Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Oldebroek

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Oldebroek
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek 2014
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 5

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201401-01-201401-01-2015wijziging

18-12-2013

GVOP, 25-02-2014.

Besloten in de gemeenteraad van 19-12-2013 en 20-12-2013
01-01-201101-01-2014wijziging

14-12-2010

Huis aan Huis, 28-12-2010

AVV+NK
01-01-200701-01-2011nieuwe regeling

19-06-2006

Huis aan Huis, 10-10-2006

AVV+NK

Tekst van de regeling

Verordening maatschappelijke ondersteuning

gemeente Oldebroek 2014

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek

Nr. 156932

De Raad van de gemeente Oldebroek

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Oldebroek van 12 november 2013

gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen met betrekking tot te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebondenbudget

besluit vast te stellen de

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek 2014.

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

1. Aanmelding

De mededeling van een belanghebbende aan het college dat hij beperkingen ondervindt op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek;

2. Aanvraag

Het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening;

3. Algemeen gebruikelijke voorziening

Een voorziening die naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks dan wel bestedingspatroon van de belanghebbende behoort;

4. Algemene voorziening

Een voorliggende voorziening die door belanghebbende op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is;

5. Belanghebbende

Een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem, die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen;

6. Beleidsregels

De beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek waarin op grond van deze verordening door het college nadere regels zijn gesteld;

7. Beperkingen

Moeilijkheden die een persoon ten gevolge van ziekte en/of chronisch psychische en psychosociale problemen heeft met het uitvoeren van activiteiten in de zin van artikel 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

8. Besluit

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek waarin op grond van deze verordening door het college nadere regels zijn gesteld;

9. Bmo

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning van het Rijk, een algemene maatregel van bestuur op basis van artikel 15 en 19 van de Wet;

10. Chronisch psychisch probleem

Onomkeerbare geestelijke aandoening zonder uitzicht op volledig herstel en met een relatief lange ziekteduur van tenminste 6 maanden en een langdurig beroep op zorg;

11. College

College van burgemeester en wethouders;

12. Collectieve voorziening

Een individuele voorziening die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt;

13. Compensatieplicht

De plicht van het College aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de wet het College de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is;

14. Eigen aandeel

Een eigen aandeel in de kosten op grond van artikel 19 van de wet dat toegepast wordt bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming en waarop de regels van het Bmo op van toepassing zijn;

15. Eigen bijdrage

Een eigen bijdrage in de kosten op grond van artikel 15 van de wet dat toegepast wordt bij verstrekking van een voorziening in natura of persoonsgebonden budget en waarop de regels van het Bmo van toepassing zijn;

16. Financiële tegemoetkoming

Een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat in de zin van artikel 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

17. Gebruikelijke zorg

De zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle meerderjarige leden van een leefeenheid als algemeen aanvaardbaar wordt beschouwd.

18. Gemeenschappelijke ruimte

Gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorend tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de belanghebbende vanaf de toegang tot de woning te bereiken;

19. Het gesprek

Het eerste contact na een aanmelding waarin met de belanghebbende die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke, (wettelijk) voorliggende, collectieve en individuele voorzieningen;

20. Hoofdverblijf

De plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt;

21. Huis

Besloten ruimte die, bereikbaar door een eigen toegang, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor permanente bewoning door een huishouden. Daarbij worden geen elementaire woonfuncties, zoals woon, en slaapkamer, keuken, badkamer en toilet met andere woningen gedeeld, met uitzondering van de kamers die zelfstandig verhuurd worden;

22. Individuele voorziening

Een voorziening die door het college ten behoeve van één belanghebbende wordt verstrekt;

23. Leefeenheid

Alle bewoners van één adres die samen duurzaam een huishouden voeren niet zijnde kamerbewoners of personen die vanwege een zorgbehoefte op één adres ieder zelfstandig wonen;

24. Mantelzorger

Een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de wet biedt;

