Organisatie | Overbetuwe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel uitwegen gemeente Overbetuwe 2012 |
Citeertitel | Beleidsregel uitwegen gemeente Overbetuwe 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | beleidsregel uitwegen gemeente overbetuwe 2012 12 08 14.pdf |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-08-2012 | nieuwe regeling | 14-08-2012 De Betuwe: 22-08-2012 | 12bwb00001 |
Onderwerp: Beleidsregel uitwegen gemeente Overbetuwe 2012
Burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe;
gelet op artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;
gelet op artikel artikel 160, eerste lid, sub e. van de Gemeentewet;
gelet op artikel 2:12 van de Algemene Plaatselijke Verordening;
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze beleidsregel verstaat onder:
uitweg: het hebben van zodanige voorzieningen op en nabij de grens tussen eigen terrein en de weg dat het mogelijk is van en naar de weg te gaan als fietser, bromfietser, bestuurder van een motorvoertuig, ruiter, geleider van rij- of trekdieren of vee dan wel als bestuurder van een bespannen of onbespannen wagen;
Deze beleidsregel is van toepassing bij het besluiten op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een uitweg, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e. van de Wabo jo. artikel 2:12 van de APV (uitweg).
Artikel 4 Breedte van een uitweg
Als twee uitwegen bij één of meer woonpercelen zo dicht bij elkaar liggen dat bij de uitvoering de opgaande trottoirband en de neergaande band tegen elkaar aan komen te liggen, worden deze twee uitwegen uitgevoerd als één uitweg. De breedte van deze uitweg bedraagt in dat geval maximaal zeven meter.
Artikel 5 Bruikbaarheid van de weg
Het college weigert de vergunning op grond van artikel 2:12, derde lid, aanhef en onder a. van de APV als:
Artikel 6 Veilig en doelmatig gebruik van de weg
Het college weigert de vergunning op grond van artikel 2:12, derde lid, aanhef en onder b. van de APV als de uitweg:
Artikel 7 Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving
Het college weigert de vergunning op grond van artikel 2:12, derde lid, aanhef en onder c. van de APV als:
Artikel 8 Bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente
Het college weigert de vergunning op grond van artikel 2:12, derde lid, aanhef en onder d. van de APV als:
Artikel 9 Voorschriften en beperkingen
Het college kan aan de vergunning voorschriften en beperkingen verbinden met betrekking tot:
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel uitwegen gemeente Overbetuwe 2012.
Aldus besloten in de vergadering van 14 augustus 2012
Het college van burgemeester en wethouders,
Voor het aansluiten van een eigen terrein op de (openbare) weg is een uitweg nodig. Voor het maken, veranderen van een uitweg is op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Overbetuwe (hierna: APV) een vergunning nodig. Sinds 1 oktober 2010 is deze uitwegvergunning geregeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). In artikel 2:12 APV staan de weigeringsgronden voor een uitwegvergunning vermeld.
Deze beleidsregel biedt een concreet afwegingskader om te beoordelen of het bevoegd gezag voor de specifieke situatie een uitwegvergunning kan verlenen.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel zijn de in deze beleidsregels gehanteerde begrippen omschreven.
Dit artikel geeft het toepassingsbereidk van deze beleidsregel: het gaat hier om het besluiten op een aanvraag voor het maken of veranderen van een uitweg waarvoor (sinds 1 oktober 2010) een omgevingsvergunning noodzakelijk is. De APV geeft hiervoor het afwegingskader.
Artikel 3 Eén uitweg per perceel
Uitgangspunt is dat per perceel één uitweg wordt vergund, zo volgt uit het eerste lid. Wanneer de aanvrager echter een tweede of zelfs meer uitwegen wenst, dan zal hij de noodzaak hiervan schriftelijk moeten aantonen, wil het college over kunnen gaan tot het verlenen van de vergunning. De aanvrager zal moeten aantonen waarom (zijn persoonlijke belang zo groot is dat) een uitzondering gemaakt moet worden op het in het eerste lid vermelde uitgangspunt.
Artikel 4 Breedte van een uitweg
Om zo veel mogelijk uniformiteit bij de aanleg van uitwegen te realiseren is de breedte ervan aan een maximum gebonden. Dit heeft te maken met de breedte die nodig is om veilig en doelmatig van de uitweg gebruik te kunnen maken, maar ook met de beeldkwaliteit en doelmatige inrichting en gebruik van de openbare ruimte.
Met betrekking tot het vierde lid wordt opgemerkt dat de breedte van een uitweg op een bedrijfsterrein afhankelijk is van het soort bedrijf en het type bedrijfspand; desalniettemin geldt het uitgangspunt van een breedte van tien meter, zoals vermeld in het vierde lid van artikel 4.
