Organisatie | Eijsden-Margraten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Startnotitie Klimaat- en duurzaamheidbeleid |
Citeertitel | Startnotitie Klimaat- en duurzaamheidbeleid |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | Klimaat en duurzaamheid |
Geen.
Gemeentewet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-07-2012 | onbekend | 14-06-2012 Gemeenteblad, 18-07-2012 | 11IN002118/11IN005896 |
BANS Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (mbt klimaatbeleid)
Barim Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer
EPC Energie Prestatie Coëfficiënt
GRP Gemeentelijk Rioleringsplan
ISV Investeringsbudget Stadsvernieuwing
LES Limburgse Energie Subsidie
NHG Nationale Hypotheek Garantie
NGGM Nederlandse Groen Gas Maatschappij
OP-Zuid Operationeel Programma Zuid-Nederland
SDE Stimulering Duurzame Energieproductie
SLOK Subsidieregeling Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven
SVn Stimuleringsregeling Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten
VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Wabo Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Om duurzaam te leven mogen de natuurlijke hulpbronnen van de aarde niet sneller worden gebruikt dan dat ze aangevuld kunnen worden. Er dient een evenwicht te bestaan tussen de ecologische, economische en sociale belangen. Dit evenwicht is er de laatste jaren niet meer. Onze consumptiemaatschappij zet de planeet onder zware druk. De niet duurzame consumptie- en productiepatronen hebben een steeds grotere invloed op het milieu, de maatschappij en de economie.
In Nederland zorgen fossiele brandstoffen (olie, aardgas en steenkool) voor ca 95% van de energieconsumptie. Behalve dat deze voorraden eens uitgeput zullen raken zorgen deze tevens voor de klimaatverandering, waarmee we te maken hebben. Deze is zichtbaar in onder meer de volgende punten:
Wereldwijd is de uit 2006 daterende documentairefilm “An Inconvenient Truth” van Al Gore inmiddels bekend.
Ook ons land zal niet aan een klimaatverandering ontkomen.
Het is de hoogste tijd dat we enerzijds zuiniger omgaan met de traditionele energiebronnen doch anderzijds inzetten op duurzame energiebronnen. Daarnaast zullen we ons op een adequate wijze moeten voorbereiden op de in gang zijnde klimaatverandering.
Klimaatbeleid wordt gekenmerkt door
Duurzame energie is energie, waarover de mensheid voor onbeperkre tijd kan beschikken en waarbij door het gebruik daarvan het leefmilieu en de mogelijkheden voor toekomstige generaties niet worden benadeeld.
Vormen van duurzame energie zijn zonne-, wind- en water- en bio-energie, alsmede geothermische energie. Kernenergie wordt niet als duurzaam aangemerkt.
Uit 2002 dateert al weer het door de Duitser Michael Braungart en Amerikaan William Donough gelanceerde concept “Cradle to Cradle” (C2C). De kern van dit concept is dat alle gebruikte materialen na hun leven in het ene product nuttig kunnen worden ingezet in een ander product. De C2C-gedachte wil voorzien in onze eigen noden, maar ook de toekomstige generaties van meer mogelijkheden voorzien.
In deze notitie worden de inspanningen weergegeven, die de diverse overheidslagen voor ogen hebben gesteld teneinde te komen tot een verduurzaming van onze samenleving danwel beter voorbereid te zijn op de gevolgen van een klimaatverandering. De notitie dient gezien te worden als een startdocument, waarin wordt aangegeven op welke wijze we als gemeente een bijdrage kunnen leveren. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de schaal en hiermee gepaard gaande (financiële) beperkingen. De bedoeling is het gemeentelijk beleid op het gebied van duurzaamheid en klimaat gaandeweg verder te ontwikkelen.
Tijdens de Europese Raad van 17 juni 2010 is door de regeringsleiders van de EU-landen de strategie Europe 2020 vastgesteld. De EU 2020-strategie moet zowel een goede uitweg uit de crisis bieden als ambitieuze structurele hervormingen in gang zetten.