25. Meerkosten

Kosten van een mogelijk krachtens de Wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor de belanghebbende als algemeen gebruikelijke te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

26. Persoonsgebonden budget

Een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat in de zin van artikel 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, als alternatief voor een voorziening in natura;

27. Psychosociaal probleem

Een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving ;

28. Resultaat

Datgene wat met het verstrekken van een voorziening wordt beoogd en waarmee de belanghebbende naar het oordeel van het college in aanvaardbare mate zelfredzaam is en in staat is tot maatschappelijke participatie;

29. Resultaatgebied

Resultaatgebied zoals vermeld in de Wet en benoemd in hoofdstuk 2 van deze verordening;

30. Voorliggende voorziening

Een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft;

31. Voorziening in natura

Een voorziening, in te zetten om het resultaat in de zin van artikel 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik) leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening.

32. Wettelijk voorliggende voorziening

Wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de Wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden;

33. Wet

Wet maatschappelijke ondersteuning;

34. Zelfredzaamheid

Het lichamelijke, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2. De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • 1.

    een schoon en leefbaar huis;

  • 2.

    wonen in een geschikt huis;

  • 3.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • 4.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • 5.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • 6.

    zich verplaatsen in en om het huis;

  • 7.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • 8.

    Medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

Hoofdstuk 3. Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 3. Contact

Er kan schriftelijk, elektronisch of mondeling contact worden gezocht met het college door of namens de belanghebbende, die behoefte heeft aan compensatie op een of meer van de acht resultaatgebieden, zoals genoemd in artikel 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 4. Het gesprek

  • 1.

    Met de belanghebbende kan naar aanleiding van het eerste contact Het gesprek gevoerd worden. Het gesprek kan persoonlijk maar ook telefonisch plaatsvinden.

  • 2.

    Als de aanmelding of aanvraag betrekking heeft op mantelzorg wordt met de mantelzorger, en zo mogelijk met de verzorgde, geïnventariseerd welke belemmeringen er ondervonden worden bij de uitvoering van de mantelzorg.

Artikel 5. Het verslag

  • 1.

    Het gesprek kan worden beschreven in een schriftelijk verslag. Opmerkingen van de belanghebbende over dit verslag kunnen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd.

  • 2.

    Het verslag van Het gesprek kan als aanvraag voor een individuele voorziening dienen, mits dit verslag door de belanghebbende voor akkoord is ondertekend.

Hoofdstuk 4. De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 6. De aanvraag

  • 1.

    De aanvraag van een individuele voorziening kan voortkomen uit Het gesprek.

  • 2.

    Een aanvraag kan ook worden ingenomen zonder dat Het gesprek daaraan vooraf gaat en vindt dan mondeling, schriftelijk of elektronisch plaats.

  • 3.

    De aanvraag voor een individuele voorziening moet worden ingediend bij het college.

  • 4.

    Als een aanvraag mondeling (via de telefoon of op een ander manier) plaatsvindt wordt dit per omgaande schriftelijk bevestigd. Bij deze bevestiging wordt een aanvraagformulier meegezonden.

Hoofdstuk 5. Algemene regels ter beoordeling van de te bereiken resultaten

Artikel 7. Het maken van een afweging

  • 1.

    Met het oog op het bereiken van een of meerdere resultaten verstrekt het college voor zover noodzakelijk individuele voorzieningen waarmee belanghebbende naar het oordeel van het college in aanvaardbare mate zelfredzaam is en in staat tot maatschappelijke participatie. De wijze waarop het resultaat bereikt wordt is maatwerk.

  • 2.