Artikel 5 Bruikbaarheid van de weg
Het verloren gaan van openbare parkeerplaatsen leidt in beginsel tot het weigeren van de vergunning. Immers de bruikbaarheid van de weg, in dat geval als parkeerplaats, zal negatief beïnvloed worden door de aangevraagde uitweg. Dit speelt vooral een rol als er in de betreffende straat sprake is van een hoge parkeerdruk. Ook als er concrete ruimtelijke plannen en/ of concrete bouwplannen zijn die in de nabije toekomst de omstandigheden wijzigen, waardoor de parkeerdruk zal stijgen, dan is dit een reden om de vergunning te weigeren. De plannen moeten wel voldoende concreet zijn omdat een aanvraag wordt beoordeeld naar de feiten en omstandigheden ten tijde van het nemen van het besluit.
Ook wanneer de uitweg ander gebruik van de openbare weg, zoals opstelplaatsen voor afvalcontainers of de aanwezigheid van een bushalte in de weg staat, is dit een reden voor weigering van de vergunning.
Artikel 6 Veilig en doelmatig gebruik van de weg
Bij dit criterium spelen met name situaties een rol waar de aanleg van een uitweg de verkeersveiligheid negatief zal beïnvloeden. Ook een uitweg die breder is dan de vastgestelde maximum standaardbreedte wordt geweigerd als hiervoor geen noodzaak kan worden aangetoond.
Soms zal een afweging van belangen moeten leiden tot het verlenen van een uitwegvergunning. Het kan zijn dat dan bijvoorbeeld een ontheffing nodig is voor het berijden van een voet- of fietspad.
Artikel 7 Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving
Een uitweg kan worden geweigerd als de aanwezigheid hiervan afbreuk doet aan het aanzien van het gewenste beeld ter plekke.
Er kan sprake zijn van gemeentelijke regelgeving of beleid waarin criteria ten aanzien van de ruimtelijke omgeving zijn vastgelegd. Zo kan op grond van het bestemmingsplan het verboden zijn om te parkeren in een voortuin. Andere regelgeving is bijvoorbeeld een beeldkwaliteitsplan of een beschermd stads- of dorpsgezicht. Wanneer de aanleg van een uitweg hiermee in strijd is, kan de vergunning worden geweigerd. Ook wanneer er geen beleid is geformuleerd kan de vergunning worden geweigerd. Het bevoegd gezag moet dan in het concrete geval wel deugdelijk motiveren waarom er afbreuk wordt gedaan aan het uiterlijk aanzien van de omgeving door de aanleg van de uitweg.
Artikel 8 Bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente
Doorkruising van openbaar groen met een uitweg is ongewenst. Zeker de doorkruising van structureel groen, zoals vastgelegd in groenstructuurplannen, beeldkwaliteitsplannen of bestemmingsplannen, is onwenselijk.
Wanneer een boom of houtopstand moet worden gekapt voor de uitweg en voor deze kap is een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand nodig en/ of deze staat op de lijst van waardevolle bomen, dan wordt deze aanvraag om omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand in beginsel geweigerd. Zolang de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand niet is verleend, kan er geen omgevingsvergunning voor een uitweg worden verleend omdat het gaat om een waardevolle boom.
Voor gemeentebomen geldt dit eveneens. Daarbij is in ieder geval de regel dat bomen die onderdeel zijn van een laanstructuur of groenstructuurplan niet worden gekapt voor het aanleggen van een uitweg. Bomen die op een waardevolle bomenlijst staan worden eveneens niet gekapt.
De te maken kosten in geval van verwijdering, verplaatsing of herplant van bomen of groen, die de gemeente in eigendom heeft, komen voor rekening van de aanvrager.
Artikel 9 Voorschriften en beperkingen
Op grond van artikel 1:4 APV kunnen er aan een op grond van de APV verleende vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist. Als voorbeeld kan hier worden gewezen op de verplichte samenvoeging van de aangevraagde uitweg met die van het buurperceel in verband met een doelmatig gebruik van de ruimte. Of dat in het openbaar gebied de gemeente de uitweg aanlegt of laat aanleggen. De gemeente bepaalt in dat geval ook de te gebruiken materialen.
Bij het graven in de grond (onder e.) geldt nog dat de aanvrager in verband met de ligging van kabels en leidingen een klic-melding moet doen.
De kosten voor de aanleg van een uitweg zijn voor de aanvrager. Om niet bij iedere aanvraag een aparte kostenberekening te hoeven maken stelt het college de tarieven vast. Deze tarieven kunnen worden aangepast bij prijswijzigingen.
Worden er naast de aanleg van de uitweg nog andere aanpassingen gedaan, zoals het weghalen of verplaatsen van straatmeubilair of beplanting, dan zijn de werkelijke (bijkomende) kosten hiervan ook voor de aanvrager.