Organisatie | Overbetuwe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rechtspositie wethouders 2014 |
Citeertitel | Verordening rechtspositie wethouders 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Rechtspositie wethouders gemeente Overbetuwe 2014.pdf |
De Verordening voorzieningen wethouders gemeente Overbetuwe 2007 wordt ingetrokken.
Gemeentewet, art. 44, tweede en derde lid en artikel 147 van de Gemeentewet, artikelen 23, eerste lid en 27a, vijfde lid van het Rechtspositiebesluit wethouders.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-11-2014 | 01-07-2014 | 01-01-2019 | nieuwe regeling | 28-10-2014 Officiele bekendmakingen, Gemeenteblad nr. 62297, 4-11-2014 | 14RB000057 |
15-11-2007 | 01-01-2007 | 01-07-2014 | nieuwe regeling | 30-10-2007 Hét Gemeente Nieuws; 14-11-2007 | 07RB000175 |
De raad van de gemeente Overbetuwe;
gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders van 2 september 2014;
gelezen het advies van de voorbereidende vergadering van 7 oktober 2014;
gelet op artikelen 44, tweede en derde lid en artikel 147 van de Gemeentewet,
gelet op de artikelen 23, eerste lid en 27a, vijfde lid van het Rechtspositiebesluit wethouders;
Artikel 2 Reiskosten woon-werkverkeer
De tegemoetkoming voor het reizen tussen zijn woning en de plaats van tewerkstelling van de wethouder is gelijk aan de vergoeding bedoeld in artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.
Artikel 3 Zakelijke reiskosten
Aan de wethouder wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2 vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 2 bedoelde reizen ten behoeve van de gemeente gemaakt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 en artikel 5a van de Regeling Rechtspositie Wethouders.
De wethouder kan gedurende het wethouderschap beschikken over een persoonlijk budget van € 5.000. Bij aanvang van de benoemingsperiode wordt voor de gehele periode het budget toegekend. Voor een volgende zittingsperiode kan dit bedrag door het college geïndexeerd worden conform het dan van toepassing zijnde prijsindexcijfer gezinshuishoudingen van het CBS. Als de wethouder in enig jaar niet volledig beschikt over het hem ter beschikking staande budget, mag over het restant beschikt worden in een volgend jaar. Als het wethouderschap tussentijds eindigt, wordt het budget herrekend op basis van de daadwerkelijke benoemingsperiode van de wethouder. Als bij het einde van de daadwerkelijke benoemingsperiode door de wethouder meer is besteed dan naar evenredigheid van de benoemingsduur hem ter beschikking zou staan, dient hij het meerdere aan de gemeente te vergoeden tenzij het college heeft besloten dat de meerkosten voor rekening van de gemeente komen. Als bij het eind van de daadwerkelijke benoemingsduur door de wethouder minder is besteed dan het hem ter beschikking staande budget dan wel het budget dat hem naar evenredigheid van de benoemingsduur ter beschikking zou staan, vervalt het restant aan de gemeente. Uitgaven ten laste van dit budget mogen slechts worden gedaan voor zover ze specifiek zijn gemaakt voor het werk als wethouder voor zover die de kwaliteit van dat werk verbeteren.
De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, kunnen door de wethouder gedeclareerd worden uit zijn persoonlijk budget. Noodzakelijke reis- en verblijfskosten die verband houden met congres, cursus, seminar en symposium voor zover gehouden buiten de gemeente, kunnen ten laste van dit budget gedeclareerd worden tot het niveau zoals gesteld in artikel 4.
De wethouder kan kosten met betrekking tot het gebruik van een computer/laptop/tablet, en/of aanschaf/ reparatie van de computer/laptop/tablet declareren uit het persoonlijk budget. De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente. Vaste abonnementskosten van internet, ISDN of kabel zijn, evenals gesprekskosten, uitgesloten van declaratie.
Artikel 7 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming
De wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt heeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:
Gezien de Wet op de loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van die wet aan de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 28a van het Rechtspositiebesluit wethouders voor zover deze voor de gemeente Overbetuwe van toepassing zijn.
In het geval strikte toepassing van deze verordening, gelet op het rechtspositionele belang van de wethouder, naar zijn oordeel leidt tot onbillijkheid, kan het college afwijken van het bepaalde in deze verordening.
Artikel 13 Intrekking oude regeling
De Verordening voorzieningen wethouders gemeente Overbetuwe 2007 wordt ingetrokken.
Aldus besloten in zijn openbare vergadering
van 28 oktober 2014.
DE RAAD VOORNOEMD,
de griffier,
A.J. van den Brink MBA.
de voorzitter,
drs A.S.F. van Asseldonk.
De regeling van de rechtspositie van wethouders vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB, ministeriële regeling en gemeentelijke verordening.
Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe is tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders. Enkele vergoedingen voor wethouders die gelijk zijn aan die voor rijksambtenaren, maar voor hen voorheen in verschillende regelingen waren opgenomen waarnaar in het verleden werd verwezen, zijn om pragmatische redenen sinds 1 januari 2004 opgenomen in een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen.
