Organisatie | Overijssel |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Planschadeverordening Overijssel 2012 |
Citeertitel | Planschadeverordening Overijssel 2012 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 16-5-2012
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal blad 2012/0204663
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | wijziging art. 3, lid 2 | 11-12-2019 | |||
31-08-2012 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 16-05-2012 Provinciaal blad 2012/0204663 | PS/2012/236 |
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is in hoofdstuk 6 een regeling opgenomen voor de afwikkeling van verzoeken om vergoeding van zogenaamde planschade, schade die eigenaren en andere rechthebbenden kunnen lijden als gevolg van planologische besluiten van overheidsorganen.
De Wro spreekt van een verzoek om tegemoetkoming in de planschade. Dit vindt zijn grondslag in de nadrukkelijke wens om ook in de planschade het maatschappelijk risico expliciet mee te laten wegen in het besluit over de vergoeding van planschade. Volledige vergoeding van planschade is daarom uitgesloten na invoering van Wro in 2008, er wordt altijd een korting toegepast uit hoofde van het normaal maatschappelijk risico dat eenieder wordt geacht zelf te dragen. Dit, en andere inhoudelijke criteria voor de beoordeling van een verzoek zijn in de Wro opgenomen, en verder uitgewerkt in de bestaande jurisprudentie. Dit maakt geen deel uit van deze verordening die slechts het karakter van een procedureverordening heeft.
In de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) is geregeld dat planschade gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking kan komen, nadat daartoe een verzoek wordt gedaan. Tot 1 juli 2008 (de inwerkingtreding van de huidige Wro) was in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) geregeld dat alleen naar aanleiding van planologische besluiten op gemeenteniveau (bestemmingsplannen, vrijstellingen/ontheffingen) planschade kon ontstaan. Door de systematiek van deze WRO werden de gevolgen van provinciale planologische besluiten als onderdeel van een gemeentelijk besluit beoordeeld. Planschadeverzoeken konden dan ook niet worden gericht aan GS of PS.
Met de inwerkingtreding van de huidige Wro is in artikel 6.1 Wro een aantal provinciale besluiten opgenomen die tot planschade kunnen leiden. Daarnaast is nu geregeld dat verzoeken om een tegemoetkoming in planschade die hieruit voortvloeien door GS moeten worden beoordeeld. Voordat GS beslissen op een door burgemeester en wethouders, dienen zij zich daarover te laten adviseren door een externe adviseur, de planschadecommissie (artikel 6.1.3.2 Bro).
De hoofdregel is dat burgemeester & wethouders verzoeken om planschade behandelen, maar voor een aantal schadeoorzaken wijst artikel 6.6 Wro GS aan als het bestuursorgaan dat de aanvraag behandelt en een besluit neemt. Het gaat dan om de vaststelling door provinciale staten van een provinciaal inpassingsplan, en door GS verleende omgevingsvergunningen waarin wordt afgeweken van een bestemmingsplan of gemeentelijke beheersverordening. (artikel 2.12 lid 1 Wabo).
Artikel 6.1 lid 2 Wro noemt ook nog onderdelen van de door provinciale staten vastgestelde Omgevingsverordening (beschermingsregels ex artikel 41 lid 3 Wro) die ertoe leiden dat omgevingsvergunningen moeten worden geweigerd (uit hoofde van de artikelen 2.1 lid 1 sub c en 2.11 lid 1 Wabo). Bij de vaststelling van de Omgevingsverordening is er echter voor gekozen niet in dergelijke regels te voorzien, hetgeen is vastgelegd in artikel 1.1.3 van de Omgevingsverordening.
Artikel 6.1.3.3 Bro omschrijft welke formele zaken in de provinciale verordening moeten worden geregeld. Deze zien op de wijze waarop de adviseur wordt benoemd, alsmede de wijze waarop aanvrager, andere betrokken bestuursorganen en belanghebbenden daarin worden gekend, dan wel deze na aanwijzing kunnen wraken, en de manier waarop het advies tot stand komt.
Wro en Bro regelen voor het overige al de procedurele aspecten rond de behandeling van een aanvraag om vergoeding van planschade. In artikel 6.1.3.6 Bro is de beslistermijn voor GS vastgelegd, 8 weken na ontvangst van het advies van de commissie. Dit is echter geen termijn die een rechtsgevolg heeft, de aanvraag wordt niet automatisch toegewezen na het overschrijden van de beslistermijn. Wel ontstaat na overschrijding van de beslistermijn een grond om GS in verzuim te stellen en eventueel dwangsommen te laten verbeuren als bedoeld in de Wet dwangsom niet tijdig beslissen (artikel 4:17 Awb).
