Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noord-Holland

Subsidieverordening jeugdzorg Noord-Holland 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoord-Holland
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingSubsidieverordening jeugdzorg Noord-Holland 2013
CiteertitelSubsidieverordening jeugdzorg Noord-Holland 2013
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpjeugdzorg, subsidies, pleegouders

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet op de Jeugdzorg, artikel 41, vijfde lid

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2014Nieuwe regeling

16-07-2012

Provinciaal blad, 2012, 95

2012-29857

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening jeugdzorg Noord-Holland 2013

Provinciale Staten van Noord-Holland

 

besluiten vast te stellen:

 

Subsidieverordening Jeugdzorg Noord-Holland 2013.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet op de jeugdzorg;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    uitvoeringsprogramma: provinciaal programma als bedoeld in artikel 32 van de wet;

  • d.

    stichting: de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland;

  • e.

    zorgaanbieder: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de jeugdzorg verleent waarop ingevolge de wet aanspraak bestaat.

Artikel 2
  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring door gedeputeerde staten op grond van artikel 41 van de wet.

  • 2.

    Op subsidies op grond van artikel 41 van de wet is de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011 niet van toepassing.

Hoofdstuk 2 De stichting

Artikel 3
  • 1.

    De subsidie aan de stichting wordt als volgt berekend:

    • a.

      voor de taak bedoeld in artikel 5 van de wet: het bedrag dat hiervoor in het uitvoeringsprogramma is opgenomen;

    • b.

      voor de taken, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdelen a tot en met d van de wet: de door de Minister van Volksgezondheid, welzijn en sport en de Minister van Justitie vastgestelde normbedragen vermeerderd met de door de eerdergenoemde ministers vastgestelde verhoging ten behoeve van de centrale overhead, vermenigvuldigd met het in het uitvoeringsprogramma voor het desbetreffende jaar geraamde aantal zorgtrajecten;

    • c.

      voor de taak bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel e van de wet: de in het uitvoeringsprogramma vastgestelde normbedrag voor onderzoeken, consulten en adviezen vermenigvuldigd met het in het uitvoeringsprogramma voor het desbetreffende jaar geraamde aantal onderzoeken, consulten en adviezen;

    • d.

      voor de taken bedoeld in artikel 10, derde lid van de wet: de bedragen die hiervoor in het uitvoeringsprogramma zijn opgenomen;

    • e.

      voor de bovenwettelijke activiteiten die met betrekking tot de stichting in het uitvoeringsprogramma zijn opgenomen: de bedragen die voor die activiteiten in het uitvoeringsprogramma zijn opgenomen;

    • f.

      In de subsidieberekening wordt voorhuisvestingskosten het bedrag verwerkt welke in het uitvoeringsprogramma hiervoor is opgenomen.

  • 2.

    De subsidie aan de stichting kan vóór de vaststelling ervan worden gewijzigd indien de uitkering als bedoeld in artikel 37 van de wet daartoe aanleiding geeft.

Artikel 4
  • 1.

    Op de subsidie aan de stichting is afdeling4.2.8 van de Awb van toepassing.

  • 2.

    De stichting behoeft voor de rechtshandelingen genoemd in artikel 4:71 van de Awb toestemming van gedeputeerde staten.

  • 3.

    De stichting vormt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb.

Artikel 5

De stichting is verplicht:

  • a.

    ieder kwartaal aan gedeputeerde staten een opgave te doen van het aantal jeugdigen dat betrokken is bij de uitoefening van haartaken, de overige door gedeputeerde statengevraagde informatie, alsmede alle informatie die krachtens wet en regelgeving is vereist;

  • b.

    er zorg voor te dragen dat de accountant bedoeld in artikel 4:78 Awb meewerkt aan door of namens gedeputeerde staten in testellen onderzoeken naar de door de accountant verrichtte controlewerkzaamheden;

  • c.

    haar burgerrechtelijke aansprakelijkheid tegenover derden alsmede de burgerrechterlijke aansprakelijkheid van door haargeplaatste jeugdigen voor een som van tenminste € 2,5 miljoen per gebeurtenis en per geval te verzekeren;

  • d.

    haar onroerende zaken tegen brandschade naar herbouwwaarde en haar onroerende zaken tegen brandschade, waterschade en diefstal te verzekeren.

Artikel 6
  • 1.

    De stichting dient uiterlijk op 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, de aanvraag tot vaststelling in bij gedeputeerde staten.

  • 2.

    De aanvraag wordt ingediend op een doorgedeputeerde staten vastgesteld formulier.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 76 van de Awb bevat de aanvraag tot vaststelling het totaal aantal jeugdigen dat zich in het betreffende boekjaar bij de stichting heeft gemeld, alsmede het aantal jeugdigen waarvoor de onderscheiden taken of functies als bedoeld in de artikelen 5 en 10 van de wet zijn uitgevoerd;

Artikel 7

Gedeputeerde staten stellen uiterlijk 16 weken na ontvangst van de aanvraag de subsidie vast.

