Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Oldebroek

Huisvestingsverordening gemeente Oldebroek 1998

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Oldebroek
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening gemeente Oldebroek 1998
CiteertitelHuisvestingsverordening gemeente Oldebroek 1998
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpRuimtelijke Ordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

inclusief 1e wijziging, 03-09-2002, 2e wijziging 01-10-2002, 3e wijziging, 30-12-2003 en 4e wijziging 24-01-2006.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Huisvestingswet, art. 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Regeling Systeem van inschrijving bedoeld in artikel 7, lid 2 onder b van de Huisvestings verordening gemeente Oldebroek 1998 (woningbouwkavels).

Regeling uitwerking artikel 7, lid 4 van de Huisvestingsverordening gemeente Oldebroek 1998.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-199901-07-2015nieuwe regeling

07-07-1998

Huis aan Huis, 22-12-1998. 1e wijziging: Huis aan Huis, 22-10-2002. 2e wijziging: Huis aan Huis, 22-10-2002. 3e wijziging: Huis aan Huis, 30-12-2003. 4e wijziging: Huis aan Huis, 24-01-2006.

Extern werkend.

Tekst van de regeling

HUISVESTINGSVERORDENING

GEMEENTE OLDEBROEK

1998

INHOUDSOPGAVE HUISVESTINGSVERORDENING

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1 Begripsbepalingen

Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimten en woningbouwkavels

Paragraaf 1 Werkingsgebied

Paragraaf 2 Toelating

Paragraaf 3 Inschrijving

Paragraaf 4 Huisvestingsvergunning

Paragraaf 5 Passendheid

Paragraaf 6 Bijzondere indicatie

Paragraaf 7 Leegmelding en voordracht

Paragraaf 8 Afwijkende bepalingen voor bijzondere woonvormen

Paragraaf 9 Organisatie en bevoegdheden

Hoofdstuk 3 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad

Paragraaf 1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting

Hoofdstuk 4 Verdere bepalingen

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Bijlage (toelichting)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Huisvestingswet;

  • b.

    besluit: het Huisvestingsbesluit;

  • c.

    woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;

  • d.

    huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand dan wel, indien het betreft een standplaats voor een woonwagen of een ligplaats van een woonschip, het bedrag dat is verschuldigd voor het innemen van die standplaats, onderscheidenlijk ligplaats, uitgedrukt in een bedrag per maand;

  • e.

    koopprijs: de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijk is of zal worden betaald;

  • f.

    woningzoekende: het huishouden dat in het register als bedoeld in artikel 7 is ingeschreven;

  • g.

    economische binding: de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit dat gebied;

  • h.

    maatschappelijke binding: de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die tenminste drie jaar voorafgaande aan de inschrijving onafgebroken ingezetene zijn, danwel gedurende tien jaar voorafgaande aan de inschrijving ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van dat gebied;

  • i.

    kernbinding: de binding van een persoon aan de kernen Hattemerbroek, 't Loo, Noordeinde, Oldebroek en Oosterwolde, daarin gelegen dat op die persoon ten aanzien van die kernen de onder de leden g en h omschreven bindingsbegrippen van toepassing zijn met dien verstande dat voor de kern-Oldebroek ook in aanmerking komen degenen die kerngebonden zijn aan de kernen 't Loo, Oosterwolde en Noordeinde;

    • -

      Oosterwolde ook in aanmerking komen degenen die kerngebonden zijn aan de kern Noordeinde;

    • -

      Noordeinde ook in aanmerking komen degenen die wonen aan de Zomerdijk en in het gebied ten noorden van de lijn gelegen op 100 meter ten zuiden van het Bolsmerkkanaal;

  • j.

    regio Noordwest-Veluwe: het grondgebied van de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek en Putten;

  • k.

    regio Noord-Veluwe: de regio als bedoeld in het "Derde provinciale woonwagenplan '92-'98", omvattende gemeenten Elburg, Oldebroek, Nunspeet, Harderwijk, Ermelo, Putten, Barneveld, Hoevelaken, Nijkerk en Scherpenzeel;

  • l.

    huishouden: een alleenstaande, danwel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • m.

    inkomen: het inkomen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964, danwel, indien geen aanslag in de inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld, het zuiver loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de Loonbelasting 1964, of een op vergelijkbare wijze bepaald bedrag;

  • n.

    huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • o.

    eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, tweede lid van de wet bepaalde;

  • p.

    ingezetene: degene die in het bevolkingsregister van de gemeente Oldebroek is opgenomen;

  • q.

