Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Grootegast

Verordening Wet inburgering gemeente Grootegast

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Grootegast
Officiële naam regelingVerordening Wet inburgering gemeente Grootegast
CiteertitelVerordening Wet inburgering gemeente Grootegast
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet inburgering, art. 8.
  2. Wet inburgering, art. 19, lid 5.
  3. Wet inburgering, art. 23, lid 3.
  4. Wet inburgering, art. 35.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-200701-01-2013nieuwe regeling

13-03-2007

Het Westerkwartier, 21-03-2007

Onbekend.

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Grootegast, in vergadering bijeen op 28 oktober 2008,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 oktober 2008; nr. ... inzake de Verordening wet inburgering,

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid en 35 van de Wet inburgering;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING WET INBURGERING

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: de Wet inburgering.

  • b.

    Oudkomer: de persoon die op grond van artikel 1 lid 1 sub c van de wet oudkomer is.

  • c.

    Inburgeringsplichtige: de persoon die op grond van de artikelen 3 tot en met 6 van de wet inburgeringsplichtig is.

  • d.

    Eigen bijdrage: de bijdrage, bedoeld in artikel 23 tweede lid, van de wet.

  • e.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente.

  • f.

    Boete: de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 29 tot met 46 van de wet.

  • g.

    Asielgerechtigde inburgeringsplichtige: houder is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of 33 van de Vreemdelingenwet 2000.

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2. Afstemming en dringende redenen
  • 1.

    Bij het opleggen van een boete wordt deze verordening in acht genomen. Wanneer een inburgeringsplichtige in strijd met artikel 7, artikel 23 eerste lid dan wel met de krachtens artikel 23 derde lid gestelde regels, artikel 25 vierde lid en artikel 33 handelt, legt het college met betrekking tot de overtreding aan de inburgeringsplichtige bij beschikking een bestuurlijke boete op.

  • 2.

    Indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt wordt er géén boete opgelegd.

Artikel 3. De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen
  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

  • a.

    Het lokale loket van de gemeente.

  • b.

    Het verstrekken van voorlichtingsmateriaal bij aanvragen om uitkeringen of inburgeringsvoorzieningen.

  • c.

    Voorlichtingsmateriaal voor personen van wie, al dan niet op grond van gegevens uit het Bestand Potentiële Inburgeringsplichtigen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij inburgeringsplichtig zijn.

  • d.

    Het geven van informatie over het gemeentelijke beleid op de gemeentelijke website.

  • 3.

    Het college beoordeelt tenminste eens in de 2 jaar na invoering van de wet:

    • a.

      de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raad;

    • b.

      de tevredenheid onder klanten die een door de gemeente aangeboden inburgeringcursus hebben gevolgd.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 4 Gemeentelijk aanbod aan bijzondere groepen

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen en oudkomers aan waaraan hij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • a.

    Inburgeringsplichtigen en oudkomers die een opvoedkundige taak hebben.

  • b.

    Inburgeringsplichtigen en oudkomers die in achterstandssituaties verkeren.

  • c.

    Het bevorderen van emancipatie van inburgeringsplichtigen en oudkomers.

  • d.

    Aanmelding door de oudkomers zelf.

Artikel 5. Aanbieden inburgeringsvoorziening

Het college biedt in iedere geval de inburgeringsvoorziening aan, aan de asielgerechtigde inburgeringsplichtige en een geestelijke bedienaar.

Artikel 6. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening
  • 1.

    Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3.

    Een inburgeringsvoorziening moet toe leiden naar het inburgeringsexamen en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van het examen. Voor de asielgerechtigde inburgeringsplichtige maakt indien daar behoefte aan is maatschappelijke begeleiding onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening. Een inburgeringsvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      Trajectbegeleiding.

    • b.

      Het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken.

    • c.

      Maatschappelijke stage.

    • d.

      Maatgerichte onderdelen afgestemd op de persoonlijke situatie.

Artikel 7. De inning van de eigen bijdrage
  • 1.

    De inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, is een eigen bijdrage verschuldigd zoals in de wet is aangegeven.

  • 2.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in beginsel in een keer betaald.

  • 3.

    Het innen van de eigen bijdrage vangt niet eerder aan dan drie maanden na beëindiging van het inburgeringstraject.

Artikel 7a. Toekennen van een deelnamebonus.
  • 1.

    Indien de inburgeringsplichtige heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen dat deel uitmaakt van het door het college vastgestelde inburgeringstraject, komt hij in aanmerking voor een deelnamebonus.

  • 2.

    De hoogte van de deelnamebonus komt overeen met de hoogte van de eigen bijdrage, als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet.

  • 3.

    De deelnamebonus wordt indien mogelijk verrekend met de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet.

Artikel 8. Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden inburgeringscursus;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door of namens het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

Artikel 9. De procedure van het doen van een aanbod
  • 1.