Europe 2020 is de groeistrategie van de EU voor de komende 10 jaar.
De EU moet een slimme, duurzame en inclusieve economie worden in een snel veranderende wereld.
Dit betekent dat de EU en de EU-landen samen moeten werken aan meer werkgelegenheid, hogere productiviteit en meer sociale samenhang. In de strategie zijn drie speerpunten opgenomen:
De EU heeft vijf ambitieuze doelstellingen vastgesteld, voor werkgelegenheid, innovatie, onderwijs, sociale samenhang en klimaat/energie, die ze tegen 2020 wil bereiken. Op het gebied van klimaat/energie werden de volgende doelstellingen afgesproken:
Met het oog op de vermindering van broeikasgassen denkt de EU onder meer aan:
In relatie met duurzame energiebronnen dienen de EU-landen de productie van duurzame energie voor elektriciteitsproductie, verwarming, airconditioning en vervoer opvoeren. Voor ieder land geldt dat aan 10% van de brandstofbehoefte met behulp van biobrandstof en andere hernieuwbare energiebronnen moet worden voldaan.
Voor wat betreft een efficiënter energiegebruik werkt de EU aan energiezuinige technologieën, producten en diensten op gebieden waar de meeste energie kan worden bespaard. Daarbij kan gedacht worden aan:
Vervoer ( 26% van het totale energieverbruik): Nieuwe auto’s mogen vanaf 2012 max 120 gram CO2/km uitstoten. Vanaf 2017 mogen nieuwe bestelwagens niet meer dan 175 gram CO2/km uitstoten, terwijl de grens met ingang van 2020 op 147 gram/km ligt. Verder worden alternatieven, zoals openbaar vervoer, niet gemotoriseerd vervoer en telewerk, gestimuleerd.
Medio 2010 werd de Europese Richtlijn voor energiebesparing in gebouwen herzien. Vanaf eind 2020 dienen alle nieuwe gebouwen nagenoeg energieneutraal te worden uitgevoerd. Deze verplichting gaat voor nieuwe overheidsgebouwen al in op eind 2018. De vraag die straks gaat spelen is wat het begrip “nagenoeg”gaat inhouden.
Vanaf begin 2013 zijn de lidstaten verplicht om een handhavings- en sanctioneringssysteem voorhanden te hebben voor energielabels.
Energieneutraal gebouw: Een energieneutraal gebouw produceert minstens evenveel of zelfs meer energie dan het verbruikt, en dit zowel op het vlak van verwarming als van koeling. Een neutraal energiegebouw voorziet volledig in zijn eigen energiebehoefte. Dit wordt gerealiseerd op basis van hernieuwbare energie.
Energie uit hernieuwbare bronnen”: energie uit niet-fossiele bronnen, namelijk wind, zon, aerothermische, geothermische, hydrothermische energie en energie uit de oceanen, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogassen
In relatie met de voor 2020 voor ogen staande groeistrategie van de EU duikt de term “biobased economy” op. Daarbij handelt het om de overgang van een economie die draait op fossiele grondstoffen naar een economie, die draait op biomassa als grondstof.
De EU begint de mogelijkheden en kansen, die de biobased economy heeft bij het implementeren van de strategie steeds beter in beeld te krijgen. Echter, op dit moment wordt de biobased economy nog gefragmenteerd benaderd door verschillende Directoraten-Generaal van de Europese Commissie. Nederland heeft samen met Duitsland en Frankrijk een memorandum opgesteld, waarin wordt aangedrongen op een geïntegreerde aanpak van de biobased economy binnen de Europese Commissie. De verwachting is dat de Europese Commissie rond februari 2012 een integrale aanpak voor de biobased economy in Europa zal presenteren.
