Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Overbetuwe

Verordening voorzieningen raads- en burgerleden gemeente Overbetuwe 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Overbetuwe
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen raads- en burgerleden gemeente Overbetuwe 2014
CiteertitelVerordening voorzieningen raads- en burgerleden gemeente Overbetuwe 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Verordening voorzieningen raads- en commissieleden gemeente Overbetuwe 2010, zoals vastgesteld bij besluit van 11 maart 2010, wordt ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet: artikel(en) 95 tot en met 99, artikel 147
  2. Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-04-201427-03-201401-07-2014nieuwe regeling

27-03-2014

www.officielebekendmakingen.nl, gemeenteblad 18400, 2 april 2014

14RB000026
18-03-201011-03-201027-03-2014nieuwe regeling

11-03-2010

Hét Gemeente Nieuws; 17-03-2010

10RB000021
06-03-200811-10-200611-03-2010nieuwe regeling

26-02-2008

Hét Gemeente Nieuws; 05-03-2008.

08RB000074

Tekst van de regeling

Ons kenmerk: 14RB000026

Nr. 6

De raad van de gemeente Overbetuwe;

gelezen het raadsvoorstel van 3 maart 2014;

gelet op artikel(en) 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Verordening voorzieningen raads- en burgerleden

Gemeente Overbetuwe 2014

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat on¬der:

  • a.

    Burgerlid: een door de raad benoemd lid van de fractie, die namens de fractie mag deelnemen aan het raadspreekuur en voorronden;

  • b.

    Persoonlijk budget: 26% per jaar van het bedrag vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

  • c.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;

  • d.

    Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;

  • e.

    Reisregeling buitenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 12 september 1994, nr. AD94/94/U1011, Stcrt. 181;

  • f.

    Voorronde: een of meerdere vergaderingen, als bedoeld in artikel 19, eerste van het Reglement van orde politieke avond gemeente Overbetuwe, met als doel voorbereiding op toekomstige besluitvorming;

  • g.

    Verplaatsingskostenregeling 1989: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 20 oktober 1989, nr. AB87/74/U6DGMP/AV/FAR, Stcrt. 212.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

De vergoeding voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 5 vastgestelde maximum, zoals vermeld in tabel I van dit besluit.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

De vergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten is gelijk aan het maximale bedrag voor gemeenteklasse 5, zoals vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1.

    Hij of zij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoeding, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij of zij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 2.

    De betalingen van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, gebeurt in maandelijkse termijnen.

Artikel 5 Reiskosten

  • 1.

    De voor de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan het raadslid vergoed.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 2 van de Reisregeling binnenland.

Artikel 6 Verblijfkosten

De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten ter zake van reizen buiten het

grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed.

Artikel 7 Persoonlijk budget ter vergoeding van kosten voor cursus, congres,

seminar, symposium, computer, internet

  • 1.

    Ieder raadslid kan gedurende het lidmaatschap van de raad beschikken over een persoonlijk budget. Bij aanvang van de zittingsperiode wordt voor de gehele zittingsperiode het budget toegekend. Als een raadslid in enig jaar niet volledig beschikt over het hem ter beschikking staande budget, mag over het restant beschikt worden in een volgend jaar. Als het raadslidmaatschap tussentijds eindigt, wordt het budget herrekend op basis van de daadwerkelijke zittingsduur van het raadslid. Als het raadslidmaatschap tussentijds aanvangt wordt het budget berekend op basis van de nog te vervullen zittingsduur. Als bij het einde van de daadwerkelijke zittingsduur het raadslid meer heeft besteed dan hem naar evenredigheid van de zittingsduur ter beschikking zou staan, moet hij het meerdere aan de gemeente vergoeden. Als bij het einde van de daadwerkelijke zittingsduur het raadslid minder heeft besteed dan het hem ter beschikking staande budget dan wel het budget dat hem naar evenredigheid van de zittingsduur ter beschikking zou staan, vervalt het restant aan de gemeente. Uitgaven ten laste van dit budget mogen slechts worden gedaan voor zover ze specifiek zijn gemaakt voor het werk als raadslid voor zover die de kwaliteit van dat werk verbeteren.

  • 2.

    De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentebelang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd, komen voor rekening van de gemeente.

  • 3.

    Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, kunnen door dat raadslid gedeclareerd worden uit zijn persoonlijk budget. Noodzakelijke reis- en verblijfkosten die verband houden met congres, cursus, seminar en symposium voor zover gehouden buiten de gemeente, kunnen ten laste van dit budget gedeclareerd worden tot het niveau zoals in artikel 5, tweede lid, sub a. en b. van deze verordening, is gesteld.

