zijn aan de financiële tegemoetkoming. De gemeente kan belanghebbende vragen de financiële tegemoetkoming te verantwoorden.
3.2.1 Financiële tegemoetkoming verhuizing
Dit artikel legt vast welke bedragen verstrekt worden als het gaat om een verhuiskostenvergoeding. De vergoeding wordt verstrekt per leefeenheid.
3.2.2 Financiële tegemoetkoning bezoekbaar maken
Voor inwoners van AWBZ-instellingen kan het noodzakelijk zijn dat een woning bezoekbaar gemaakt wordt. Bijvoorbeeld als een kind in een AWBZ-instelling de ouders wil bezoeken en het huis van de ouders is niet toegankelijk. In dit artikel staat het bedrag waarvoor maximale vergoeding kan worden aangevraagd voor het bezoekbaar maken.
3.2.3 Financiële tegemoetkoming vervoer
Dit artikel legt een aantal bedragen vast voor de autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi.
De financiële tegemoetkoming moet toereikend zijn voor een afstand van 1500 km/jaar indien belanghebbende ook een andere voorziening voor de korte afstand kan gebruiken (bijvoorbeeld een scootermobiel). Voor belanghebbenden die een dergelijke voorziening niet kunnen gebruiken, dient de afstand 2000 km/jaar te zijn.
Er is aangesloten bij de bedragen die het Nibud en het UWV hanteren voor vergoedingen.
Er is een kilometerprijs bepaald, die gekoppeld wordt aan de vervoersbehoefte van belanghebbenden
3.2.5 Financiële tegemoetkoming sportrolstoel
Lid 2 Gaat over de sportrolstoel. De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een financiële tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een financiële tegemoetkoming worden toegekend
4. EIGEN BIJDRAGE / EIGEN AANDEEL
4.1 Eigen bijdrage / eigen aandeel
Lid 1 Vanaf de start van de Wmo wordt een eigen bijdrage geheven voor hulp bij huishouden. Er wordt voor aanvragen vanaf 1 januari 2012 ook bij roerende zaken en woonvoorzieningen een eigen bijdrage geheven
Lid 2 of eigen aandeel opgelegd.
Lid 3 Voor rolstoelen mag wettelijk gezien geen eigen bijdrage worden opgelegd. Belanghebbenden onder de 18 jaar betalen ook geen eigen bijdrage of eigen aandeel.
Lid 4 De eigen bijdrage of eigen aandeel voor een verstrekking mag niet hoger zijn dan de kosten die de gemeente heeft aan de voorziening. De kosten van de Regiotaxipas (kortingspas) zijn niet van te voren te berekenen. De kosten voor de gemeente worden pas duidelijk als de pas daadwerkelijk gebruikt wordt. Hierom is ervoor gekozen voor de kortingspas voor de regiotaxi geen eigen bijdrage op te leggen.
Lid 5 De financiële tegemoetkomingen die in dit lid genoemd zijn, worden niet opgegeven bij het CAK om het eigen aandeel te bereken. De bedragen zijn al aangepast.
4.1.1 Basis eigen bijdrage / eigen aandeel
lid 1 De bedragen die relevant zijn voor vaststelling van de eigen bijdrage en het eigen aandeel in artikel 4.1 lid 1 en 2 Besluit maatschappelijke ondersteuning wijzigen als volgt (Staatscourant 2012, nr. 20401):
De eigen bijdrage / eigen aandeel wordt berekend op basis van het inkomen. Hoe hoger het inkomen, hoe hoger de eigen bijdrage (naar draagkracht). Dit is in het landelijk Besluit MO vastgelegd. Het (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1 handelt over de eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In dit artikel van het (landelijk) Besluit wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. De gemeente Heiloo sluit voor 2014 aan bij de onderstaande landelijke maximaal te vragen bedragen.
De eigen bijdrage van een ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt bedraagt € 19,00 per vier weken. Bij een verzamelinkomen (bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001) meer dan € 23.295,- in het peiljaar, wordt het bedrag van € 18,60 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen in het peiljaar en € 23.295,-. De totaal verschuldigde bijdrage dient in termijnen van vier weken te worden voldaan.
De eigen bijdrage van de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt bedraagt € 19,00 per vier weken. Bij een verzamelinkomen (bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001) meer dan € 16.456,- in het peiljaar, wordt het bedrag van € 18,60 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen in het peiljaar en € 16.456,-. De totaal verschuldigde bijdrage dient in termijnen van vier weken te worden voldaan.
