Organisatie | Oldebroek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Lozingsverordening riolering 1994 |
Citeertitel | Lozingsverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Pagina 2 van de PDF heeft betrekking op een andere regeling en is hier ten onrechte opgenomen als tekst. Toelichting op lozingsverordening.pdf |
Geen.
Gemeentewet, art. 149
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-1994 | 01-01-2010 | nieuwe regeling | 23-11-1993 Huis aan huis, 01-12-2009. | AVV |
De raad van de gemeente Oldebroek;
gelezen het. voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 02 nov. 1993
dat het in verband met het tegengaan en het voorkomen van verontreiniging van oppervlaktewateren krachtens artikel tweede lid, juncto het eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren verboden is zonder vergunning met behulp van de gemeentelijke riolering afvalstoffen, verontreinigde of schadelijke stoffen in oppervlaktewateren te brengen, tenzij de voorschriften die zijn gesteld door de beheerder van het oppervlaktewater dan wel de beheerder van een rioolwaterzuiveringsinstallatie of enig ander werk, waarop de riolering is aangesloten, worden nageleefd, welke uitzondering overigens weer niet geldt voor bij AmvB aangewezen soorten van inrichtingen en stoffen;
dat het, ten einde de naleving van deze aan de gemeente gestelde voorschriften te kunnen verzekeren, wenselijk is ook met het oog daarop regels te stellen;
dat het voorts ter bescherming van de riolering en de goede werking daarvan, van de belangen van derden tegen nadelen welke hieruit kunnen voortvloeien, alsmede ter bescherming van de kwaliteit van het rioolslib, wenselijk is regels te stellen omtrent het lozen van afvalwater op de gemeentelijke riolering;
gelet op artikel 168 van de gemeentewet en mede in beschouwing genomen de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
waterbeheerder: de beheerder van een rioolwaterzuiveringsinstallatie of van enig ander werk waarop de riolering is aangesloten, dan wel het gezag dat bevoegd is tot het verlenen, weigeren, wijzigen of intrekken van een vergunning als bedoeld in 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, tot het. inbrengen van afvalstoffen, verontreinigde of schadelijk in het oppervlaktewater waarop de riolering uitkomt;
HOOFDSTUK 2 Bepalingen ter ui van de door de waterbeheerder aan de gemeente gegeven voorschriften
Het verbod in het eerste lid geldt niet. voor inrichtingen die behoren tot een door burgemeester en wethouders aangewezen categorie, waarvoor door burgemeester en wethouders nadere regels zijn gesteld. Van het oprichten, het in werking hebben of het uitbreiden dan wel wijzigen geeft degene die de inrichting drijft kennis volgens de regels van artikel 4.
Degene die voornemens is een inrichting op te richten, behorende tot een door burgemeester en wethouders krachtens artikel 3, tweede lid, aangewezen categorie, moet hiervan 8 weken voor het oprichten aan burgemeester en wethouders schriftelijk kennisgeven met inachtneming van hetgeen hierna daaromtrent.bepaald is
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het uitbreiden of wijzigen van een inrichting behorende tot een door burgemeester en wethouders krachtens artikel 3, tweede lid aangegeven categorie voor zover dit kan leiden tot een wijziging van de samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid van het te lozen afvalwater of de te lozen afvalstoffen, dan wel een wijziging van de tijdsduur van de lozing.
Het is degene bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, verboden een inrichting die door middel van een werk afvalwater of afvalstoffen kan lozen of loost op te richten, in werking te hebben of uit te breiden of te wijzigen, voor zover dit kan leiden tot een wijziging van de samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid van het lozen afvalwater of de te lozen afvalstoffen, dan wel een wijziging van de tijdsduur van de lozing:
HOOFDSTUK 3 Bepalingen ter bescherming van de riolering en de goede werking daarvan
HOOFDSTUK 4 Algemene bepalingen betreffende ontheffing, vergunning en voorschriften
Aanvraag vergunning of ontheffing
Een aanvraag om vergunning of ontheffing kan mondeling worden ingediend, indien in verband met. het spoedeisende karakter van de zaak, het schriftelijk indienen hiervan niet kan worden gevergd.
Advisering van de waterbeheerder over de vergunningaanvraag
Tenzij burgemeester en wethouders reeds bij een eerste beoordeling van de aanvraag menen dat de vergunning behoort te worden geweigerd, stellen zij, onder overlegging van de aanvraag en de daarop betrekking bescheiden, de waterbeheerder in de gelegenheid hen van advies te dienen omtrent de aanvraag.
Indien met het oog op het geheel of gedeeltelijk inwilligen van de aanvraag een wijziging of aanvulling van de aan de gemeente gegeven schriften voor het brengen van het rioolwater in oppervlaktewater of naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie of enig ander werk waarop de riolering is aangesloten noodzakelijk is, dienen burgemeester en wethouders binnen 4 weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen, onderscheidenlijk na de dag waarop de in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde aanvulling of verbetering is ontvangen, een daartoe strekkend verzoek schriftelijk in bij de waterbeheerder.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid beslissen burgemeester en wethouders binnen 4 weken na het van kracht worden van de beslissing van de waterbeheerder als bedoeld in artikel 10, tweede lid of van een daarvoor in de plaats getreden beslissing in beroep indien deze beslissing genomen wordt later dan 13 weken na de dag waarop de aanvraag in behandeling is genomen.