De termijnen die in deze verordening zijn opgenomen zijn ter vrije keuze, Wro noch Bro geven daarvoor voorwaarden. Er is wel zoveel mogelijk gepoogd tot een voortvarende behandeling van de aanvraag te komen. Na de benoeming is reeds na 16 weken een concept-advies voorhanden, daarna volgen nog maximaal 4 maanden tot een besluit van GS. De 16 weken voor het houden van een hoorzitting, het verzamelen van informatie, en het vervolgens opstellen van het concept-advies is in de praktijk zeker vlot te noemen. In de regel zal er binnen 6 maanden na de indiening van een verzoek een GS-besluit zijn.
Een aanvraag zal moeten worden ingediend bij burgemeester & wethouders van de gemeente waar de planologische maatregel betrekking op heeft. Deze wordt vervolgens doorgezonden aan GS. Binnen 4 weken na de ontvangst kunnen GS een kennelijk ongegronde aanvraag afwijzen, bijvoorbeeld vanwege het feit dat het schadeveroorzakende besluit al langer dan 5 jaar onherroepelijk is. Deze termijn bedraagt 8 weken vanaf het moment dat de aanvrager in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen. Wanneer er dan nog steeds geen volledige aanvraag is, kan naast de kennelijke ongegrondverklaring, de aanvraag ook buiten behandeling worden gelaten.
Is er sprake van volledige aanvraag, dan worden de aanvrager en andere belanghebbenden op de hoogte gebracht van de voorgenomen benoeming van de commissie, en wordt hen de mogelijkheid geboden een reactie in te dienen binnen twee weken. Hierop beslissen GS vervolgens weer binnen twee weken, met inachtneming van de eventuele reacties.
De commissie heeft vervolgens 16 weken om een ontwerpadvies op te stellen en aan GS, aanvrager, betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden te verzenden voor commentaar. Deze reacties dienen binnen 8 weken kenbaar te worden gemaakt, waarna de commissie binnen 6 weken het definitieve advies aan GS zendt. Ontbreken tijdige reacties, dan heeft de commissie 2 weken voor de verzending van het advies.
De volledige procedure die leidt tot een definitief advies aan GS duurt derhalve circa 8 maanden. Het betreft overigens alle termijnen van orde, er worden geen conclusies verbonden aan de overschrijding van de in de verordening en Bro genoemde termijnen.
GS zijn na ontvangst van het definitieve advies gehouden binnen 8 weken een besluit te nemen op de aanvraag.
Verzoekers kunnen in het geval van vertraging aandringen op een besluit met gebruikmaking van een ingebrekestelling wanneer niet binnen de termijn van 8 weken na het uitbrengen van het advies een besluit is genomen door GS.
Er wordt gekozen om 1 persoon als adviescommissie te benoemen. Wanneer het omvangrijke en complexe aanvragen betreft, bestaat de mogelijkheid drie leden in de commissie te benoemen. Omwille van eenduidigheid zal ten allen tijde worden gesproken van de commissie, ook wanneer er slechts een persoon is benoemd.
De leden van de commissie mogen niet betrokken zijn geweest bij de schadeoorzaak, bijvoorbeeld door het uitbrengen van een eerdere planschaderisicoanalyse voor het project. Hiermee wordt voorkomen dat er de vrees ontstaat voor vooringenomenheid van de commissie, welke immers al in eerder stadium een advies heeft uitgebracht aan een van de betrokken partijen.
ARTIKEL 3 DESKUNDIGHEID EN ONAFHANKELIJKHEID
De leden van de commissie mogen niet betrokken zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft. Tevens mogen de leden van de commissie niet werkzaam zijn bij, of ondergeschikt zijn aan of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het provinciebestuur of werkzaam zijn bij de gemeente waar de planologische maatregel betrekking op heeft.
De commissie houdt een hoorzitting, waar de aanvrager in de gelegenheid wordt gesteld de aanvraag toe te lichten en de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen. Daarnaast wordt een vertegenwoordiger van het college uitgenodigd en in de gelegenheid gesteld het standpunt van het college kenbaar te maken. Eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede andere belanghebbenden worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.
Alvorens een advies uit te brengen zendt de commissie binnen zestien weken na de dagtekening van de benoeming een ontwerp daarvan aan het college, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de belanghebbende. De commissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met ten hoogste vier weken verlengen.
[Toelichting: De commissie wordt benoemd ten behoeve van de advisering voor iedere separate aanvraag die wordt ontvangen en voor inhoudelijke behandeling in aanmerking komt. De benoeming dient binnen 6 weken na de ontvangst plaats te vinden. Voor aanvragen die voortvloeien uit een project waarvoor een inpassingsplan is vastgesteld, zal telkens dezelfde commissie benoemd worden. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de opgebouwde kennis zoveel mogelijk geconcentreerd. Alleen wanneer er sprake is van specifieke problemen rond de vereiste onafhankelijkheid van de commissie, zal een andere commissie worden benoemd voor hetzelfde project.
De benoeming vindt plaats nadat GS hebben beoordeeld of de aanvraag kennelijk ongegrond is, of incompleet. In die gevallen beslissen zij zelf zonder voorafgaande advisering, een en ander overeenkomstig artikel 6.1.3.1 Bro.