  • 4.

    Het raadslid kan kosten met betrekking tot het gebruik van een computer en/of aanschaf/reparatie van de computer declareren uit het persoonlijk budget. Het gaat hierbij zowel om de apparatuur als de software. Daarbij zijn vaste abonnementskosten van internet evenals aansluit- en gesprekskosten e.d. uitgesloten van declaratie.

Artikel 8 Uitkering bij aftreden

Bij aftreden wordt geen uitkering ten laste van de gemeente toegekend.

Artikel 9 Collectieve verzekering

Voor de leden van de raad worden geen collectieve verzekeringen afgesloten, waarbij wordt voorzien in de opbouw van een ouderdomspensioen en in geldelijke voorzieningen bij invaliditeit en overlijden.

Artikel 10 Tegemoetkoming ziektekosten

Voor de leden van de raad wordt geen regeling getroffen betreffende een tegemoetkoming ter zake van ziektekosten, waaronder de premie van een verzekering tegen ziektekosten.

Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, kan op verzoek van een raadslid worden verlaagd in het geval hij een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

  • 1.

    In het geval dat een lid van de raad een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2.

    In het geval dat een lid van de raad een uitkering op grond van het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 13 Scholing

Voor de leden van de raad wordt er geen regeling getroffen betreffende een tegemoetkoming

voor scholing in verband met het raadslidmaatschap.

Artikel 14 Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 1.

    De artikelen 2 tot en met 4 en 7 tot en met 12 blijven van toepassing op het raadslid aan wie op grond van artikel X10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit raadslid op grond van artikel 3 ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is. Inzake de vergoeding bedoeld in artikel 7, eerste lid, wordt naar evenredigheid van de vervangingsperiode een bedrag in mindering gebracht.

  • 2.

    De artikelen 1 tot en met 6 en 8 tot en met 12 zijn van toepassing op raadsleden die tijdelijk worden benoemd ter vervanging van een raadslid dat op grond van artikel X10 van de Kieswet tijdelijk ontslag heeft verkregen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte. De vergoeding bedoeld in artikel 7, eerste lid, wordt naar evenredigheid toegekend.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor burgerleden (niet zijnde raadsleden)

Artikel 15 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

Een burgerlid ontvangt per avond voor het bijwonen van het raadspreekuur en/of een voorronde een vergoeding die gelijk is aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 3 vastgestelde maximum.

Artikel 16 Reis- en verblijfkosten

Voor de reis- en verblijfkosten wordt een vergoeding verstrekt conform de artikelen 5 en 6.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 17 Hardheidsclausule

De raad kan één of meerdere artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van het vergoeden van kosten, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 18 Intrekking oude regeling

De Verordening voorzieningen raads- en burgerleden en gemeente Overbetuwe 2010, zoals vastgesteld bij besluit van 11 maart 2010, wordt ingetrokken.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot en met 27 maart 2014

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen raads- en burgerleden gemeente Overbetuwe 2014.

Aldus besloten in zijn openbare vergadering

van 27 maart 2014.

DE RAAD VOORNOEMD,

de griffier,de voorzitter,
   
   
drs. A.J. van den Brink MBAdrs. A.S.F. van Asseldonk

Toelichting bij de Verordening voorzieningen raads- en burgerleden gemeente

Overbetuwe 2014

Algemene toelichting

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van raadsleden en burgerleden vindt op drie niveaus plaats, te weten bij wet, Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) en gemeentelijke verordening. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe is tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Daarin zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, zijn in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor de secundaire voorzieningen van raadsleden, zoals de uitkering bij aftreden, een pensioenvoorziening en de beschikbaar-stelling van computer- en communicatieapparatuur, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en burgerleden. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemd rechtspositiebesluit.

De verordening bevat bepalingen inzake:

de beloning voor de werkzaamheden van raads- en burgerleden;
een vaste algemene onkostenvergoeding voor raadsleden;
reis- en verblijfkosten van raads- en burgerleden;
faciliteiten in de vorm van deelname van raadsleden aan cursussen, congressen e.d., en faciliteiten voor de aanschaf en het gebruik van een p.c. / laptop / tablet.

De arbeidsverhouding van het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoor- ziening van bijvoorbeeld het ABP. Raadsleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomens- afhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Op deze onderdelen kunnen eigen voorzieningen worden getroffen; of voorgeschreven in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden dan wel eventueel specifiek in deze verordening. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbe-lasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Raadsleden kunnen hun inkomsten als raadslid wel onder de Wet op de loonbelasting brengen (fictief werknemersschap). Over het algemeen maken zij daar ook gebruik van.

