Organisatie | Barendrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Handhavingsverordening WWB, IOAW, IOAZ, WIJ 2010 |
Citeertitel | Handhavingsverordening WWB, IOAW, IOAZ, WIJ 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-04-2013 | 12-04-2013 | intrekking | 02-04-2013 Blik op Barendrecht, 11-04-2013 | 379027 | |
21-09-2012 | 12-04-2013 | nieuwe regeling | 18-09-2012 Blik op Barendrecht 20-09-2012 | 338815 |
De raad van de gemeente Barendrecht;
overwegende, dat op grond van artikel 8, lid 1, sub b, van de Wet werk en bijstand, de raad onder meer bij
verordening regels stelt met betrekking tot het bestrijden van het ten onrechte ontvangen van bijstand, alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de WWB;
overwegende, dat op grond van artikel 12 van de Wet Investeren in Jongeren, de raad onder meer bij verordening regels stelt met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de WIJ;
overwegende, dat op grond van artikel 35, lid sub c, van de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers en artikel 35, lid 1, sub c, van de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen, de raad onder meer bij verordening regels stelt met betrekking tot de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een uitkering alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet in het kader van het financiële beheer;
bovenstaande overweging, zoals luidend met ingang van 1 juli 2010 op grond van de Wet van 17 december 2009 tot Bundeling van Uitkeringen Inkomensvoorziening aan Gemeenten (Staatsblad 2009, 592) en het Besluit van 17 december 2009 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet BUIG (Staatsblad 2009, 593);
gezien het advies van de commissie Samenlevingszaken van 31 augustus 2010;
gelet op de Wet werk en bijstand, de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers, de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen en de Wet Investeren in Jongeren;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 juli 2010;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschrevenhebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers (IOAW), de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen (IOAZ), de Wet Investeren in Jongeren en de Algemene wet bestuursrecht (AWB).
Hoofdstuk 3 Gevolgen bij fraude
Indien belanghebbende onjuiste, onvolledige, niet tijdig of in het geheel geen inlichtingen verstrekt, die
van belang zijn of kunnen zijn voor de hoogte, de duur of de voortzetting van de bijstand of de uitkering, verlaagt het college de bijstand of uitkering, in overeenstemming met het bepaalde in de afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ, WIJ 2010, onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de eventueel ten onrechte ontvangen bijstand of uitkering.
uitkeringen die ten onrechte of tot een te hoog bedrag zijn verleend, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenplicht zoals omschreven in artikel 13 van de IOAW, artikel 13 van de IOAZ en artikel 44 WIJ, wordt teruggevorderd in overeenstemming met de beleidsregels Terugvordering WWB;
Artikel 6 Aangifte bij het Openbaar Ministerie
Als het fraudebedrag de aangiftegrens sociale zekerheidsfraude overschrijdt wordt door of namens hetcollege proces-verbaal opgemaakt en aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie, onverminderd demogelijkheid tot terugvordering van de ten onrechte ontvangen bijstand in het kader van de WWB of uitkeringen in het kader van de IOAW, IOAZ of WIJ.
Artikel 7 Controle tijdens en na beëindiging van de bijstand
Het college voert heronderzoeken uit om de rechtmatigheid van de uitkering te controleren, evenals onderzoeken naar de reden van beëindiging van de uitkering, binnen door het college nader te bepalen termijnen en neemt op basis daarvan besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitkering en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.
Aldus besloten in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Barendrecht
van 14 september 2010.
De griffier, De voorzitter,
Mevrouw mr. G.E. Figge drs. J. van Belzen
Toelichting bij de Handhavingsverordening WWB, IOAW, IOAZ, WIJ 2010
Bij amendement is artikel 8a, in de WWB, opgenomen waarbij de gemeenteraad regels dient te stellen voor
de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand evenals van misbruik en oneigenlijk gebruik van
de wet. In de toelichting bij dit amendement is verwezen naar artikel 212, van de Gemeentewet. Strekking van dat artikel is dat de verordening dient te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.
De gemeente is in het kader van de wetten IOAW, IOAZ en WIJ tevens verplicht om conform artikel 35 IOAW, artikel 35 IOAZ, artikel 12 WIJ door de gemeenteraad regels te laten stellen omtrent maatregelen en bestrijding van fraude. Deze regels moeten worden vastgelegd in een verordening. We hebben er voor gekozen deze regels te bundelen in een gezamenlijke verordening WWB, IOAW, IOAZ, WIJ 2010, gelet op de grote verwantschap tussen de wetten WWB en de IOAW, IOAZ en WIJ. Het behoort tot de gemeentelijke beleidsvrijheid om daarin eigen beleidskeuzes te maken.