    Het college betrekt bij zijn beoordeling omtrent de noodzaak een individuele voorziening te verstrekken:

    • a.

      de vastgestelde beperkingen, chronisch psychische of psychosociale problemen die de belanghebbende ondervindt op één of meerdere resultaatgebieden;

    • b.

      de woon en gezinssituatie van de belanghebbende en het sociale netwerk om de belanghebbende heen;

    • c.

      de beschikbaarheid van mantelzorg en overige hulp;

    • d.

      de beschikbaarheid en bruikbaarheid van algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen en (wettelijke) voorliggende voorzieningen zoals door het college verder uitgewerkt in de beleidsregels;

    • e.

      de capaciteit van de belanghebbende om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien;

    • f.

      de keuzes die de belanghebbende maakt in het leven, waarbij verwacht mag worden dat hij keuzes maakt die passend en verantwoord zijn gelet op zijn individuele situatie;

    • g.

      de beschikbaarheid en bruikbaarheid van collectieve voorzieningen zoals door het college verder uitgewerkt in de beleidsregels.

Artikel 8. Voorwaarden bij compensatie

Een voorziening kan slechts worden verstrekt als:

  • a.

    de belanghebbende niet zelf in een oplossing kan voorzien;

  • b.

    de te verstrekken voorziening als goedkoopst compenserende voorziening is aan te merken;

  • c.

    sprake is van een langdurige noodzaak voor het te bereiken resultaat. Deze voorwaarde geldt niet voor de resultaatgebieden: een schone en leefbare woning, beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften, beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • d.

    deze in overwegende mate op het individu is gericht;

  • e.

    deze als proportioneel en doeltreffend valt aan te merken.

Artikel 9. Geen compensatie

Een voorziening wordt niet toegekend:

  • a.

    als de belanghebbende niet zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Oldebroek.

  • b.

    als de voorziening voor de belanghebbende algemeen gebruikelijk is.

  • c.

    als de belanghebbende ter compensatie van zijn beperkingen gebruik kan maken van een (wettelijke) voorliggende voorziening of algemene voorziening die passend en toereikend is.

  • d.

    voor zover de belanghebbende de beperkingen die hij ondervindt kan opheffen of verminderen door het anders organiseren van het dagelijkse leven waaronder het huishouden, eventueel met behulp van de leefeenheid of anderen uit zijn sociale netwerk.

  • e.

    als deze als gevolg van de beperkingen van de belanghebbende voor zichzelf of voor derden onveilig is of gezondheidsrisico's met zich meebrengt of antirevaliderend werkt.

  • f.

    als de belanghebbende zich bewust in een situatie heeft gebracht waarin, hij al dan niet opnieuw, aanspraak moet maken op een voorziening.

  • g.

    voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft al eerder in het kader van enige wettelijke bepaling en/of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij

  • h.

    de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de belanghebbende zijn toe te rekenen, of

  • i.

    de belanghebbende geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten door vroegtijdige vervanging van de voorziening.

  • j.

    als een voorziening wordt aangevraagd op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie van de belanghebbende ruim van te voren te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak.

  • k.

    als de voorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau van de sociale woningbouw.

  • l.

    voor zover er aan de zijde van de belanghebbende geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.

  • m.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen heeft gemaakt.

  • n.

    als de voorziening op therapeutische basis wordt aangevraagd.

  • o.

    als de belanghebbende onvoldoende medewerking verleent om de noodzaak van een voorziening te kunnen vaststellen.

Artikel 10. Het stellen van nadere regels

Het college is ter uitvoering van deze verordening bevoegd nadere regels te stellen in het Besluit en beleidsregels als bedoeld in artikel 4:81 lid 1 Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 6. De acht resultaten

Artikel 11. Een schoon en leefbaar huis

  • 1.

    Het te bereiken resultaat voor het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is. Dit geldt ten aanzien van de ruimten die voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn: woonkamer, slaapvertrek(ken), keuken, badkamer en toilet en de toegang tot deze ruimten.

  • 2.

    Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk.

  • 3.

    Als de belanghebbende binnen de leefeenheid één of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

  • 4.

    Aan de hand van de gestelde regels in hoofdstuk 5 wordt bepaald of belanghebbende in aanmerking kan komen voor compensatie op dit resultaatgebied.