Hoofdlijnen gemeentelijke verordening
In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders en de Verordening rechtspositie wethouders. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.
De verordening rechtspositie wethouders bevat bepalingen inzake:
– reis- en verblijfkosten van wethouders, waarbij voor wethouders een onderscheid is gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 2 t/m 4);
– beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan wethouders en faciliteiten in de vorm van deelname van wethouders aan cursussen, congressen, en dergelijke (artikel 6);
– reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige wethouder (artikel 7);
– de procedure van declareren (artikelen 9 t/m 11).
De arbeidsverhouding van de wethouder
Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. De uitkering na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).
De loon- en inkomstenbelasting
Als de gemeente de Werkkostenregeling heeft ingevoerd dan gelden er alleen nog maar netto (on)kostenvergoedingen.
Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:
– welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);
– welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;
– kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt);
– voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.
Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende:
De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de wethouder, maar worden direct door de gemeente voldaan.
Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed.
Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven van de wethouder op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.
Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed
Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt.
Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.
Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.
In verband hiermee is, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven en declaratie van vooruitbetaalde kosten.
In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zonodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.
Zaken die uit de vaste onkostenvergoeding bekostigd moeten worden zijn onder andere:
De kosten voor computer- en communicatieapparatuur en mobiele telefoon maken geen onderdeel uit van de vaste onkostenvergoeding (zie artikel 5 en 6).
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting
Artikel 2 en 3 Reiskosten woon-werk en zakelijke reiskosten
Voor wethouders is een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders (artikel 23) en de Regeling rechtspositie wethouders (artikel 3). Dit betekent dat kosten voor openbaar vervoer volledig vergoed worden en bij gebruik van een auto € 0,15 per afgelegde kilometer.
De zakelijke reiskosten (dienstreizen), indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, worden volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt). Indien gemaakt met de eigen personenauto is de vergoeding in 2014 € 0,28 per afgelegde kilometer. De kilometervergoeding is, voor zover die meer bedraagt dan € 0,19, belast.
Voor zakelijke kilometers kan, zoals gezegd, een onbelaste vergoeding worden verleend van maximaal € 0,19 per kilometer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Vergoedingen die daarboven uitgaan zijn voor dat hogere deel belast.
Voor de verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op het rechtspositiebesluit wethouders.
Artikel 4 Buitenlandse dienstreis
Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland en bijbehorende Reisregeling (Reisregeling buitenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 12 september 1994, nr. AD94/94/U1011, Stcrt. 181) zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privéreis.
Het persoonlijk budget betreft een geoormerkt bedrag dat per ambtsperiode voor de wethouder wordt gereserveerd. Hier kunnen de kosten genoemd in artikel 6 uit vergoed worden.
Een wethouder kan gedurende het wethouderschap per volledige zittingsperiode beschikken over een budget van € 5.000 (4 jaar x € 1.250). De ervaring van de afgelopen jaren heeft geleerd dat dit bedrag in beginsel voldoende is. Dit budget is geoormerkt voor specifieke uitgaven. Bij onderbesteding vervalt het aan de gemeente en bij overbesteding zal de wethouder in eerste instantie het verschil uit eigen middelen moeten bekostigen, tenzij er een collegebesluit aan ten grondslag ligt dat de meerkosten betaald worden door de gemeente.
Vergoedingen of verstrekkingen van een mobiele telefoon zijn geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt.
Voor zover de in bruikleen beschikbaar gestelde mobiele telefoon voor privé-doeleinden is gebruikt, waarbij de kosten de normale belbundel overstijgen, kan een verrekening van de gesprekskosten plaatsvinden.
Artikel 7 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming
Sinds de dualisering van het gemeentebestuur kunnen personen van buiten de gemeenteraad tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 7 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast.
Met ingang van 1 januari 2015 of met het inwerking treden van de Werkkostenregeling bij de gemeente Overbetuwe, wordt de Werkkostenregeling vastgesteld. Na vaststelling hiervan is dit artikel van toepassing.
De WKR moet verplicht worden ingevoerd en houdt in dat de werkgever een vrij beschikbare ruimte heeft van 1,2 procent van de totale fiscale loonsom, die besteed mag worden aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers. Geeft de werkgever meer uit aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen binnen de werkkostenregeling dan de vrij beschikbare ruimte, dan betaalt de werkgever een naheffing van 80% over het meerbedrag boven de vrij beschikbare ruimte.
In artikel 9 zijn de twee wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 10 t/m 11 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden.
Artikel 10 Declaratie van vooruitbetaalde kosten
Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:
– zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;
– reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;
– reis- en pensionkosten en verhuiskosten.
Artikel 11 Rechtstreekse facturering bij de gemeente
Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:
– deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door wethouders;
zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;
contributie van lidmaatschap van landelijke beroepsvereniging;
– reis- en pensionkosten en verhuiskosten;
– reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders.
Met uitzondering van rechtstreekse facturen van deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia, dient een betaalopdracht bijgevoegd te worden bij de factuur.