Volgens de Nederlandse overheid draagt de biobased economy bij aan de ontwikkeling van een duurzame economie en de versterking van de Nederlandse concurrentiepositie, waarbij meer specifiek invulling wordt gegeven aan:
het versnellen van innovatie in de biobased economy, onder andere via technologische ontwikkeling;
substantiële CO2-reductie in Nederland;
vermindering afhankelijkheid olie en gas;
creëren en behoud van werkgelegenheid in deze sector;
duurzaamheid voor de gehele waardeketen van biomassa;
verankering van biobased economy als integraal concept in Nederland en de EU.
Op het vlak van consumptie wordt er gewerkt met keurmerken voor een aantal producten. Op het vlak van ondernemen stimuleert het Rijk het maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarbij niet alleen wordt gekeken naar winst en verlies doch tevens naar de (toekomstige) gevolgen van hun bedrijfsactiviteiten voor mens en milieu. Instrumenten voor een milieuvriendelijk ondernemen zijn bijvoorbeeld:
In 2008 heeft het ministerie van VROM de subsidieregeling Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven (SLOK) geopend als vervolg op de BANS-subsidieregeling (Bestuursakkoord Nieuwe Stijl). De SLOK ondersteunt het met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gesloten Klimaatakkoord 2007-2011. De SLOK-regeling hielp gemeenten en provincies die structureel werken aan het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen om de aanloopkosten te dekken. Dat kon het draagvlak voor nieuw beleid vergroten. Kosten voor activiteiten die bij de doelstelling van de regeling passen, konden tot 50 procent worden vergoed.
In 2009 werd de regeling weer gesloten. Zowel de voormalige gemeente Margraten alsook de voormalige gemeente Eijsden hebben niet aan de SLOK-regeling deelgenomen.
In november 2007 werd tussen VNG en Rijk voor de periode 2007-2011 het klimaatverbond gesloten. In dit convenant spraken partijen af om met het oog op de klimaatverandering een aantal acties op te pakken. Hierbij kan gedacht worden aan onder andere:
In 2010 voerde de VROM-Inspectie een monitoring uit van de gemeentelijke praktijk tot op dat moment. Daarbij kwam het volgende aan het licht:
Klimaatadaptatie, gefocust op de gevolgen van de klimaatverandering, is minder bekend en heeft minder aandacht dan mitigerende maatregelen, die zich richten op de oorzaak van de klimaatverandering. Redenen hiervoor zijn
Een uitzondering vormt het waterspoor, die via de wettelijke watertoets is geborgen. Wateroverlast wordt door alle gemeenten onderkend. Adapterende maatregelen, zoals regenwater- en rioolwaterbuffers, alsmede afkoppeling van hemelwater op het riool, zijn inmiddels standaard opgenomen maatregelen.
Teneinde klimaatadaptatie structureel onderwerp bij gemeentelijke ruimtelijke ontwikkelingen te maken wordt voorgesteld om:
Burgers, bedrijven en decentrale overheden hebben steeds vaker lokale duurzame projecten voor ogen doch deze blijken in de praktijk soms niet van de grond te komen. Daarbij handelt het vaak om specifieke knelpunten, zoals wet- en regelgeving, een goede en objectieve informatievoorziening of het ontbreken van een goede samenwerking overheid/bedrijven. Door green deals af te sluiten zorgt de rijksoverheid dat dergelijke projecten een zetje in de goede richting krijgen.
Tot 1 juli 2011 konden voorstellen bij de rijksoverheid worden ingediend. Uiteindelijk zijn er 59 concrete green deals uit voortgekomen. Twee voorbeelden hiervan zijn:
Op 13 december 2011, wordt een pakket nieuwe Green Deals bekend gemaakt op het gebied van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen.
De komende jaren wil het kabinet meer Green Deals met de samenleving afsluiten. De eerstvolgende ronde wordt naar verwachting begin 2012 gehouden.