Artikel 12. Wonen in een geschikt huis

  • 1.

    Een volgend te bereiken resultaat voor het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van het huis waar men over beschikt. Dit geldt voor de woonkamer, slaapvertrek(ken) keuken, badkamer, toilet, berging, terras of balkon.

  • 2.

    Met het oog op het normale gebruik van het huis kan een individuele voorziening worden getroffen voor de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van het huis.

  • 3.

    Aan de hand van algemene regels, gesteld in hoofdstuk 5, wordt bepaald of de belanghebbende daadwerkelijk in aanmerking komt voor compensatie op dit resultaatgebied.

  • 4.

    Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning, welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat, zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden. Er kan dan een verhuiskostenvergoeding verstrekt worden.

  • 5.

    Een financiële tegemoetkoming in de verhuis en inrichtingskosten wordt slechts verstrekt als:

    • a.

      tenminste 4 weken voordat de belanghebbende de oude woning gaat verlaten contact is gezocht met het college;

    • b.

      de gevonden woonruimte gemeld is binnen een redelijke termijn na de datum van het besluit van het college, waarin vastgesteld wordt dat de belanghebbende in principe in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming in de verhuis en inrichtingskosten;

    • c.

      de belanghebbende verhuist naar een woning die voldoet aan de eisen zoals die door het college zijn gesteld;

    • d.

      de belanghebbende niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • e.

      de belanghebbende niet verhuisd is vanuit een andere gemeente;

    • f.

      de financiële tegemoetkoming wordt verminderd met de tegemoetkoming waarover de belanghebbende uit andere hoofde kan beschikken.

  • 6.

    Er vindt geen compensatie plaats als:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van de voorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van de beperkingen bij het normale gebruik van de woning geen aanleiding bestond en er geen sprake is van een overmachtsituatie;

    • b.

      de belanghebbende niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte beschikbare woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijke toestemming is verleend door het college;

    • c.

      het voorzieningen betreft in gemeenschappelijke ruimten;

    • d.

      de woonvoorziening aangevraagd wordt op het moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie van de belanghebbende te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

    • e.

      de belanghebbende verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt en bedoeld is het gehele jaar bewoond te worden, verhuisd is naar een door de Algemene Wet Bijzondere Ziektekostenerkende instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg.

    • f.

      de belanghebbende verblijft in een hotel of pension, trekkerswoonwagen, klooster, vakantiewoning, recreatiewoning, tweede woning, onzelfstandige woning die niet voldoet aan artikel 11, eerste lid, onderdeel b. van de Wet op de huurtoeslag.

    • g.

      de belanghebbende verblijft in een specifiek op belanghebbende gerichte woning voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden;

    • h.

      de beperking bij het normale gebruik van de woning voortvloeit uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • i.

      de woning waar de belanghebbende niet zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben en/of die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

    • j.

      woonwagens en woonschepen een technische levensduur hebben van minder dan 5 jaar;

    • k.

      woningen binnen een termijn van 5 jaar gesloopt worden.

  • 7.

    Terugbetaling bij verkoop: De eigenaar bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereed melding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning, ten gevolge van de getroffen voorziening moet volgens het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek door het college vastgestelde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Artikel 13. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

  • 1.

    Het te bereiken resultaat voor het voeren van een huishouden kan bestaan uit het voorzien in maaltijden, evenals het doen van boodschappen die voor de dagelijkse activiteiten nodig zijn (levensmiddelen, toiletartikelen en schoonmaakartikelen).

  • 2.

    Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening worden getroffen voor het doen van boodschappen alsmede het bereiden, opwarmen en aanreiken van maaltijden.

  • 3.

    Als de belanghebbende binnen de leefeenheid één of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

  • 4.

    Aan de hand van algemene regels gesteld in hoofdstuk 5, wordt bepaald of belanghebbende daadwerkelijk in aanmerking komt voor compensatie op dit resultaatgebied.