Met de wet BUIG (1 januari 2009) worden gemeentelijke middelen voor de kleine regelingen IOAW, IOAZ, WWIK en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz2004) voor zover dat betrekking heeft op algemene bijstand aan startende ondernemers gebundeld met het WWB-inkomensdeel. Met deze gebundelde uitkering krijgen de gemeenten één budget voor de bekostiging van uitkeringen op grond van de WWB, de IOAW, IOAZ, het Bbz2004 en de WWIK. De WWIK wordt niet door de Gemeente Barendrecht uitgevoerd en wordt daarom niet opgenomen in deze verordening. De uitvoering van de WWIK is voorbehouden aan centrumgemeenten. Het BBZ2004 valt al onder de algemene bijstand en wordt daarom in deze verordening niet specifiek benoemd.
De begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de wet WWB, IOAW, IOAZ en WIJ. Onder k is een omschrijving van het begrip fraude opgenomen, deze definitie is overgenomen uit de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude (Stcrt 28 december 2000, nr. 251, blz. 37).
In hoofdstuk 2 wordt aandacht besteed aan fraudepreventie. Een goede controle vooraf voorkomt dat klanten ten onrechte in de bijstand of uitkering komen. Daarmee houdt zeker verband een goede voorlichting aan klanten wat hun rechten en plichten zijn. Controle vindt onder meer plaats door gebruik van het IB en SUWI-net waarin actuele gegevens staan van potentiële klanten met betrekking tot hun inkomen uit loon of uitkering.
In dit artikel wordt verwezen naar het Handhavingsbeleidsplan waarin onder andere is opgenomen de gemeentelijke visie op handhaving en beleidsdoelen/maatregelen om misbruik en oneigenlijk gebruik te
voorkomen (preventie) en beleidsdoelen/maatregelen om niet-naleving van de wet of vermoedens van
niet-naleving op te sporen en te bestraffen (repressie).
Dit artikel verwijst naar het door het college opgestelde verificatie- en validatieplan, aan de hand waarvan
gegevens die bij een aanvraag om bijstand of uitkering worden overgelegd worden gecontroleerd. Eveneens wordt in dit artikel vastgelegd dat er naast de bewijsstukken die de cliënt overlegt ook bij andere instanties wordt gecontroleerd, eventueel aan de hand van bestandsvergelijkingen.
Hoofdstuk 3 regelt de gevolgen van fraude, variërend van afstemming tot terugvordering van de uitkering en
aangifte. Dit hoofdstuk regelt hoe omgegaan wordt met gevallen waarbij sprake is van het tot een ten onrechte of tot een te hoog verleend bedrag aan bijstand of uitkering als gevolg van het verwijtbaar niet-nakomen van de inlichtingenplicht in overeenstemming met de beleidsregels Terugvordering en Verhaal. Uitgangspunt is dat verplicht wordt teruggevorderd. Alleen bij hoge uitzondering kan van terugvordering bij fraude worden afgezien. Als het fraudebedrag de door het Openbaar Ministerie vastgestelde grens overschrijdt wordt aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie.
Als er geen of onvoldoende inlichtingen worden verstrekt wordt de bijstand of uitkering afgestemd, met andere woorden verlaagd. De wijze waarop, in welke gevallen en in welke mate is vastgelegd in de Afstemmingsverordening.
Uitgangspunt is dat alle fraudebedragen worden teruggevorderd. Wanneer van terugvordering kan worden
afgezien is vastgelegd in de beleidsregels Terugvordering en Verhaal.
Dit artikel voorziet in de strafrechtelijke afhandeling van fraudegevallen waarbij het fraudebedrag boven de
door het Openbaar Ministerie vastgestelde grens ligt.
Hoofdstuk 4 gaat over de controle tijdens de bijstandsuitkering of uitkering en na de beëindiging van de uitkering.
Dit artikel voorziet in her- en beëindigingsonderzoeken waarbij controle plaatsvindt naar de rechtmatigheid
van de uitkering. De wijze waarop dit plaatsvindt, is beschreven in het Verificatie- & Validatieplan.
Dit artikel verwijst weer naar het Handhavingsbeleidsplan waarin de wijze van controle en dergelijke is vastgelegd.