In de loop van december 2011 is het weer mogelijk om nieuwe projecten aan te melden. De criteria, waaraan getoetst wordt zijn:
Begin oktober 2011 bood het kabinet aan de Tweede Kamer de “Agenda duurzaamheid; een groene groei-strategie voor Nederland” aan. Hierin wordt aangegeven wat de inzet van het kabinet is om een economische groei te realiseren, waarbij gewaarborgd wordt dat ook toekomstige generaties in hun behoeften kunnen voorzien. Daarbij wordt rekening gehouden met de Europese doelstellingen, die zijn geformuleerd. Aan de hand van een aantal speerpunten en acties wordt aangegeven hoe het kabinet dit denkt te verwezenlijken.
Brainport behoort samen met Seaport en Mainport tot de drie belangrijkste economische regio's van Nederland. Binnen deze kenniscluster van Nederland profileert Eindhoven zich met high tech materials en food. Zuid-Limburg blinkt in haar Science Campus uit in nieuwe energie, biochemie en -technologie en health sciences. Zuid-Limburg en regio Eindhoven werken samen in Brainport 2020 met de ambitie om in 2020 bij de top 3 technologieregio's van Europa te horen. Nu al is Zuidoost-Nederland daarin nummer 9 van Europa en 13 van de wereld. Seaport betreft de haven Rotterdam terwijl Mainport de samenwerking op logistiek gebied betreft tussen de zeehavens Rotterdam en Amsterdam alsmede luchthaven Schiphol.
De uitdaging van Brainport 2020 is om antwoorden te vinden op de maatschappelijke ontwikkelingen van deze tijd, die een grote impact op de concurrentiekracht van de regio. Denk daarbij aan de schaarste aan grondstoffen, de vergrijzing, de klimaatverandering, de groeiende energie- en voedselbehoefte, de dichtslibbende wegen en de sterke internationale concurrentie.
De Europese Unie wil deze problemen en kansen op Europese niveau aanpakken met het integrale programma “Europe 2020”. Europe 2020 is een strategie die economische actoren inzet om antwoorden te geven op de maatschappelijke vraagstukken. De aanpak van Brainport 2020 en de Europese Unie vallen grotendeels samen. Het kabinetsbeleid sluit hier op aan.
In 2009 stelde het provinciale bestuur het Beleidskader Duurzame Ontwikkeling/Cradle2Cradle 2008-2011 vast. Daarmee werd richting gegeven aan de uitwerking van duurzaamheid in diverse beeldbepalende ontwikkelingen en de eigen bedrijfsvoering.
Bij de concretisering van duurzame ontwikkeling in Limburg heeft men het Cradle to Cradle-concept (C2C) centraal gesteld. Dit concept is gebaseerd op drie essentiële principes:
Gekozen werd voor een zestal speerpunten, waarvoor een aantal tactische en operationele doelstellingen werden geformuleerd. De eerste twee onderstaand genoemde speerpunten hadden betrekking op de eigen organisatie.
In de programmabegrotingen werden nog specifieke doelen voor C2C geformuleerd:
Eind 2010 vond er een evaluatie plaats van het Beleidskader. Teneinde bestuur en politiek handvatten te geven omtrent doeltreffendheid en doelmatigheid van het werken met duurzame ontwikkeling vond de evaluatie plaats voordat de looptijd afgelopen was.
Uit de evaluatie blijkt dat de doelen uit de programmabegrotingen werden gerealiseerd.
Alle speerpunten werden actief opgepakt en uitgewerkt. De hiervoor opgenomen operationele doelen zijn door middel van concrete projecten en processen gerealiseerd. Voor wat betreft de geformuleerde tactische doelen is een aanzet voor realisatie geleverd. Een aanzet, omdat voor het realiseren van de in het Beleidskader geformuleerde doelen op tactisch niveau veel meer verinnerlijking nodig is. Voor de omvorming naar een duurzame organisatie en duurzame samenleving wordt langere tijd nodig geacht. Vasthoudendheid en doorgaan op de ingeslagen weg wordt daarbij vanzelfsprekend geacht.
