Monumentenverordening Oldebroek
De raad van de gemeente Oldebroek;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 mei 2010;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 2.2 van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht;;
B E S L U I T:
Vast te stellen de volgende Monumentenverordening:
Artikel 1 Begripsbepalingen
Deze verordening verstaat onder:
- 1.
monument:
- a.
zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid,
betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische
waarde;
- b.
terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige
zaak als bedoeld onder a.
- 2.
gemeentelijk archeologisch monument: monument, bedoeld in onderdeel
1, onder b.
- 3.
gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de
bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument
is aangewezen;
- 4.
gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de
overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen
zaken;
- 5.
beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in
de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;
- 6.
kerkelijk monument: onroerend monument, dat eigendom is van een
kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een
kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel
wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;
- 7.
monumentencommissie: de door het college ingestelde commissie met
als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren
over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het
monumentenbeleid;
- 8.
bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd
onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit
van een monument;
- 9.
bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste
lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 2 Het gebruik van het monument
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het
gebruik van het monument.
Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument
- 1.
Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een
monument aanwijzen als gemeentelijk monument.
- 2.
Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt hij
advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het
vragen van dit advies achterwege blijven.
- 3.
Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk
monument bepalen dat een bouwhistorisch onderzoek wordt
verricht.
- 4.
Voordat het college een kerkelijk monument als gemeentelijk monument
aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.
- 5.
De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond
van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op
grond van de monumentenverordening van de provincie Gelderland.
Artikel 4 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
- 1.
De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na
ontvangst van het verzoek van het college.
- 2.
Het college beslist binnen 12 weken na ontvangst van het advies van
de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de
adviesaanvraag.
Artikel 5 Mededeling aanwijzingsbesluit
- 1.
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt
medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de
kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschrevenen hypothecaire
schuldeisers.
- 2.
Met ingang van de datum waarop de mededeling heeft plaatsgevonden
tot het moment van registratie als gemeentelijk monument als bedoeld
in artikel 6, zijn de artikelen 10 tot en met 17 van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst
1. Het college registreert het gemeentelijk monument op de gemeentelijke
monumentenlijst.
2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de
datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een
beschrijving van het gemeentelijk monument.
Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing
- 1.
Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een
belanghebbende wijzigen.
- 2.
Artikel 3, tweede tot en met het vierde lid, alsmede artikel 4 zijn
van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.
- 3.
Indien de wijziging naar het oordeel van het college van
ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van
artikel 3, tweede tot en met het vierde lid, alsmede artikel 4,
eerste lid, achterwege.
- 4.
De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke
monumentenlijst aangetekend.
Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing
- 1.
Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede
lid, en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.
- 2.
De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing
wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.
- 3.
De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst
aangetekend.
Artikel 9 Verbodsbepaling
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te
vernielen.
Artikel 10 Vergunning
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met bij
zodanige vergunning gestelde voorschriften:
- a.
een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen
of in enig opzicht te wijzigen;
- b.
een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten
gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in
gevaar gebracht.
Artikel 11 Termijnen advies
- 1.
Het bevoegd gezag vraagt advies aan de monumentencommissie voordat
zij beslist op de aanvraag op grond van artikel 10.
- 2.
Binnen 4 weken na de adviesaanvraag brengt de monumentencommissie
schriftelijk advies uit aan het college.
Artikel 12 Kerkelijk monument
Het bevoegd gezag verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen
vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 10 dan in overeenstemming met
de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij
wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het
geding zijn.
Artikel 13 Intrekken van de vergunning
- 1.
De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken
indien:
- a.
blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of
onvolledige opgave is verleend;
- b.
blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld
in artikel 10 niet naleeft;
- c.
de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich
zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument
zwaarder dient te wegen;
- d.
niet binnen 26 weken van de vergunning gebruik wordt
gemaakt.
- 2.
Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de
monumentencommissie.
Artikel 14 Vergunning voor beschermd rijksmonument
- 1.
Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de
ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd
rijksmonument aan de monumentencommissie.
- 2.
De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag
binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.
- 3.
Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt
de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.
Artikel 15 Schadevergoeding
- 1.
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge
van:
- a.
de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als
bedoeld in artikel 10 te verlenen;
- b.
voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een
vergunning als bedoeld in artikel 10;
schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet
geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd
gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen
schadevergoeding toe.
- 2.
Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de
verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel
49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 16 Strafbepaling
Hij, die handelt in strijd met de artikelen 9 en 10 van deze verordening,
wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 17 Toezichthouders
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze
verordening zijn belast de bij besluit van het bevoegd gezag aan te wijzen
personen.
Artikel 18 Overgangsbepaling
Op een aanvraag die is ingediend vóór het tijdstip waarop deze verordening
van kracht wordt en waarop op genoemd tijdstip nog niet is beschikt, zijn de
bepalingen van de Monumentenverordening 2005 Oldebroek van toepassing, zoals
die luidde vóór de onderhavige wijziging, tenzij de aanvrager de wens te
kennen geeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.
Artikel 19 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 2.2 van de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.
Artikel 20 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als Monumentenverordening
Oldebroek.