Artikel 14. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

  • 1.

    Het vierde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit gewassen en zo nodig gestreken, opgevouwen of opgehangen zijn van de aanwezige kleding.

  • 2.

    Met het oog op het beschikken over schone, draagbare en doelmatige aanwezige kleding kan een individuele voorziening worden getroffen voor het wassen, drogen, opvouwen, strijken en opruimen van de was.

  • 3.

    Als de belanghebbende binnen de leefeenheid één of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

  • 4.

    Aan de hand van algemene regels, gesteld in hoofdstuk 5, wordt bepaald of de belanghebbende daadwerkelijk in aanmerking komt voor compensatie op dit resultaatgebied.

Artikel 15. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

  • 1.

    Het volgende te bereiken resultaat voor het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen.

  • 2.

    Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen voor het – tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen – vervangen van zorgmomenten of de gehele zorg die de belanghebbende aan de kinderen biedt.

  • 3.

    Van de andere ouder mag verwacht worden dat deze de zorgplicht overneemt en overleg pleegt met de werkgever en met het eigen netwerk.

  • 4.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor tussen en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden alle hiervoor beschreven mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 5.

    Aan de hand van algemene regels, gesteld in hoofdstuk 5, wordt bepaald of de belanghebbende daadwerkelijk in aanmerking komt voor compensatie op dit resultaatgebied.

Artikel 16. Zich verplaatsen in en om het huis

  • 1.

    Het te bereiken resultaat voor het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, de keuken, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de badkamer, de berging, het terras of het balkon en bestemmingen in de directe woon en leefomgeving kunnen bereiken. Ook moet belanghebbende er zich zodanig kunnen redden dat het in aanvaardbare mate zelfstandig functioneren mogelijk is.

  • 2.

    Met het oog op het verplaatsen in en om het huis kan een individuele voorziening worden getroffen.

  • 3.

    Aan de hand van algemene regels, gesteld in hoofdstuk 5, wordt bepaald of de belanghebbende daadwerkelijk in aanmerking komt voor compensatie op dit resultaatgebied.

Artikel 17. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1.

    Het te bereiken resultaat voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste of noodzakelijke activiteiten.

  • 2.

    Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele voorziening worden getroffen.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van, een eigen auto, vervoer door derden of collectief vraagafhankelijke vervoer die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4.

    Aan de hand van algemene regels, gesteld in hoofdstuk 5, wordt bepaald of de belanghebbende daadwerkelijk in aanmerking komt voor compensatie op dit resultaatgebied.

Artikel 18. Medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan

  • 1.

    Het te bereiken resultaat betreft de mogelijkheid om lokaal medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

  • 2.

    Met het oog op de mogelijkheid om lokaal medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan kan een individuele voorziening worden getroffen.

  • 3.

    Om de belanghebbende in staat te stellen lokaal in sportverenigingsverband medemensen te ontmoeten, kan een sportvoorziening worden verstrekt als de belanghebbende aantoonbare beperkingen ondervindt die sportbeoefening zonder de sportvoorziening onmogelijk maken. Een sportvoorziening wordt verstrekt onder voorwaarde dat:

    • a.

      een sportactiviteit van recreatieve aard is;

    • b.

      in de periode van 3 jaar voorafgaand aan de aanvraag geen sportvoorziening is verstrekt.

  • 4.

    Er kan één woning bezoekbaar worden gemaakt als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft in door de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten erkende instelling. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de belanghebbende de woning, de woonkamer en een toilet kan bereiken en gebruiken met voorzieningen die hiervoor noodzakelijk zijn. Een woning wordt bezoekbaar gemaakt onder voorwaarde dat:

    • a.

      de belanghebbende de woning regelmatig bezoekt;

    • b.

      de kosten van de aanpassing niet meer bedragen dan een door het college in het Besluit bepaald bedrag;

    • c.

      de aan te passen woning in de gemeente Oldebroek staat;

    • d.

      niet eerder in de gemeente Oldebroek of in een andere gemeente een woning voor de belanghebbende bezoekbaar is gemaakt, onverlet bijzondere situaties.