Op het bedrijventerrein Avantis te Heerlen/Aken wordt momenteel een innovatief programma gerealiseerd, waarin de vier o’s (Onderwijs, Onderzoek, Ondernemers en Overheid) samen een inspirerende omgeving creëren voor de transitie naar een duurzaam gebouwde omgeving. Doel is een leer- en onderzoeksomgeving voor studenten te realiseren op het gebied van nieuwe technieken in de bouw, waarbij duurzaamheid centraal staat. De Wijk van Morgen wordt tussen 2009 en 2013 ontworpen, gebouwd en geëxploiteerd. Oorspronkelijke opzet was om gedurende deze periode vier gebouwen te realiseren. Alle gebouwen zijn ontworpen door afstudeerders van Hogeschool Zuyd.
Inmiddels is het project uitgegroeid tot dé demonstratieomgeving voor nieuwe ontwikkelingen op het gebied van duurzaam bouwen en duurzame energievoorziening voor de gebouwde omgeving. Bedrijven en studenten werken aan aansprekende projecten, daarbij steeds gebruik makend van de laatste stand van de techniek. Er wordt voortdurend onderzoek gedaan naar nieuwe innovaties en systemen, waarvan de uitkomsten voor iedereen toegankelijk zijn.
De naam 'De Wijk van Morgen' is gekozen omdat de initiatiefnemers van mening zijn dat het een rol van het HBO is om te laten zien wat met de techniek van nú, mórgen gerealiseerd kan worden. Het is belangrijk dat bedrijven gestimuleerd worden om in deze technieken te investeren en overheden te subsidiëren voor ontwikkeling en gebruik. Uiteindelijk doel is dat gebruikers energiezuinige systemen kunnen gaan aanschaffen.
Het project De Wijk van Morgen is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in het kader van OP-Zuid en een bijdrage van het Ministerie van Economische zaken. OP-Zuid is een gezamenlijk subsidieprogramma van de provincie Limburg, Noord-Brabant en Zeeland, samen met de steden Breda, Tilburg, ’s-Hertogenbosch, Eindhoven, Helmond, Venlo, Sittard-Geleen, Heerlen en Maastricht voor activiteiten, die medegefinancierd worden uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling.
Klimaatverandering en duurzaamheid vormen geen items die slechts op mondiaal, Europees of landelijk niveau opgepakt dienen te worden. Ook op gemeentelijk niveau is het mogelijk om een bijdrage te leveren aan belangrijke onderwerpen.
5.1 Wat doen we als gemeente al?
Het feit dat tot voor kort geen exclusieve beschrijving van het beleid heeft plaatsgevonden betekent niet dat er in het verleden geen rekening werd gehouden met duurzaamheidsaspecten en de cradle to cradle-gedachte. In tegendeel.
Ook op het gebied van de klimaatverandering worden er al maatregelen genomen. Denk daarbij aan:
In het coalitieprogramma 2011-2014 wordt Eijsden-Margraten beschreven als een gemeente, waarin het goed leven, wonen en werken is omdat het woon- en leefklimaat van hoog niveau is. Deze kwaliteiten wil men behouden en verder verbeteren. Vitaliteit en duurzaamheid vormen op zich zelf alsook in hun onderlinge samenhang de kernthema’s. Duurzaamheid heeft men voor ogen als leidraad voor beleid en handelen op alle gemeentelijke terreinen. De gemeente Eijsden-Margraten wil op basis van deze uitgangspunten in haar denken en doen duidelijk een bijdrage leveren aan het aspect duurzaamheid. Niet alleen omdat duurzaamheid een meerwaarde voor haar bedrijfsvoering kan hebben doch tevens vanwege de voorbeeldfunctie die zij op diverse gebieden voor andere doelgroepen vervult. In de voorliggende notitie wordt zulks beschreven. Daarbij wordt rekening gehouden met de grootte van de gemeente en de daaraan verbonden mogelijkheden en beperkingen.