In afwijking van het eerste, tweede en derde lid kunnen burgemeester en wethouders, indien een gecoördineerde behandeling van de lozingsvergunning en de milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer naar het oordeel van de burgemeester en wethouders noodzakelijk is, de procedure van de totstandkoming van de milieuvergunning uit hoofdstuk 13 Wet milieubeheer (Stb 1992,551) van overeenkomstige toepassing verklaren. Zij geven de aanvrager en de waterbeheerder binnen twee weken hiervan bericht
Burgemeester en wethouders zenden een afschrift van de beslissing tot aanvraag, intrekking of wijziging aan de waterbeheerder en de regionale inspecteur van het staatstoezicht op de volksgezondheid, belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu. Indien de vergunning wordt verleend, wordt bij de beschikking een gewaarmerkt exemplaar van de op de vergunning betrekking aanvraag gevoegd.
Anticipatie op toekomstige ontwikkelingen
Burgemeester en wethouders houden bij hun beslissing op de aanvraag om vergunning rekening met de te verwachten ontwikkelingen in de lozingen op de riolering en in het bijzonder met die welke veroorzaakt kunnen worden door:
Voor het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 2, derde lid, is het bepaalde in de artikelen 11 tot en met 17 en artikel 20 van toepassing met dien verstande dat de in artikel 11, eerste lid, genoemde termijn drie weken bedraagt.
HOOFDSTUK 5 Straf-, overgangs-en slotbepalingen
Verstrekken van inlichtingen en dergelijke
Een ieder is verplicht aan de ambtenaren belast met de zorg voor de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening alle medewerking te verlenen en op eerste vordering alle inlichtingen te verstrekken, inzage te verschaffen in bescheiden en hen in de gelegenheid te stellen daarvan afschrift te nemen, een en ander voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.
Kennisgeving van bijzondere omstandigheden
Indien wordt vastgesteld of het vermoeden bestaat dat. door bijzondere omstandigheden zoals storing in het. productieproces afvalwater wordt geloosd of zal worden geloosd dat door samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid:
een nadelige invloed heeft op de verwerking van het. uit de riolering verwijderde slib,
is degene die afvalwater op de riolering verplicht kennis te geven aan burgemeester en wethouders of een daartoe door hen aangewezen ambtenaar en onmiddellijk alle maatregelen te nemen die gevaar, schade of hinder kunnen beperken.
Burgemeester en wethouders dan wel de krachtens het lid aangewezen ambtenaar doen van de in dat lid bedoelde kennisgeving terstond melding aan de waterbeheerder, indien de bijzondere omstandigheden, als bedoeld in het. lid, onder a en b, gevaar, schade of hinder kunnen opleveren voor de rioolwaterzuiveringsinstallatie of het ontvangende oppervlaktewater.
Overtreding van artikel 2, eerste lid, artikel 3, eerste lid, artikel 5, derde lid, artikel 6, artikel 7, artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde en zevende lid, artikel 21, artikel 22, eerste lid en de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften wordt. gestraft met. hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
De opsporing van de in de artikel 23 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft, die in de aanwijzing zijn vermeld
De krachtens het eerste lid aangewezen personen leggen in handen van de burgemeester of met machtiging van deze in handen van de chef van het korps, indien deze hoofdcommissaris of commissaris van politie is, de volgende eed of belofte af: "Ik zweer (beloof) dat ik mijn als opsporingsambtenaar met alle ijver en zonder aanzien des persoons zal vervullen Zo waarlijk helpe mij God almachtig (Dat beloof ik)"
In gemeenten met rijkspolitie luidt de bepaling als volgt:
De krachtens het eerste lid aangewezen personen leggen in handen van de
burgemeester de volgende eed of belofte af:
"Ik zweer (beloof) dat ik mijn als opsporingsambtenaar met alle ijver en zonder aanzien des persoons zal vervullen.. Zo waarlijk helpe mi j God almachtig (Dat beloof ik)".
De in artikel 21 en artikel 24 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd de lozing van afvalwater of afvalstoffen in de riolering te meten, alsmede monsters daarvan te nemen, een en ander voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.. De resultaten van de metingen, alsmede de uitslag van het onderzoek van de monsters worden ten spoedigste ter kennis van de betrokken lozers gebracht.
Vergunningen en ontheffingen -hoe ook genaamd -verleend krachtens de lozingsverordening riolering van 1992 blijven -voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken -nog gedurende 2 jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht,.
Voor zover deze verordening categorieën inrichtingen worden aangewezen op grond van artikel 3, tweede lid, die niet reeds in de Lozingsverordening 1992 waren aangewezen, gelden de nadere voorschriften als bedoeld in artikel 3, tweede lid, en artikel 5, eerste lid, pas na 2 jaren na inwerkingtreding van deze verordening.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Lozingsverordening riolering 1992 blijven, voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken, nog gedurende 2 jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht
Degene als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van deze verordening is vrijgesteld van de in het eerste en tweede lid van dat artikel vervatte verplichting tot schriftelijke kennisgeving, voor zover voor de onderwerpelijke lozingen vergunning of ontheffing is verleend dan wel een kennisgeving is verricht krachtens de Lozingsverordening van 1992.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing -hoe ook genaamd- op grond van de Lozingsverordening riolering van 1992 is ingediend en voor het. tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt. daarop de overeenkomstige bepaling van deze verordening toegepast,
Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning, ontheffing, voorschrift. of beperking, bedoeld in het eerste of vierde lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 27, eerste lid is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de Lozingsverordening riolering van 1992.