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 4 weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 8 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 10. De inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

  • d.

    de wijze van betaling van de verplichteeigen bijdrage; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt;

  • f.

    de voorwaarden waaronder de deelnamebonus wordt toegekend.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete

Artikel 11. De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 20 % van de bijstandsnorm (voor een maand die voor de inburgeringsplichtige of oudkomer geldt of zou gelden als hij uitkeringsgerechtigde in de zin van de WWB zou zijn) indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 lid a van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 40 % van de bijstandsnorm (voor een maand die voor de inburgeringsplichtige of oudkomer geldt of zou gelden als hij uitkeringsgerechtigde in de zin van de WWB zou zijn) indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid of de krachtens artikel 23 derde lid gestelde regels van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8 van deze verordening. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 lid b van de wet.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 40 % van de bijstandsnorm (voor een maand die voor de inburgeringsplichtige of oudkomer geldt of zou gelden als hij uitkeringsgerechtigde in de zin van de WWB zou zijn) indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4.

    Het college legt géén bestuurlijke boete op indien voor dezelfde gedraging de bijstand kan worden verlaagd op grond van artikel 18 tweede lid, van de Wet werk en bijstand, dan wel voor dezelfde gedraging een boete of maatregel kan of moet worden opgelegd op grond van de bij de AMVB aangewezen sociale zekerheidswetten.

    Artikel 12. Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

    • 1.

      Het percentage van de bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 11, eerste lid of tweede lid wordt verhoogd, indien de inburgeringsplichtige of oudkomer zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 lid a en lid b van de wet.

    • 2.

      Het percentage van de bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 11, derde lid wordt verhoogd indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 lid c van de wet.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 januari 2008.

Artikel 14. Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: “Verordening Wet inburgering gemeente Grootegast 2008”.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 28 oktober 2008

de voorzitter, de griffier,

Algemene toelichting

De Wet inburgering (WI) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Tijdens de behandeling van de Wet inburgering op 20 en 21 november 2006 heeft de Eerste Kamer besloten om de gemeenten de mogelijkheid te bieden om tot 1 april 2007 invulling te geven aan hun verplichtingen. De Eerste Kamer pleit echter niet voor een generiek uitstel, omdat er ook gemeenten zijn die wel op 1 januari willen starten met de wet.

De wet treedt in werking en komt in de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald.

De gemeenten hebben de opdracht gekregen om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • i.

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen;

  • ii.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld;

  • iii.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd.

    Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

    Artikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatie-verstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgerings-voorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen

    Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Voor een aantal bijzondere groepen biedt de wet extra faciliteiten. Gemeenten krijgen de taak om voor deze groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het gaat om de volgende vier groepen inburgeringsplichtigen:

  • 1.

    nieuw- en oudkomers die algemene bijstand of een uitkering ontvangen die is aangewezen in het Besluit inburgering;

  • 2.

    oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk, algemene bijstand of uitkering hebben;

  • 3.

    asielgerechtigde nieuw- en oudkomers;

  • 4.

    nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar.

    Aan inburgeringsplichtigen die behoren tot de eerste twee groepen (nieuw- en oudkomers die een algemene bijstand of een nader aangeduide uitkering ontvangen en oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben) kán het college een inburgeringsvoorziening aanbieden (artikel 19, eerste lid, WI). Het college is verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, WI). Het aanbod behelst een inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding.

    De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan deze vier groepen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • -

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • -

    De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • -

    De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

  • -

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

    Het vaststellen van de bedrag van de bestuurlijke boete

    Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

    Artikelsgewijze toelichting

    Artikel 1 Begripsomschrijvingen

    Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

    Artikel 2 afstemming en dringende redenen

    De boeteverordening bevat de standaardhoogte van de boete. De gemeente zal echter bij elke op te leggen boete moeten nagaan of gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige afwijking van de hoogte van de voorgeschreven standaardboete geboden is. Afwijking van de standaardboete kan zowel een verzwaring als een matiging inhouden.

    Bij het beoordelen of een boete moet worden opgelegd, en zo ja, hoe hoog die boete moet zijn zal de gemeente dus de volgende vier stappen moeten doorlopen:

    Stap 1: vaststellen van de ernst van het niet-nakomen van een verplichting door de inburgeringsplichtige

    Stap 2: vaststellen van de omstandigheden van de Inburgeringsplichtige

    Stap 3 vaststellen van de mate van verwijtbaarheid

    Stap 4: vaststellen of er dringende redenen zijn om af te zien van het opleggen van de boete

    In het eerste lid is bepaald dat de hierboven genoemde uitgangspunten onverkort van kracht blijven bij toepassing van deze verordening. Het maakt het mogelijk maatwerk te leveren en af te wijken van de standaardboete als de bijzondere omstandigheden van het geval daar aanleiding toe geven. In het tweede lid is, om ieder mogelijk misverstand daarover uit te sluiten aan gegeven dat geen boete wordt opgelegd als iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

    Artikel 3 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

    De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. In de wet is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, evenals het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. De raad stelt in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover verantwoording af aan de raad.