De eigen bijdrage van de gehuwde personen indien een van beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt, bedraagt € 27,20 per vier weken. Bij een gezamenlijk verzamelinkomen (bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001) meer dan € 29.174,- in het peiljaar, wordt het bedrag van € 27,20verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijk verzamelinkomen in het peiljaar en € 29.174,- De totaal verschuldigde bijdrage dient in termijnen van vier weken te worden voldaan.
De eigen bijdrage van gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt bedraagt € 27,20 per vier weken. Bij een gezamenlijke verzamelinkomen (bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001) meer dan € 22.957,- in het peiljaar, wordt het bedrag van € 27,20 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijk verzamelinkomen in het peiljaar en € 22.957,- De totaal verschuldigde bijdrage dient in termijnen van vier weken te worden voldaan.
Een periode is in principe 4 weken, waarbij aan het eind van het jaar een periode van 5 weken kan worden gehanteerd.
Lid 2 Voor het berekenen en innen van het eigen aandeel heeft de gemeente contract afgesloten met het CAK. De gemeente zou de berekening ook zelf mogen maken en het eigen aandeel melden bij het CAK. Om cumulatie te voorkomen en de privacy op het gebied van inkomen te waarborgen is ervoor gekozen het CAK het eigen aandeel te laten berekenen. Het CAK is in het landelijk besluit maatschappelijke ondersteuning al aangewezen om de eigen bijdrage te berekenen. Zij gebruiken hiervoor gegevens die zij opvragen bij de belastingdienst
4.2 Eigen bijdrage / eigen aandeel voor diensten
Lid 3 De eigen bijdrage / eigen aandeel wordt berekend voor elke periode dat de dienst (hulp bij huishouden of bijvoorbeeld vervoer) is ontvangen. Doordat het ook niet gaat om eenmalige betalingen, wordt de daadwerkelijk geleverde dienst opgevoerd als basis voor de eigen bijdrage / eigen aandeel. De factuur van de leverancier of de volledige financiële tegemoetkoming is hierbij de kostprijs
4.3 Eigen bijdrage / eigen aandeel voor voorzieningen
In dit artikel wordt geregeld hoe de eigen bijdrage in rekening wordt gebracht. Door op deze manier onderscheid te maken in bruikleenvoorzieningen die de gemeente huurt, bruikleenvoorzieningen die de gemeente koopt en voorzieningen die in eigendom worden gegeven, wordt er helderheid verschaft over de eigen bijdrage. Voor huurvoorzieningen wordt de daadwerkelijke huurprijs als uitgangspunt genomen voor zolang de huurprijs door de gemeente wordt betaald. Voor voorzieningen die de gemeente koopt is een onderscheid gemaakt in kosten. Dit om te voorkomen dat mensen heel erg lang een klein bedrag moeten betalen.
Artikel 4.1, vijfde lid, van het Bmo bepaalde dat bij het verschaffen in eigendom van een roerende zaak, een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van de aanvrager, een eigen bijdrage kan worden gevraagd gedurende maximaal «negenen-dertig perioden van vier weken» (maximaal drie jaar). Bij nader inzien wordt deze beperking in de tijd gedurende welke een eigen bijdrage kan worden opgelegd, niet langer als wenselijk gezien. Het komt namelijk veelvuldig voor, dat de gemeente een voorziening verstrekt die (veel) langer dan die drie jaar wordt gebruikt. Bij bouwkundige of woontechnische aanpassingen is daar, naar de aard van de voorziening, ook veelvuldig sprake van. Bovendien gaat het hierbij soms om kostbare voorzieningen. Het wordt dan ook redelijk geacht dat de cliënt een bijdrage voor de voorziening betaalt, zolang deze in gebruik is. Van de gemeenten mag worden verwacht dat zij hun burgers hierover goed en tijdig informeren, zodat zij weten waar zij aan toe zijn. De «opbrengst» van het eventueel langer in rekening brengen van de eigen bijdrage komt «ten goede» aan de gemeente, die de voorziening ook gefinancierd heeft.
Dit artikel spreekt voor zich en wordt niet nader toegelicht.
Dit artikel spreekt voor zich en wordt niet nader toegelicht.