Artikel 8

Bij de vaststelling van de subsidie voor de taken bedoeld in artikel 3, eerste lid onderdelen b en c baseren gedeputeerde staten zich op de werkelijk gerealiseerde capaciteit voor zover deze de in het uitvoeringsprogramma geraamde capaciteit niet overschrijdt.

Hoofdstuk 2 De zorgaanbieders

Artikel 9

Subsidie aan de zorgaanbieders die zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma wordt verstrekt ten behoeve van:

  • a.

    de verlening van de door stichting geïndiceerde jeugdzorg;

  • b.

    het verstrekken en verwerken van gegevens als bedoeld in artikel 43 en 44 van de wet.

Artikel 10
  • 1.

    Aanvragen om subsidie door zorgaanbieders worden ingediend vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de periode waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Bij de aanvraag om subsidie wordt in elk geval gevoegd:

    • a.

      een begroting met toelichting;

    • b.

      het beleidsplan voor het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, en waarin is opgenomen het activiteitenplan, het kwaliteitsbeleid en het accommodatiebeleid, en

    • c.

      een overzicht van de locaties waar de activiteiten zullen plaatsvinden.

  • 3.

    De aanvraag wordt ingediend op een doorgedeputeerde staten vastgesteld formulier.

Artikel 11
  • 1.

    Subsidies aan de zorgaanbieders worden berekend door de in het uitvoeringsprogramma voor een zorgaanbieder opgenomen capaciteit per hulpvariant te vermenigvuldigen met het voor die hulpvariant door gedeputeerde staten vastgestelde normbedrag. Daarnaast worden in de subsidieberekening voor specifieke kosten de bedragen verwerkt welke in het Uitvoeringsprogramma voor die kosten zijn opgenomen.

  • 2.

    De subsidie aan de zorgaanbieders kan vóór de vaststelling ervan worden gewijzigd indien de uitkering als bedoeld in artikel 37van de wet daartoe aanleiding geeft.

Artikel 12
  • 1.

    De zorgaanbieders zijn verplicht:

    • a.

      ieder kwartaal aan gedeputeerde stateneen opgave van het aantal jeugdigen te verstrekken dat betrokken is bij de uitoefening van haar taken, de overige doorgedeputeerde staten gevraagde informatie, alsmede alle informatie die krachtens wet en regelgeving is vereist;

    • b.

      indien een zorgaanbieder gebruik maakt van zorg die in het buitenland wordt verleend, de kwaliteitsmaatstaven zoals verwoord in het IPO-advies “kwaliteitsmaatstaven buitenlands zorgaanbod in de jeugdzorg” van mei 2010 te hanteren, dan wel andere door gedeputeerde staten aan te wijzen kwaliteitsmaatstaven;

    • c.

      indien een zorgaanbieder gebruik maakt van zorg die wordt aangeboden door een niet-erkende instelling, te handelen volgens het protocol “voorwaarden inzetparticuliere zorgaanbieders in de jeugdzorg als onderaannemer”, en de overeenkomst met de niet-erkende instelling vooraf ter goedkeuring aan gedeputeerde staten voor te leggen;

    • d.

      er zorg voor te dragen dat de cliëntenadministratie op overzichtelijke en doelmatige wijze wordt gevoerd;

    • e.

      er zorg voor te dragen dat de cliëntenadministratie een juist, volledig en actueel beeld geeft van de verleende zorg waarbij een relatie wordt gelegd met de zorg waarop een cliënt aanspraak heeft;

    • f.

      er zorg voor te dragen dat van de aanspraken en van de verleende zorgdeugdelijke bewijsstukken aanwezig zijn, waaruit de aard van de aanspraken en de verleende zorg duidelijk blijken;

    • g.

      er voor zorg te dragen dat de accountant bedoeld in artikel 393, eerste lid van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek meewerktaan door of namens gedeputeerde staten in te stellen onderzoeken naar de door de accountant verrichtte controlewerkzaamheden;

    • h.

      hun burgerrechtelijke aansprakelijkheid tegenover derden te verzekeren voor een som van ten minste € 2,5 miljoen per gebeurtenis en per geval;

    • i.

      hun onroerende zaken te verzekeren tegen brandschade naar herbouwwaarde en hun roerende zaken tegen brandschade, waterschade en diefstal;

    • j.

      de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van bij of door hem geplaatste jeugdigen te verzekeren voor een som van ten minste € 2,5 miljoen per gebeurtenis en per geval.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen een zorgaanbieder de volgende verplichtingen opleggen:

    • a.

      de verplichting dat de zorgaanbieder bewerkstelligt dat eenieder ten aanzien van wie een besluit als bedoeld in artikel 5, tweede lid van de wet is genomen, waarbij het advies op grond van artikel 6,eerste lid onderdeel e van de wet de zorgaanbieder noemt, binnen een door gedeputeerde staten te bepalen termijn na dit besluit zijn aanspraak op jeugdzorg tot gelding kan brengen;

    • b.

      de verplichting dat de zorgaanbieder eenieder ten aanzien van wie de stichting een besluit heeft genomen dat een indicatiebesluit niet kan worden afgewacht, binnen 24 uur jeugdzorg biedt.