De loon- en inkomstenbelasting

Opting in-regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst, dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij, zoals gezegd, vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden.

De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken, als de vergoeding van reis- en verblijfskosten. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het

winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als

winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijke zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting. Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering en die niet in de bedrijfsvoering zitten. Voorzieningen die vallen binnen de bedrijfsvoering is de deelname aan cursussen en congressen, e.d. die georganiseerd zijn door gemeente. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten, maar onbelast kunnen worden vergoed zijn o.a. de reis- en verblijfkosten. Daarnaast blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven het raadslid op basis van declaratie krijgt vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed; voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de artikelsgewijze toelichting (artikel 3) wordt aangegeven om welke beroepskosten het gaat. Voor hen die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. De gemeenteraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum. De afwijking naar beneden kan op twee manieren:

-de raad stelt de raadsvergoeding in algemene zin lager vast op een percentage tussen 80 en 100 van het door de minister vastgestelde maximum;
-de raad stelt vast dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn;
-de raad stelt een combinatie van bovenstaande mogelijkheden vast.

Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden. Met name de tweede optie, waarbij de (eventueel verlaagde) raadsvergoeding wordt gebaseerd op het aantal per jaar te houden vergaderingen, zal bij toepassing veel extra administratie vergen. Daarom is gekozen voor een vergoeding die gelijk is aan tabel I van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig, omdat in deze verordening in algemene zin is aangegeven dat de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum.

De raadsvergoeding wordt aangepast bij indeling in een hogere gemeenteklasse of bij overgang naar een andere klasse bij stijging of daling van het inwonertal.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het raadslidmaatschap verbonden kosten.

De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

representatie (kleding);
vakliteratuur;
contributies, lidmaatschappen;
telefoonkosten;
bureaukosten, portokosten;
zakelijke giften;
bijdrage aan fractiekosten;
ontvangsten thuis
excursies.

Sinds 1 januari 2010 zitten daarin niet langer de kosten voor computer, internet, cursussen, congressen, seminars of symposia. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie artikel 7).

De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste onkostenvergoeding zonder brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de vergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte Inkomstenbelasting.

De hoogte van de onkostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor raadsleden het maximale bedrag van de onkostenver-goeding aangegeven. In artikel 3 is de hoogte van de onkostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Ook de onkostenvergoeding kan door de raad op een lager bedrag worden bepaald, dat echter niet lager mag zijn dan 80% van het door de minister vastgestelde maximum. Het bedrag is gelijk gesteld aan het maximum bedrag, zoals genoemd in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en burgerleden.

Het bedrag van de onkostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de kostenvergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

Dit artikel geeft aan wanneer de vaste vergoeding wordt uitbetaald (eerste lid) en hoe

(tweede lid).

Artikel 5 Reiskosten

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werk-verkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en burgerleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

Aan burgerleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoeding worden gegeven van reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente. De gemeente Overbetuwe heeft hiervoor niet gekozen.

Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden geen eigen vergoedings-regeling is opgenomen, is in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, aansluiting gezocht bij de vergoedingsregeling voor wethouders, die, zoals gezegd, overeenkomt met de vergoedingen in de Reisregeling binnenland. Daardoor wordt het aantal regelingen waarnaar verwezen zou kunnen worden, beperkt.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt. De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast.

Artikel 6 Verblijfkosten

Dit artikel regelt de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding wordt toegekend als het raadslid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. Daarvoor gelden dezelfde maxima als voor het rijkspersoneel.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 7 Persoonlijk budget ter vergoeding van kosten voor cursus, congres,

seminar, symposium, computer, internet

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door de gemeente of vanwege het gemeentelijke belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. De kosten voor cursussen e.d., die door de gemeente zijn georganiseerd zijn voor rekening van de gemeente zelf. De kosten van cursussen, e.d. waaraan een raadslid op eigen initiatief deelneemt, kunnen gedeclareerd worden uit het persoonlijke budget. Dit bekent ook dat de bijhorende reis- en verblijfkosten, als deze buiten het grondgebied van de gemeente vallen, vergoed kunnen worden uit het persoonlijke budget. Partijpolitiek gebonden bijeenkomsten vallen niet onder deze regeling.De bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbe- lasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. In het Koninklijk besluit van 22 december 2005 wordt de mogelijkheid aangeboden om een computer in bruikleen ter beschikking te stellen dan wel een tegemoetkoming te verlenen. Er wordt van uitgegaan dat raadsleden de computer niet geheel of nagenoeg geheel zakelijk zullen gebruiken. Dit betekent dat zowel de terbeschikkingstelling als de daaraan gekoppelde tegemoetkoming zal worden belast. In de gemeente Overbetuwe is gekozen voor de vergoedingstechniek: via het persoonlijk budget kan het raadslid een vergoeding krijgen. Naast de kosten voor de aanschaf van een computer, kunnen ook de kosten met betrekking tot het gebruik van deze middelen uit het persoonlijke budget vergoed worden. De vaste abonnementskosten, evenals gespreks- en printkosten door derden (bijvoorbeeld een copyshop) zijn hierbij uitgesloten. Wel komen voor vergoeding in aanmerking de overige kosten van gebruik, zoals printpapier en inktpatronen.