  • 5.

    5. Aan de hand van algemene regels, gesteld is hoofdstuk 5, wordt bepaald of belanghebbende daadwerkelijk in aanmerking komt voor compensatie op dit resultaatgebied.

Hoofdstuk 7. Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming

Artikel 19. Mogelijke verstrekkingwijzen van voorzieningen

  • 1.

    De te treffen voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

  • 2.

    De belanghebbende heeft, als de voorziening niet een financiële tegemoetkoming betreft, de keuze uit een verstrekking in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget, tenzij daar overwegende bezwaren tegen bestaan.

Artikel 20. Verstrekking in natura

  • 1.

    Als een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst tussen de gemeente en de belanghebbende van toepassing, tenzij de voorziening in eigendom wordt gegeven.

  • 2.

    Een voorziening die in natura is verstrekt, kan zodra deze niet meer gebruikt wordt, door het college worden opgehaald en voor herverstrekking beschikbaar worden gesteld.

  • 3.

    Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt de belanghebbende hierover schriftelijk geïnformeerd.

Artikel 21. Verstrekking als persoonsgebonden budget

  • 1.

    Als een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt stelt het college schriftelijk nadere voorwaarden.

  • 2.

    De belanghebbende heeft niet de mogelijkheid om te kiezen voor een persoonsgebonden budget als hiertegen overwegende bezwaren bestaan. Het college legt in het Besluit en/of beleidsregels vast in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren. Daarvan is in ieder geval sprake als zich één of meer van de volgende situaties voordoet:

    • a.

      de voorziening betreft een vervoerspas voor gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer en dit voor belanghebbende een adequate voorziening is.

    • b.

      de voorziening een kilometerbudget voor de (rolstoel)taxi betreft.

    • c.

      de voorziening een herplaatsbare losse woonunit betreft.

    • d.

      er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de belanghebbende zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van het persoonsgebonden budget en (professionele) hulp daarvoor niet beschikbaar is.

    • e.

      er sprake is van een voorziening voor huishoudelijke verzorging die naar verwachting niet langer dan drie maanden zal duren.

    • f.

      uit onderzoek is gebleken dat belanghebbende een eerder ontvangen persoonsgebonden budget niet in overeenstemming met het doel en/of bestemming heeft ingezet of niet heeft verantwoord.

    • g.

      de voorziening kortdurend en naar verwachting niet de gestelde gebruiksduur adequaat zal zijn.

  • 3.

    Als een voorziening binnen de gestelde periode waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt niet langer wordt gebruikt, dient het bedrag van het persoonsgebonden budget naar rato van de resterende periode te worden terugbetaald of de voorziening dient in eigendom aan de gemeente te worden overgedragen.

  • 4.

    Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt de belanghebbende hierover schriftelijk geïnformeerd.

Artikel 22. Verstrekking als financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Als een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt kan het college schriftelijk nadere voorwaarden stellen.

  • 2.

    Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel wordt de belanghebbende hierover schriftelijk geïnformeerd.

Hoofdstuk 8. Eigen bijdragen en eigen aandeel

Artikel 23. Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1.

    Bij het verstrekken van een voorziening is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd ten aanzien van de volgende resultaatgebieden:

    • a.

      een schoon en leefbaar huis;

    • b.

      wonen in een geschikt huis;

    • c.

      beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    • d.

      beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    • e.

      het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

    • f.

      zich verplaatsen in, om en nabij het huis voor zover het geen rolstoel betreft;

    • g.

      zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

    • h.

      medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

  • 2.

    Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.

Hoofdstuk 9. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering

Artikel 24. Beslistermijn op aanvraag individuele voorziening

De termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden op een aanvraag bedraagt maximaal 8 weken. Als het gaat om voorzieningen waar een 'bouwkundige' offerte voor opgevraagd moet worden is de termijn 16 weken.