Artikel 13

De zorgaanbieders dienen uiterlijk op 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, de aanvraag tot vaststelling in bij gedeputeerde staten. De aanvraag wordt ingediend op een doorgedeputeerde staten vastgesteld formulier.

Artikel 14

De aanvraag om vaststelling bevat in elk geval de jaarrekening, waarin is opgenomen:

  • a.

    het financiële verslag;

  • b.

    de balans met toelichting;

  • c.

    de resultatenrekening met toelichting, waarin ook afwijkingen ten opzichte van de begroting worden verklaard;

  • d.

    informatie over het aantal jeugdigen waarvoor de onderscheiden geïndiceerde zorgeenheden en overige werkzaamheden zijn uitgevoerd; en

  • e.

    een bij de ingediende begroting aansluitend een door de accountant gewaarmerkte eindverantwoording.

Artikel 15

Bij de vaststelling van de subsidie baserengedeputeerde staten zich op de werkelijk gerealiseerde capaciteit voor zover deze de in het uitvoeringsprogramma geraamde capaciteit niet overschrijdt.

Hoofdstuk 3 Overige subsidies

Artikel 16
  • 1.

    Subsidie aan een door gedeputeerde staten in het uitvoeringsprogramma aan te wijzenrechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid wordt verstrekt ten behoeve van:

    • a.

      de werkzaamheden van de vertrouwenspersoon voor cliënten van de stichting ende Noord-Hollandse cliënten die bij de zorgaanbieders ingevolge de wet aanspraak maken op jeugdzorg en

    • b.

      algemene klachtenondersteuning van jeugdigen en hun ouders of verzorgers in Noord-Holland.

  • 2.

    De subsidie bedraagt het bedrag dat hiervoor in het uitvoeringsprogramma is opgenomen.

  • 3.

    De subsidie kan vóór de vaststelling ervan worden gewijzigd indien de uitkering als bedoeld in artikel 37 van de wet daartoe aanleiding geeft.

Artikel 17
  • 1.

    Subsidie aan de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen wordt verstrekt ten behoeve van

    • a.

      het geven van informatie en advies aan Noord-Hollandse pleegouders;

    • b.

      het beleggen van themabijeenkomsten en gespreksgroepen voor Noord-Hollandse pleegouders;

    • c.

      individuele belangenbehartiging voor Noord-Hollandse pleegouders.

  • 2.

    De subsidie bedraagt het bedrag dat hiervoor in het uitvoeringsprogramma is opgenomen.

  • 3.

    De subsidie kan vóór de vaststelling ervan worden gewijzigd indien de uitkering als bedoeld in artikel 37 van de wet daartoe aanleiding geeft.

Artikel 18

Gedeputeerde staten kunnen subsidie verstrekken ten behoeve van experimenten, mits deze passen in het provinciaal beleidskader jeugdzorg zoals bedoeld in artikel 31 van de wet.

Artikel 19

Aanvragen om subsidie op grond van dit hoofdstuk, worden ingediend vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft zullen plaatsvinden.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 20

Gedeputeerde staten besluiten uiterlijk 12 januari van het jaar waarin de activiteiten plaatsvinden op aanvragen om subsidies op grond van deze verordening.

Artikel 21
  • 1.

    Voor zover het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming is de subsidieontvanger aan gedeputeerde staten een vergoeding verschuldigd.

  • 2.

    De subsidieontvanger doet van de in artikel4:41, tweede lid onderdelen a, b en e van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen onverwijld schriftelijk mededeling aan gedeputeerde staten.

  • 3.

    Het vaststellen van de hoogte van de vergoeding vindt plaats door gedeputeerde staten, nadat hierover advies is ingewonnen van drie deskundigen. Gedeputeerde staten en de subsidieontvanger wijzen elk een deskundige aan, die in onderling overleg een derde deskundige aanwijzen.

Artikel 22
  • 1.

    Aan elke subsidie die op grond van deze verordening wordt verstrekt, wordt de verplichting verbonden geen loon in welke vorm dan ook te verstrekken aan een persoon die voor haar werkzaam is, dat uitgaat boven 130% van de bezoldiging, inclusief vakantie- en eindejaarsuitkering van een minister, als bedoeld in artikel 1 en 2, eerste lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen;

  • 2.

    Aan elke subsidie die op grond van deze verordening wordt verstrekt kunnen gedeputeerde staten nadere verplichtingen ver binden als bedoeld in artikel 4:38 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 23

De Subsidieverordening jeugdzorg Noord-Holland 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 24

Deze verordening wordt aangehaald als Subsidieverordening jeugdzorg Noord-Holland2013.

Artikel 25

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

Haarlem, 16 juli 2012.

Provinciale Staten van Noord-Holland,

J.W. Remkes, voorzitter.

J.J.M. Vrijburg, statengriffier.