Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ameland

Algemene subsidieverordening gemeente Ameland 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmeland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening gemeente Ameland 2012
CiteertitelAlgemene subsidieverordening gemeente Ameland 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Algemene subsidieverordening gemeente Ameland 2008 wordt ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht, Hoofdstuk 4, Titel 4.2 Subsidies
  2. Gemeentewet, artikel 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-09-201201-08-2019Nieuwe regeling

27-08-2012

Gemeenteinfo, 05-09-2012

9
06-09-201201-08-2019Nieuwe regeling

27-08-2012

Gemeenteinfo, 05-09-2012

9

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Ameland 2012

De raad van de gemeente Ameland;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 juni 2012, nummer 3, inzake de Algemene subsidieverordening gemeente Ameland 2012;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

 

Artikel 1  

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ameland;

b. raad: raad van de gemeente Ameland;

c. subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), inhoudende de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op het uitvoeren van bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan betaling voor de aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

d. eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;

e. jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar ineens wordt verstrekt (na deze periode moet er opnieuw subsidie worden aangevraagd);

f. subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 van de Awb, te weten het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor vormen van subsidies die op basis van deze verordening en de geldende nadere regels worden verstrekt;

g. subsidieverlening: het toekennen van subsidie voor een bepaalde activiteit, waardoor de aanvrager een aanspraak krijgt op financiële middelen, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteit dan wel de investering verricht, en zich aan de eventueel aan hem opgelegde overige verplichtingen houdt;

h. subsidievaststelling: het definitief beslissen dat de aanvrager subsidie ontvangt ter hoogte van een bepaald bedrag, hetgeen het bestuursorgaan tot uitbetaling verplicht.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

1. De Raad stelt vast dat voor de volgende beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt:

a. algemeen bestuur;

b. openbare orde en veiligheid;

c. verkeer, vervoer en waterstaat;

d. economische zaken;

e. onderwijs;

f. sport, cultuur en recreatie;

g. sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

i. volksgezondheid en milieu;

j. ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

2. Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven.

Artikel 3. Bevoegdheid college

1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies (verlening en vaststelling) met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidie¬verlening te verbinden.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

1. De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsidie¬plafond(s).

2. Het college stelt nadere regels vast omtrent de verdeling van de beschikbare middelen.

3. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

4. Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

a. een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

b. de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

c. een begroting van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Voor een subsidieaanvraag vanaf € 2.500,- en meer moet in ieder geval ook een dekkingsplan worden ingeleverd. Het dekkingsplan bevat indien aan de orde een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

d. Bij een jaarlijkse subsidie vanaf € 2.500,-, de balans op het moment van de aanvraag of op 1 januari voorafgaand aan het moment van de aanvraag.

e. Indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag of op 1 januari voorafgaand aan het moment van de aanvraag.

3. Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, kan inzage worden gevraagd in de volgende documenten: oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening, inclusief balans.

4. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

2. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie kan het gehele jaar door worden ingediend, maar moet minimaal 8 weken voor aanvang van de activiteiten worden ingediend.

3. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 7. Beslistermijn

1. Het college beslist op een aanvraag voor een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

2. Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december voorafgaand aan het jaar (de jaren) waarop de subsidie betrekking heeft.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8. Weigeringgronden

1. Het college kan een aanvraag voor subsidie weigeren indien de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar inwoners.

2. De aanvraag voor subsidie vanaf € 2.500,- kan geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien het college van mening is dat het eigen vermogen van dusdanige omvang is dat de subsidie niet (geheel) nodig is. Het college kan hiervoor nadere regels vaststellen.

3. De subsidie kan met inachtneming van de in artikel 4:35 Awb genoemde gevallen worden geweigerd als:

a. de aanvrager doelstelling beoogt of activiteiten zal ontplooien, die in strijd zijn met de wet- en regelgeving, hel algemeen belang of de openbare orde;

b. de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak het doel hebben het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard

4. De aanvrager voor een subsidie kan naast de in artikel 4:35 Awb genoemde gevallen geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien gebleken is dat:

a. de aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen ten behoeve van gesubsidieerde activiteiten heeft verkregen;

b. de activiteiten voor een eenmalige subsidie behoren tot de reguliere activiteiten van de aanvrager.

Artikel 9. Wet BIBOB

Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10. Verlening subsidie

1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie (beschikking) geeft het college aan op welke wijze de besteding van de te ontvangen subsidie wordt verantwoord.

2. Het college kan aanvullende verplichtingen opleggen rondom het beheer van de subsidie en de uitvoering van de activiteiten van de subsidieaanvrager.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 11. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies, hoger dan € 25.000,-, welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

Artikel 12. Meldingsplicht

1. De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

2. Aan de hand van een melding zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel kan het college de subsidie lager vaststellen of intrekken.

3. Als uit de ingediende verantwoordingsstukken blijkt dat niet is voldaan aan de meldingsplicht zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, kan het college de subsidie lager vaststellen of intrekken.

Artikel 13. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

a. besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

c. ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 14. Verantwoording subsidies tot € 2.500,-

1. Subsidies tot € 2.500,- worden door het college:

a. direct vastgesteld, of;

b. verleend, waarbij het college aangeeft dat de subsidie ambtshalve zal worden vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, of;

c. verleend, waarbij het college – voordat het tot ambtshalve vaststelling overgaat – de aanvrager verplicht om op de door hem aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 15. Verantwoording subsidies vanaf € 2.500,- tot € 25.000,-

1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 2.500,-, maar minder dan € 25.000,-, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

a. Bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

b. bij een jaarlijks verstrekte subsidie (exclusief verstrekte subsidies voor een jaarlijks terugkerend evenement), uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 5 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en een financieel verslag (inclusief stand reserves en voorzieningen en verslag en ondertekening kascommissie of accountant).

3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 16. Verantwoording subsidies vanaf € 25.000,-

1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 25.000,-, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

a. bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

b. bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 5 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

d. een accountantsverklaring.

3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 17. Vaststelling subsidie

1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

3. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 8. BETALING EN BEVOORSCHOTTING

Artikel 18. Betaling en bevoorschotting

1. Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

2. Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

3. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 9. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

1. Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, dienen deze tarieven door de subsidieaanvrager te worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze.

2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.

Artikel 20. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 21. Intrekking

De Algemene subsidieverordening gemeente Ameland 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 22. Overgangsbepalingen

Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend blijven de bepalingen van toepassing zoals die zijn opgenomen in de Algemene Subsidieverordening gemeente Ameland 2008.

Artikel 23. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

Artikel 24. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening gemeente Ameland 2012.

 

Ballum, 16 juli 2012

 

 

Albert de Hoop, voorzitter

Jacqueline Metz, griffier