Artikel 25. Onderzoek en advies

  • 1.

    De belanghebbende is verplicht aan het college desgevraagd medewerking te verlenen die redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de Wet. Onder deze verplichting wordt mede verstaan:

    • a.

      Het voldoen aan een oproep om op een aangegeven tijdstip en plaats te verschijnen;

    • b.

      Het meewerken aan een onderzoek door één of meer daartoe aangewezen deskundigen, waaronder zonodig begrepen een lichamelijk onderzoek naar de beperkingen.

  • 2.

    Het college is bevoegd de belanghebbende, na verlening van een voorziening, aan een heronderzoek te onderwerpen ten einde vast te stellen of de omstandigheden die hebben geleid tot de verlening van de voorziening gewijzigd zijn.

  • 3.

    Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien het college dat gewenst vindt. Bij de advisering wordt door de adviseur gebruik gemaakt van het begrippenkader van het ICF, de ‘International Classification of Functioning, Disability and Health’.

Artikel 26. Inlichtingenplicht

Een belanghebbende is verplicht, bij of na het indienen van een aanvraag of nadat een voorziening is verleend, zo spoedig mogelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening, dan wel de aard, hoogte of duur ervan.

Artikel 27. Intrekking en wijziging van een besluit tot verlening van een individuele voorziening

  • 1.

    Het college kan een besluit genomen op grond van deze verordening geheel of gedeeltelijk intrekken als:

    • a.

      niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      bij de aanvraag of tijdens de behandeling daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit op de aanvraag zou hebben geleid;

    • c.

      bij de aanvraag of tijdens de behandeling daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt met het oogmerk om aldus voor zichzelf of degene voor wie aanvrager optreedt een voorziening te verkrijgen dan wel te behouden;

    • d.

      de individuele voorziening onjuist was of ten onrechte is verleend en de belanghebbende dit wist of redelijkerwijs kon weten;

    • e.

      uit onderzoek blijkt dat de belanghebbende geen of onvoldoende gebruik maakt van een hem toegekende voorziening en naar alle waarschijnlijkheid het komende jaar ook niet of nauwelijks van deze voorziening gebruik zal maken;

    • f.

      de belanghebbende zijn verplichtingen ingevolge de artikel 25 en 26 onvoldoende nakomt en daardoor het recht op, de noodzaak van de gevraagde voorziening of noodzaak tot het behoud daarvan, niet kan worden vastgesteld.

  • 2.

    De intrekking of wijziging van het besluit als bedoeld in het vorige lid werkt terug tot het tijdstip waarop de voorziening is verleend, tenzij bij intrekking of de wijziging anders is bepaald.

  • 3.

    Het college kan een besluit tot verlening van een persoonsgebonden budget of een financiele tegemoetkoming, naast op de in het eerste lid genoemde gronden, geheel of gedeeltelijk intrekken of ten nadele van belanghebbende wijzigen als blijkt dat het budget of de tegemoetkoming niet of niet volledig is aangewend voor het doel waarvoor deze was verleend.

Artikel 28. Terugvordering

Wanneer een besluit tot verlening van een voorziening geheel of gedeeltelijk is ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende is gewijzigd, kan het college de ten onrechte reeds uitbetaalde persoonsgebonden budgetten, financiële tegemoetkomingen dan wel de in natura verstrekte voorzieningen, terugvorderen.

Hoofdstuk 10. Slotbepalingen

Artikel 29. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 30. Indexering

Het college kan jaarlijks de bedragen in het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie en het Bmo.

Artikel 31. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2014 en vervangt de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek 2010.

Artikel 32. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek 2014.

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de gemeenteraad van Oldebroek

op 19 en 20 december 2013.

 , voorzitter mr. A. Hoogendoorn,
   
   
   
 , griffier J. Tabak.