Organisatie | Grootegast |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelenverordening Wet werk en bijstand |
Citeertitel | Maatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Grootegast |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Publicatie van de verordening in Het Westerkwartier, 08-09-2004 |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-09-2004 | 29-05-2013 | nieuwe regeling | 31-08-2004 Het Westerkwartier, 08-09-2004 | Onbekend. |
De raad van de gemeente Grootegast,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 augustus 2004 nr. 9 inzake Maatregelenverordening
gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel b Wet werk en bijstand de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het afstemmen van de bijstand, bedoeld in artikel 18 van de Wet werk en bijstand,
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 2. Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid toont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of de artikelen 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college of zijn ambtenaren zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
Artikel 4. Het besluit tot het opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel wordt in ieder geval vermeld: de reden van de verlaging, de duur van de verlaging, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaard maatregel.
Artikel 7. Samenloop van gedragingen
Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de hoogste categorie als aangegeven in Hoofdstuk 2 van deze verordening.
Indien een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie, wordt het percentage van de afstemming, tenzij elders in deze verordening anders is aangegeven, verdubbeld. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5 lid 1b.
Indien een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het laatste besluit waarbij een maatregel is opgelgd, voor de derde of volgende maal schuldig maakt aan dezelfde verwijtbare gedraging of een verwijtbare gedraging van een hogere categorie, kan het college de bijstand voor onbepaalde duur gedeeltelijk, dan wel geheel weigeren.
Hoofdstuk 2. Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid
Artikel 9. Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
Artikel 10. De hoogte en duur van de maatregel
De periode van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid onder d. wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde categorie. Met een besluit waarbij een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, eerste lid sub 1b.
Hoofdstuk 3. Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 11. Te laat verstrekken van gegevens
Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt met toepassing van artikel 54 van de wet een maatregel opgelegd van tien procent (10%) van de bijstandsnorm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.
Van het opleggen van een maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Artikel 13. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt er een maatregel van tien procent (10%) van de bijstandsnorm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.
Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Hoofdstuk 4. Niet nakomen van overige verplichtingen
Artikel 15. Niet verlenen van de gevraagde medewerking
Indien een belanghebbende niet de gevraagde medewerking heeft verleend die nodig is voor de uitvoering van de wet bedoeld in artikel 17, tweede lid van de wet, wordt na toepassing van artikel 54 van de wet een maatregel van tien procent (10%) van de bijstandsnorm gedurende een maand opgelegd, onverminderd artikel 2, tweede lid.
Artikel 16. Niet tonen van een identificatiebewijs
Indien een belanghebbende op verzoek niet een identiteitsbewijs kan tonen als bedoeld in artikel 17, derde en vierde lid van de wet, wordt na toepassing van artikel 54 van de wet een maatregel van tien procent (10%) van de bijstandsnorm gedurende een maand opgelegd, onverminderd artikel 2, tweede lid.
Artikel 17. Zeer ernstige misdragingen
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel opgelegd van minimaal twintigprocent (20%) van de bijstand gedurende een maand.