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en/of welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • r.

    inwoning: het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

  • s.

    woonwagencentrum: een openbaar centrum voor woonwagens als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet;

  • t.

    standplaats: een standplaats op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet (Stbl. 1968, 98) of een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h van de Woningwet (Stbl. 1991, 439);

  • u.

    woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1 van de Woonwagenwet;

  • v.

    klachtencommissie: de commissie als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de wet;

  • w.

    woningbouwkavel: de door de gemeente uit te geven grondkavel ten behoeve van woningbouw;

  • x.

    onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de wet;

  • y.

    Aanbodsysteem: een woningtoewijzingssysteem waarbij woningzoekenden zelf hun voorkeur kenbaar dienen te maken voor woningen waarvan het vrijkomen voor toewijzing is gepubliceerd;

  • z.

    Distributiesysteem: een woningtoewijzingssysteem waarbij woningzoekenden als zodanig bij de verhuurder ingeschreven dienen te zijn en waarbij de toewijzing plaats kan vinden zonder dat met de voor verhuur beschikbare woning geadverteerd is.

Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimten en woningbouwkavels

Paragraaf 1. Werkingsgebied

Artikel 2 Woningbouwkavels en huurprijs- en koopprijsgrens

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:

  • a.

    woonruimten met een huurprijs niet hoger dan de laatste door de minister c.q. staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) vastgestelde maximale huurprijsgrens ingevolge de Huursubsidiewet;

  • b.

    woonruimten met een koopprijs niet hoger dan € 181.512,09;

  • c.

    door de gemeente uit te geven woningbouwkavels.

Artikel 3 Nadere afperking

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op woonruimten, zoals pensions en woonruimten als bedoeld in artikel 6, lid 1 van de wet (inwoning, woonwagens, woonschepen en bejaardenoorden).

Paragraaf 2. Toelating

Artikel 4 Leeftijd

De aanvrager moet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.

Artikel 5 Economische en maatschappelijke binding
  • 1.

    • a

      De aanvrager moet maatschappelijk of economisch gebonden zijn aan de gemeente, hetgeen ook geldt voor de in artikel 13c, eerste lid van de wet opgenomen categorieën.

    • b

      Bij toelating tot inschrijving voor woonruimte en een woningbouwkavel in een kern is het gestelde in artikel 1 onder i van toepassing.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt de eis van economische of maatschappelijke binding niet ten aanzien van woningzoekenden:

    • a

      die een huisvestingsvergunning aanvragen met het oog op een voorgenomen woningruil, indien ten minste een der bij de ruil betrokken partijen behoort tot de categorie, genoemd in artikel 5, eerste lid van het besluit, of aan de ruil een aanvaarding van een werkkring ten grondslag ligt;

    • b

      die als personeel in dienst zijn van het Europees laboratorium voor ruimtetechnologie van de European Space Organisation en hun functie in Nederland uitoefenen;

    • c

      zoals genoemd in artikel 13c, eerste lid onder c van de wet.

Artikel 6 Verblijfsstatus

De aanvrager dient of de Nederlandse nationaliteit te bezitten of over een geldige verblijfstitel in Nederland te beschikken.

Paragraaf 3. Inschrijving

Artikel 7 Registers van inschrijvingen
  • 1

    Burgemeester en wethouders zullen indien nodig zorgdragen voor het aanleggen en bijhouden van registers van:

    • a

      woningzoekenden ten behoeve van een huurwoning en

    • b

      gegadigden ten behoeve van een woningbouwkavel.

  • 2

    • a

      De ingeschrevenen in het register woningzoekenden ten behoeve van een huurwoning worden bij inschrijving ingedeeld in verdelingsklassen, waarbinnen op basis van een door de gemeenteraad vastgesteld systeem de volgorde en urgentie wordt bepaald.