Bij duurzaamheid komen we verschillende doelgroepen tegen, waarmee we als gemeentelijke overheid een relatie hebben.
Bedrijven hebben te maken met de Wet milieubeheer c.q. de Wabo, waarbij de gemeente voor het grootste deel het bevoegd gezag zijn. In het kader van de verruimde reikwijdte van de Wet milieubeheer kan aandacht besteed worden aan duurzaamheid. Verder kan het bedrijfsleven via het RO-spoor beïnvloed worden.
Inwoners krijgen met de gemeente te maken bij het voornemen om de woning te (ver)bouwen. Naast het bestemmingsplan krijgt men daarbij te maken met Bouwbesluit en Bouwverordening, waarin duurzaamheidregels zijn opgenomen, waarmee rekening gehouden moet worden. Verder kan een beïnvloeding van de inwoners plaatsvinden middels het verstrekken van voorlichting en subsidie.
De gemeente is beheerder/eigenaar van openbare voorzieningen, zoals verlichting, plantsoenen, wegen en gemeentehuis. In het kader van de bedrijfsvoering is zij opdrachtgever voor de uitvoering van werken. Vanuit die invalshoek bepaalt zij de mate van duurzaamheid die in acht genomen dient te worden. Verder kan zij het eigen personeel trachten te sturen middels interne instructies, die bij de bedrijfsvoering in acht genomen dienen te worden of bijvoorbeeld het autogebruik te verminderen. Van de gemeente als doelgroep gaat een grote voorbeeldfunctie uit.
In de meerjarenbegroting 2012-2015 is jaarlijks een bedrag van € 25.000,-- opgenomen voor “duurzaam bouwen”. Dit bedrag is vanuit de algemene middelen vrijgemaakt en vloeit voort uit het coalitieprogramma. Verder zijn er geen financiële middelen voor duurzaamheid gereserveerd. Bij het voor ogen staande beleid en de hieruit voortvloeiende actiepunten is rekening gehouden met de bestaande financiële beperkingen. Primair is de insteek dat als gevolg van nieuw beleid geen extra kosten gemaakt worden. Waar mogelijk zal gekozen worden voor participatie door doelgroepen. Denk daarbij aan energieleveranciers, het lokale bedrijfsleven en projectontwikkelaars/woningverenigingen. Voor zover toch extra kosten uit acties voortvloeien zal nagegaan worden in hoeverre een bijdrage van bijvoorbeeld de rijksoverheid in de kosten mogelijk is. Indien er toch uit de eigen middelen gelden vrijgemaakt dienen te worden willen we daarvoor de post “duurzaam bouwen” aanwenden.
In hoeverre kan voor de financiering van extra projecten een beroep worden gedaan op financiële middelen, die door provincie of op landelijk niveau beschikbaar zijn gesteld? De op voorhand momenteel bekend zijnde bijdragemogelijkheden worden onderstaand aangetroffen.
Voor de periode 2010-2014 heeft de provincie Limburg het beleidskader ISV3 vastgesteld. Via ISV wordt een bijdrage geleverd aan de vitaliteit en leefbaarheid van steden en wijken. Projecten dienen door de “projectgemeenten” uiterlijk 1 juli 2011 ingediend te zijn. Door de gemeente Eijsden-Margraten is inmiddels een subsidieaanvrage ingediend voor de geluidsanering van de A-lijstwoningen Margraten.
Stimuleringsregeling voor duurzame energie 2011
Deze regeling was op 1 juli 2011 opengesteld en geldt voor bedrijven die uit duurzame bronnen energie willen gaan leveren. 2012 bestaat vooralsnog geen duidelijkheid
Van 2010 tot eind 2011 liep de LES-regeling, waarbij door gemeenten aan eigenaren van woningeneen subsidie werd verstrekt voor het treffen van energiebesparende maatregelen danwel het treffen van duurzame energiemaatregelen. De provincie Limburg nam deel aan het project middels cofinanciering. Aan dit project nam Eijsden-Margraten niet deel.