De commissie wordt gevormd door 1 persoon, daartoe benoemd door GS. De commissie kan zich laten bijstaan door derden wanneer er bijvoorbeeld specifieke kennis nodig is voor een beoordeling van de schade. De inschakeling van een derde behoeft de goedkeuring vooraf van GS. Deze goedkeuring zal via mandatering aan een teamleider worden toebedeeld. In deze mandatering zal ook een kader worden gegeven waarbinnen GS goedkeuring verlenen.
In het geval een commissie met meerdere leden wordt benoemd, wordt in het benoemingsbesluit ook een voorzitter aangewezen. Hiermee is voor alle betrokken een contactpersoon voorhanden tot wie men zich richten.
In het geval commissieleden gedurende een adviesprocedure door ziekte of andere omstandigheden niet meer in staat zijn hun taak te vervullen, kunnen zij worden geschorst of vervangen. Daarbij kan ook gedacht worden aan de omstandigheid dat een commissielid zijn onafhankelijkheid niet meer kan garanderen of zich zodanig gedraagt dat daarmee het functioneren van de commissie in gevaar komt.
De commissieleden zijn strikt genomen leden van een commissie als bedoeld in artikel 82 van de Provinciewet, en zouden op basis daarvan ook aanspraak kunnen maken op de in Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden en de Verordening Statenleden, gedeputeerden en commissieleden 2007 opgenomen vergoedingen. Deze vergadervergoeding is echter volstrekt ontoereikend, de personen die in aanmerking komen voor benoeming op basis van hun deskundigheid en ervaring zijn niet bereid daarvoor advies uit te brengen. In artikel 34 van de Verordening Statenleden, gedeputeerde en commissieleden 2007 kan GS bij instellingsbesluit, in casu de benoeming van de commissie, voor deze deskundige commissie zelf de vergoeding vaststellen. GS zullen dit doen aan de hand van door hen nog nader vast te stellen financiële kaders, waarbij ook de aanbestedingsregels in acht zullen worden genomen.]
[Toelichting: De leden van de commissie zijn uiteraard aantoonbaar deskundig op basis van opleiding en ervaring. De deskundigheid van de leden dient te liggen op juridisch gebied, het terrein van de waardebepaling en het administratieve schadevergoedingsrecht.
De commissieleden zijn gehouden de aan hen verstrekte informatie geheim te houden. Uit oogpunt van onafhankelijkheid dienen de leden van de commissie niet betrokken zijn bij de Provincie of de betrokken gemeente, noch bij de planologische maatregel welke als schadeoorzaak geldt. Hierbij moet gedacht worden aan personen die in het voortraject aan betrokken partijen advies hebben uitgebracht, of zijn verbonden aan partijen die een belang hebben bij het project waarvoor een inpassingsplan wordt opgesteld.]
[Toelichting: Aanvrager, andere betrokken bestuursorganen en belanghebbenden kunnen voorafgaand aan de benoeming eventuele bezwaren tegen de te benoemen leden kenbaar maken door een schriftelijke reactie in te dienen. Uiterlijk 4 weken na deze aankondiging nemen GS een besluit, dat in het geval van een reactie, door middel van een nadere onderbouwing ingaat op deze reactie. ]
[Toelichting: In dit artikel wordt de totstandkoming van het advies geregeld.
In een op een onteigeningsdescente gelijkende wijze wordt een hoorzitting in de nabijheid van de onroerende zaak gehouden, waarbij alle betrokkenen aanwezig zijn. Dit betreft de aanvrager zelf, een vertegenwoordiger van GS, eventueel een vertegenwoordiger van de betrokken gemeente en een vertegenwoordiger van een initiatiefnemer van een project met wie een planschadeverhaalsovereenkomst is gesloten. Zij kunnen alle hun standpunten naar voren brengen, en de commissie van informatie voorzien. Vervolgens gaan zij de zaak bekijken.
Met deze procedure wordt voor de aanvrager duidelijk dat er serieus met zijn verzoek wordt omgegaan, en wordt daarmee het draagvlak voor het uiteindelijke advies vergroot.
Wanneer de commissie tot de conclusie komt dat er sprake is van planschade, zal zij voor het bepalen van de hoogte daarvan nog een taxatie moeten uitvoeren. In het kader daarvan wordt een nieuwe opname gedaan.
De commissie zendt aan partijen eerst een ontwerp, waarop zij kunnen reageren binnen 8 weken. Pas daarna zal de commissie het definitieve advies uitbrengen aan GS. Op deze wijze wordt al een groot deel van de mogelijke bezwaren weggenomen. De commissie zal immers in het definitieve advies reageren op de reacties van partijen, en ook beargumenteren waarom de commissie het advies wel of niet heeft aangepast. Het draagvlak voor een besluit van GS in overeenstemming met het advies wordt daarom aanzienlijk groter, zo is de verwachting.]