Onderstaande kostencomponenten kunnen uit het persoonlijk budget worden betaald:

personal computer
laptop
tablet
software (bijv. antivirusprogramma)
printer
printpapier
inktpartonen
cursus
congres
seminar
symposium
reiskosten buiten de gemeente

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 8 Uitkering bij aftreden, 9 Collectieve verzekering, en 10 Tegemoetkoming

ziektekosten

Deze artikelen hebben betrekking op secundaire voorzieningen voor raadsleden, waarbij de gemeente alle vrijheid heeft om deze voorzieningen al dan niet te treffen. Van de regelingen betreffende uitkering bij aftreden (artikel 8), collectieve verzekering (artikel 9) en een tegemoetkoming in de ziektekosten (artikel 10) wordt geen gebruik gemaakt. Het raadslidmaatschap wordt binnen deze gemeente namelijk niet als een substantiële inkomstencomponent gezien.

Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In de motie Slob (kamerstukken II, 2204-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In de WAO en de WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuit-kering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raadsleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door raadsvergoeding, een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling (en een eventuele aantasting van de bijhorende rechten als bijvoorbeeld geen aanvulling meer tot het 65ste levensjaar). Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raadszetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kan de gemeente hiervoor een voorziening treffen. Deze voorziening is in artikel 11 te vinden. In dit artikel is geregeld dat, op aanvraag een raadslid, een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid (en een eventuele aantasting van de samenhangende rechten).

Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

Artikel 20 van de Werkeloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkeloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WW-uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het besluit werkeloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot raadslid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het raadslidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dit artikel regelt de verstrekking van een dergelijke compensatie voor zover de korting de raadsvergoeding overschrijdt.

Artikel 13 Scholing

Dit artikel heeft ook betrekking op secundaire voorzieningen voor raadsleden, waarvoor de gemeente alle vrijheid heeft om deze voorzieningen al dan niet te treffen. In de verordening wordt geen regeling getroffen betreffende een tegemoetkoming in de kosten van scholing in verband met het raadslidmaatschap. Er zijn namelijk andere mogelijkheden die als uitputtend worden gezien. Cursussen, e.d., aangeboden door de gemeente worden door de gemeente zelf vergoed. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid om cursussen, e.d., op bepaalde voorwaarden uit het persoonlijke budget te vergoeden.

Artikel 14 Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of

ziekte

Raadsleden kunnen tijdelijk worden vervangen wegens zwangerschap en bevalling dan wel wegens langdurige ziekte. De regeling daarvan is opgenomen in de Kieswet, omdat het te vervangen raadslid tijdelijk ontslagen wordt. In de vacature wordt voorzien door de tijdelijke benoeming van de vervanger. Er is steeds sprake van een vaste periode van 16 weken. Door zowel het tijdelijk ontslag, de tijdelijke benoeming en de vaste periode van vervanging is het niet nodig dat tussen beiden een afspraak wordt gemaakt over de duur van vervanging. Het is hierdoor ook niet mogelijk weer binnen de termijn van 16 weken het raadslidmaatschap te hervatten. Evenmin is het mogelijk de vervanging nog even voort te laten duren, tenzij opnieuw een verzoek wordt gedaan voor een tijdelijk ontslag. Bij inwilliging van dat verzoek, is opnieuw sprake van een periode van 16 weken. Binnen één raadsperiode kan echter per lid niet meer dan driemaal gebruik worden gemaakt van het recht (dus in totaal 48 weken). Twee op elkaar aansluitende perioden van 16 weken tellen ook als twee perioden, zodat in de resterende zittingsduur nog maar één vervanging mogelijk is. Het is niet vaker mogelijk in verband met de continuïteit voor de vervulling van het raadslidmaatschap. Het is toch het betrokken lid dat in eerste instantie is gekozen in de raad. De mogelijkheid moet dan ook in eerste instantie worden gezien als een tegemoetkoming aan het betrokken lid om bij zwangerschap en bevalling dan wel langdurige ziekte niet gehinderd te worden door de druk om onder deze omstandigheden toch bij het besluitvormingsproces aanwezig te moeten zijn. Het gaat dan ook om een recht en niet om een plicht.