Begin 2012 werd door het provinciaal bestuur een energiefonds ontwikkeld, waarvoor € 28 miljoen werd vrijgemaakt. Dit fonds richt zich op de financiële ondersteuning van initiatieven met betrekking tot energiebesparing, duurzame energieopwekking en innovaties op het gebied van duurzame energie. De doelgroepen zijn particulieren, bedrijven en non-profitorganisaties. Maar liefst € 20 miljoen werd vrijgemaakt voor leningen, terwijl € 8 miljoen gereserveerd werd voor subsidies aan particulieren. Het energiefonds zal gefaseerd van kracht gaan, waarbij de subsidieregeling in mei 2012 in zal gaan.
Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVn)
De gemeente heeft de mogelijkheid om aan te sluiten bij het SVn. Deze instantie beheert voor deelnemende gemeenten revolverende investeringsfondsen. Uit deze fondsen worden op aanwijzing van de deelnemende gemeenten tegen een lage rente leningen aan particulieren en andere initiatiefnemers van projecten op het brede terrein van wonen en stedelijke vernieuwing. Voor welke activiteiten en onder welke voorwaarden leningen verstrekt worden bepaalt de gemeente zelf. De raad van de gemeente Eijsden-Margraten heeft in het kader van de vaststelling van de programmabegroting 2012 besloten om financiële middelen beschikbaar te stellen ten behoeve van startersleningen. De starterslening overbrugt het verschil tussen de verwervingskosten (koopsom + bijkomende kosten) van de woning en het bedrag dat de starter maximaal kan lenen volgens de normen van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG).
Men zou voor het treffen van nader aan te geven duurzame investeringen een soortgelijke mogelijkheid kunnen openen. Omdat de uitgeleende bedragen weer terugvloeien in het fonds komen de gelden weer opnieuw beschikbaar voor leningen. Daarmee ontstaat een revolving fund.
De Europese Unie kent diverse fondsen waarvoor ook gemeenten in aanmerking kunnen komen. Op het gebied van energie bestaan in principe de volgende subsidiemogelijkheden:
Het subsidieprogramma Interreg IV C staat voor interregionale samenwerking. Hierin kunnen Nederlandse regio's met alle andere lidstaten van de EU samenwerken. Interreg IVC wordt gecoördineerd door het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het Rijk stimuleert INTERREG B en C-aanvragen door een projectstimuleringsregeling en door cofinanciering. Voor 2011 zijn echter bij het Rijk geen gelden meer beschikbaar.
b. Life+, pijler “milieubeleid en bestuur”
Binnen deze pijler staan innovatie en proefprojecten centraal. Projectvoorstellen dienen (via Agentschap) bij EU ingediend te worden. Geadviseerd wordt om een projectvoorstel voor te bespreken met het Agentschap. Subsidie vindt plaats op basis van cofinanciering (max 75%)
Zoals uit bovenstaande kan worden afgeleid, zijn de voorhanden zijnde financiële stimuleringsbronnen beperkt.
5.5 Speerpunten gemeentelijk beleid
Onderstaand zijn in een overzicht een aantal potentiële speerpunten op het gebied van duurzaamheid en klimaatbeleid weergegeven. Daarbij zijn tevens per speerpunt het voor ogen staande ambitieniveau, de mogelijke acties, het jaar van uitvoering alsmede de hieraan verbonden kosten vermeld. Bij de kosten handelt het niet om de additionele kosten doch om de extra kosten, verbonden aan acties doch die als gevolg van het voor ogen staande beleid en daaruit voortvloeiende acties. Bij het ambitieniveau is grotendeels rekening gehouden met de bestaande financiële beperkingen.