Organisatie | Barendrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ, WIJ 2010 |
Citeertitel | Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ, WIJ 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ ,WIJ 2010 |
Deze regeling is vastgesteld en bekendgemaakt als onderdeel van het verzamelbesluit ‘Verordening implementatie Wet elektronische bekendmaking 2012\Raad’. Deze regeling vervangt de Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ 2010. Artikel 16 bevat een hardheidsclausule.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-04-2013 | 12-04-2013 | intrekking | 02-04-2013 Blik op Barendrecht, 11-04-2013 | 378774 | |
21-09-2012 | 12-04-2013 | nieuwe regeling | 18-09-2012 Blik op Barendrecht, 20-09-2012 | 338815 |
De raad van de gemeente Barendrecht;
overwegende, dat op grond van artikel 8, lid 1, sub b van de Wet Werk en Bijstand, de raad onder meer bij verordening regels stelt met betrekking tot het verlagen van de bijstand bedoeld in artikel 18, lid 2 van de Wet Werk en Bijstand;
overwegende, dat op grond van artikel 12 van de Wet Investeren in Jongeren, de raad onder meer bij verordening regels stelt met betrekking tot het verlagen van het bedrag van de inkomensvoorziening, bedoeld in artikel 40, eerste lid van de Wet Investeren in Jongeren;
overwegende, dat op grond van artikel 35 van de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers en artikel 35 van de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen, de raad bij verordening regels stelt met betrekking tot de weigering en verlaging van de uitkering als bedoeld in artikel 20 IOAW en artikel 20 IOAZ;
bovenstaande overweging zoals luidend met ingang van 1 juli 2010 op grond van de Wet van 17 december 2009 tot Bundeling van Uitkeringen Inkomensvoorziening aan Gemeenten (Staatsblad 2009, 592) en het Besluit van 17 december 2009 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet BUIG (Staatsblad 2009, 593);
gezien het advies van de commissie Samenleving van 31 augustus 2010;
gelet op de WWB, de IOAW, de IOAZ en de WIJ;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 juli 2010;
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1 - Begripsomschrijving
In deze verordening wordt verstaan onder:
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebbendezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand, de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers, de Wet Inkomensvoorziening Oudere, gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen en de Wet Investeren in Jongeren.
In deze verordening wordt verstaan onder:
de WWB: de Wet werk en bijstand;
de IOAW: de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers;
de IOAZ: de Wet Inkomensvoorziening Oudere, gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen;
de WIJ: de Wet Investeren in Jongeren;
verlaging: verlaging van de bijstandsnorm op grond van artikel 18, tweede lid, van de wet WWB, verlaging van de IOAW- IOAZ grondslag op grond van artikel 35 van de IOAW en artikel 35 van de IOAZ en verlaging van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41, eerste lid WIJ;
bijstand: algemene en bijzondere bijstand;
bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, sub c van de Wet Werk en Bijstand;
grondslag: de grondslag bedoeld in artikel 5 in de IOAW en artikel 5 van de IOAZ;
WIJ-norm: de op grond van hoofdstuk 4 van de WIJ op de jongere van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de op grond van dat hoofdstuk door het college vastgestelde verhoging of verlaging;
uitkering: de uitkering op grond van de IOAW en IOAZ en de inkomensvoorziening als bedoeld in de WIJ;
verlaging: het verlagen van bijstand op grond van artikel 18, lid 2 van de WWB;
Wet SUWI: Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen;
Artikel 2 - Het toepassen van een verlaging in het kader van de WWB, de IOAW , de IOAZ en de WIJ
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de WWB of de artikelen 30c, tweede lid en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een verlaging van de bijstand toegepast.
Het college verlaagt de uitkering, in het kader van de IOAW, overeenkomstig deze verordening ter zake van het niet of onvoldoende nakomen door de belanghebbende, die voor de zelfstandige voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, van een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW of in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, of een op grond van hoofdstuk III van de IOAW aan de uitkering verbonden verplichtingen, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen.
Het college verlaagt de uitkering, in het kader van de IOAZ, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel b, ter zake van het niet of onvoldoende nakomen door de belanghebbende van een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAZ, of een op grond van hoofdstuk III aan de uitkering verbonden verplichtingen, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, in de periode voorafgaand aan de aanvraag om een uitkering of ter zake van het nadien onvoldoende inzetten voor de voorziening in het bestaan.