    In het tweede lid geeft de raad het college de opdracht om in ieder geval een aantal middelen te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vorm te geven. Daarbij wordt gedacht aan:

    • a.

      het lokale loket van de gemeente;

    • b.

      het vertrekken van voorlichtingsmateriaal bij aanvragen om uitkeringen of inburgeringsvoorzieningen;

    • c.

      het geven van informatie over het gemeentelijke beleid op de gemeentelijke website.

      Het derde lid verplicht het college de raad periodiek te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen.

      Artikel 4 Aanwijzen van de doelgroepen

      Artikel 19, eerste lid, WI bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening kán aanbieden:

    • 1.

      inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een uitkering op grond een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen ontvangen;

    • 2.

      oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben.

      De gemeenteraad moet bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan deze twee groepen inburgeringsplichtigen.

      Dit artikel regelt dat de groepen die het college aanwijst bij voorrang een inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden. Het college heeft de ruimte om in bepaalde gevallen ook een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen. Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kan aanbieden. Criteria die in verordening zijn neergelegd en op basis waarvan het college de doelgroep(en) kan aanwijzen, zijn:

  • -

    hebben van een opvoedingstaak;

  • -

    achterstandssituaties verkeren;

  • -

    bevordering van emancipatie van vrouwen

  • -

    oudkomers die graag voor een inburgeringsvoorziening in aanmerking willen komen en zichzelf aanmelden

    Artikel 5 Aanbieden inburgeringsvoorziening

    De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

    Artikel 6 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

    In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen. In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen.

    Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

    • -

      De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

    • -

      De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

    • -

      De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

      De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden. Indien in deze specifieke situatie geen reïntegratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente daarom geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI).

      Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de reïntegratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).

      Het derde lid regelt dat voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel van de inburgeringsvoorziening is. Het vierde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen.

      Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken en maatschappelijke stages zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.

      Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage

      In het tweede en derde lid is geregeld dat met de inning van de eigen bijdrage pas na drie maanden na beëindiging van het inburgeringtraject wordt aangevangen, maar dat de eigen bijdrage dan in beginsel in een keer moet worden voldaan. De inburgeringsplichtige heeft op dat moment namelijk al minimaal een jaar de tijd gehad om hiervoor te reserveren.

Artikel 7a Toekennen van een deelnamebonus

Teneinde deelname aan een inburgeringtraject zoveel mogelijk te stimuleren wordt een deelnamebonus ingesteld. De inburgeringsplichtige heeft recht op een bonus indien (nadat) hij heeft deelgenomen aan het inburgeringexamen dat deel uitmaakt van het door het college vastgestelde inburgeringtraject. Om voor een bonus in aanmerking te komen hoeft men niet geslaagd te zijn voor het examen.

De deelnamebonus heeft dezelfde hoogte als de te betalen eigen bijdrage. Omdat de bonus met de nog te betalen eigen bijdrage - zo mogelijk - wordt verrekend (derde lid) is het effect daarvan dat in dat geval feitelijk geen eigen bijdrage meer hoeft te worden betaald.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 9 De procedure van het doen van een aanbod

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan. Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening.

In het derde lid wordt geregeld dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt. In het vierde lid wordt geregeld dat de beschikking dezelfde inhoud moet hebben als het aanbod. Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen.

Artikel 10 De inhoud van de beschikking

In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd. In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening. Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7 WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c). Onderdeel d bepaalt dat in de beschikking moet worden vastgelegd op welke wijze de betaling van de eigen bijdrage plaatsvindt. Dit is geregeld in artikel 7 van de verordening.

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Onderdeel f heeft betrekking op de deelnamebonus.

Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Er zijn twee mogelijkheden:

  • 1.

    Termijn van de handhaving direct in te laten gaan.

    Het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen richt zich op de verantwoordelijkheid van de betreffende persoon als oudkomer. Hij is inburgeringsplichtig en in beginsel zelf verantwoordelijk voor het behalen van het inburgeringsexamen.

  • 2.

    Termijn van de handhaving koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat.

    De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend.

    Artikel 11 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

    Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.

    Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het college moet bij elke op te leggen bestuurlijke boete nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

    In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

    Artikel 12 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

    Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 11 mogelijk is. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 WI worden genoemd.

    De artikelen 11 en 12 bieden voor het college het kader bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen.

    Artikel 11 Inwerkingtreding

    Dit artikel spreekt voor zich.

    Artikel 12 Citeertitel

    Dit artikel spreekt voor zich.