In dit artikel worden o.a. de vergoedingen geregeld. Het raadslid dat tijdelijk wordt ontslagen krijgt een volledige vergoeding voor de werkzaamheden en de helft van de onkostenvergoeding. Degene die vervangt krijgt een volledige vergoeding voor de werkzaamheden en een volledige onkostenvergoeding. Het persoonlijk budget wordt naar evenredigheid uitgekeerd. Dit betekent dat de vervanger bij de maximale termijn van drie vervangingsperiodes, een maximum bedrag van afgerond € 852vergoed kan krijgen via het persoonlijk budget. De maximale vervangingsperiode bedraagt ongeveer een jaar. Raadsleden kunnen voor de raadsperiode van 2014-2018afgerond € 3.694uit hun persoonlijk budget declareren. Dit totaalbedrag gedeeld door 4 geeft afgerond een maximum bedrag vanafgerond € 923 per jaar. Er is iedere keer sprake van een vaste periode van 16 weken voor vervanging. Concreet betekent dit dat voor een vervangingsperiode van 16 weken een maximum van afgerond € 284 vergoed kan worden, bij 32 weken: € 568 en bij 48 weken: € 852. Bij degene die wordt vervangen, worden deze bedragen naar evenredigheid in mindering gebracht op het persoonlijk budget.

Het artikel bepaalt dat de bedragen naar evenredigheid worden toegekend. De bedragen worden niet concreet benoemd in het artikel. Het persoonlijk budget is namelijk een bepaald percentage (26%, vastgesteld door de raad op 11 maart 2010) van de onkostenvergoeding voor raadsleden. Deze onkostenvergoeding wordt regelmatig door het Ministerie van BZK aangepast, waardoor ook de genoemde bedragen in verband met vervanging in de toekomst aangepast moeten worden. Hiervoor hoeft dan niet telkens de gehele verordening te worden aangepast.

In de artikelen X10, X11 en X12 van de Kieswet zijn de voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan voor een vervanging, de datum van ingang en beëindiging van de vervanging. De verklaring van een verloskundige dan wel behandelend arts is bepalend voor de aanvang van de vervanging. De benoeming van de vervanger kan later plaatsvinden, maar wijzigt het tijdstip van het einde van het tijdelijk ontslag niet. De feitelijke vervanging kan daardoor korter zijn dan 16 weken. Na afloop van de termijn van 16 weken wordt zonder enig onderzoek of besluit de oude situatie hersteld. Dat geldt zowel voor de hervatting van het raadslidmaatschap, het einde van het tijdelijk raadslidmaatschap als de rechtspositionele aspecten daarvan.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor burgerleden (niet zijnde raadsleden)

Artikel 15 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor burgerleden geregeld. Deze bepaling geldt niet voor leden die tevens raadslid zijn. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebe-sluiten en elders in deze verordening. De hoogte van het presentiegeld wordt in deze verordening vastgesteld op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen, inclusief bijzondere beloningen. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van het presentiegeld is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.

Artikel 16 Reis- en verblijfkosten

Voor de reis- en verblijfkosten van burgerleden wordt een vergoeding verstrekt die gelijk is aan de vergoeding die verstrekt wordt aan de raadsleden, zoals bepaald in de artikelen 5 en 6 van de verordening. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als een burgerlid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. Daarnaast worden de kosten alleen vergoed als deze buiten het gemeentelijke grondgebied vallen. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 17 Hardheidsclausule

Indien gelet op het belang van het vergoeden van de kosten, bepalingen van deze verordening tot een onbillijkheid van overwegende aard zouden leiden, dan is de raad bevoegd om het gestelde in deze verordening buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. Het spreekt voor zich dat uiterst zorgvuldig en transparant met deze mogelijkheid moet worden omgegaan.

Artikel 18 Intrekking oude regeling

Hiermee wordt de bestaande regeling ingetrokken.

Artikel 19 Inwerkingtreding

De verordening wordt bekendgemaakt op www.officielebekendmakingen.nl met een elektronisch gemeenteblad en treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking. De verordening werkt terug tot en met 27 maart 2014. Daarnaast wordt deze verordening ter kennisgeving naar Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland gestuurd, zoals artikel 98 van de Gemeentewet voorschrijft.

Artikel 20 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.