Onverminderd artikel 42 van de wet WIJ, verlaagt het college, overeenkomstig deze verordening, het bedrag van de aan de jongere toegekende inkomensvoorziening, indien de jongere naar het oordeel van het college de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet, of de uit artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college misdraagt.
Een verlaging in het kader van de WWB en WIJ wordt voor een bepaalde tijd vastgelegd. Een verlaging die voor een periode van meer dan drie maanden wordt toegepast, wordt binnen een door het college te bepalen periode heroverwogen maximaal binnen drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd als bedoeld in artikel 18, lid 3 WWB en artikel 41, lid 3 WIJ.
Artikel 4 - Het besluit tot toepassen van een verlaging
In het besluit tot toepassen van een verlaging worden in ieder geval vermeld: de reden van de verlaging, de duur van de verlaging, het percentage waarmee de bijstand of uitkering wordt verlaagd, het bedrag waarmee de bijstand of uitkering wordt verlaagd uitgaande van de uitkeringsnorm en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardverlaging.
Artikel 5 - Horen van belanghebbende
Voordat een verlaging wordt toegepast, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.
Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:
de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 van de WWB, artikel 34 IOAW, artikel 34 IOAZ, artikel 11, vierde lid WIJ, werkzaamheden in het kader van de wetten heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de WWB, artikel 13 IOAW, artikel13 IOAZ en artikel 44 van de WIJ;
De duur van de verlagingen worden verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging wordt toegepast opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een verlaging is toegepast wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, derde lid.
Hoofdstuk 2 - Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid
Artikel 10 - Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de WWB; artikel 37 van de IOAW; artikel 37 van de IOAZ; artikel 45 van de WIJ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
Hoofdstuk 3 - Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 12 - Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente
Indien het niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 17 van de WWB, artikel 30c, tweede en derde lid wet SUWI; artikel 13 van de IOAW, artikel 13 van de IOAZ, artikel 44, lid 1 WIJ, niet heeft geleid tot a. negatieve gevolgen voor de arbeidsinschakeling of het recht op bijstand b. het ten onrechte toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of c. tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening, wordt een verlaging opgelegd van 20 procentvan de bijstandsnorm, grondslag of WIJ-norm gedurende één maand, onverminderd artikel 2, lid 5.
Van het toepassen van de verlaging kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Artikel 13 - Schending inlichtingenplicht met benadeling van de gemeente
Indien de belanghebbende de verplichting bedoeld in artikel 17 van de WWB, artikel 30c, tweede en derde lid wet SUWI; artikel 13 van de IOAW, artikel 13 van de IOAZ, artikel 44, lid 1 WIJ, niet, niet tijdig of niet behoorlijk is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand en/of uitkering, of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college op grond van artikel 54, tweede lid, van de WWB, artikel 17, lid 2 van de IOAW, artikel 17, lid 2 van de IOAZ en artikel 40, lid 2 WIJ, gestelde termijn te verstrekken, en dit heeft geleid tot een ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening of inzetten van reïntegratiemiddelen, wordt een verlaging toegepast van vijftig procent van de bijstandsnorm, grondslag, of WIJ-norm.
Hoofdstuk 4 - Overige gedragingen die leiden tot een verlaging
Artikel 14 - Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Onverminderd artikel 2, vierde lid, en artikel 3, vierde lid, wordt, indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, anders dan door gedragingen als bedoeld in artikel 9, heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de WWB, de bijstand verlaagd:
met 100% van de bijstandsnorm of grondslag gedurende één maand, indien belanghebbende verwijtbaar geen of geen volledig recht heeft op een uitkering krachtens een sociale verzekering of daarmee naar aard en doel overeenkomende buitenlandse regeling of private verzekering, dan wel het verwijtbaar verliezen een zodanig recht;
Artikel 15 - Zeer ernstige misdragingen
1.Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college, zijn ambtenaren of personen van re-integratiebedrijven die uitvoering geven aan gemeentelijk beleid, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WWB, IOAW, IOAZ of WIJ, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de WWB, artikel 20, lid 2 van de IOAW, artikel 20, lid 1 van de IOAZ, artikel 41 van de WIJ, wordt, onverminderd artikel 2, vierde lid, en artikel 3, vierde lid, een verlaging toegepast 100% procent van de bijstandsnorm, grondslag en WIJ-norm gedurende één maand.