    • b

      De ingeschrevenen in het register gegadigden ten behoeve van een woningbouwkavel worden bij inschrijving en vervolgens per jaar op basis van een door de gemeenteraad vast te stellen systeem ingedeeld naar volgorde.

  • 3

    In de in het eerste lid genoemde registers worden op hun verzoek ingeschreven de huishoudens, waarvan de aanvrager voldoet aan het bepaalde in paragraaf 2, artikelen 4, 5 en 6.

  • 4

    Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen ten aanzien van de minimale tijdsduur gelegen tussen het tijdstip waarop een natuurlijk of rechtspersoon een nieuwbouw-koopwoning of een woningbouwkavel in de gemeente verwerft en het tijdstip waarop de betreffende verwerver zich wederom kan inschrijven voor een nieuwbouw-koopwoning of een woningbouwkavel.

Artikel 7a Aanbodsysteem voor huurwoningen
  • 1

    Burgemeester en wethouders kunnen een verhuurder toestaan woonruimten als bedoeld in artikel 2 toe te wijzen met toepassing van een aanbodsysteem.

  • 2

    Burgemeester en wethouders kunnen voor een aanbodsysteem als bedoeld in het eerste lid een nadere regeling vaststellen dan wel aan de toestemming nadere voorwaarden verbinden.

  • 3

    De volgordebepaling, als bedoeld in artikel 7, tweede lid, mag uitsluitend door middel van objectief meetbare criteria geschieden.

  • 4

    • a

      Indien door een verhuurder een aanbodsysteem wordt gehanteerd, dienen, met uitzondering van het gestelde onder b, alle woningen van de desbetreffende verhuurder alsmede die woningen die namens derden worden verhuurd door middel van dit systeem te worden aangeboden, met inachtneming van de nadere regeling c.q. de nadere voorschriften die op grond van het tweede lid zijn vastgesteld.

    • b

      Burgemeester en wethouders kunnen bepalen, dat voor door hen aan te wijzen categorieën woningzoekenden woningen worden toegewezen zonder dat het door de verhuurder gehanteerde aanbodsysteem wordt toegepast. Van deze bevoegdheid maken zij uitsluitend gebruik na overleg met de verhuurder.

  • 5

    Indien een verhuurder een systeem van voorinschrijving hanteert, dient het systeem van urgentiebepaling, als bedoeld in artikel 7, tweede lid, te worden toegepast.

  • 6

    Bij toepassing van een aanbodsysteem worden de eventuele voorinschrijving en de registratie van de ingezonden woonbonnen beschouwd als het register, als bedoeld in artikel 14 van de wet.

Artikel 8 Aanvraag om inschrijving
  • 1

    De aanvraag om te worden ingeschreven in een in artikel 7, eerste lid bedoeld register wordt gericht aan burgemeester en wethouders en geschiedt op een door de gemeente te verstrekken aanmeldingsformulier. De aanvrager dient, ter beoordeling van de aanvraag, gegevens te overleggen omtrent zijn identiteit, inkomen, beroep, gezinssamenstelling, huidige woonruimte, gewenste woonruimte, economische en/of maatschappelijke binding, alsmede gegevens omtrent identiteit, inkomen en beroep van eventuele partner.

  • 2

    De aanvraag wordt afgewezen indien de aanvrager niet voldoet aan de eis van maatschappelijke of economische binding.

Artikel 9 Bewijs van inschrijving
  • 1.

    Het bewijs van inschrijving wordt verstrekt aan ingeschrevenen in een in artikel 7, eerste lid bedoeld register.

  • 2.

    De inschrijving vervalt indien:

    • a

      de ingeschrevene niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet;

    • b

      de ingeschrevene daarom verzoekt;

    • c

      de ingeschrevene bij een jaarlijks onderzoek het betreffende enquêteformulier, ondanks een rappel, niet of niet volledig ingevuld binnen de daarvoor gestelde termijn inlevert;

    • d

      de ingeschrevene bij toepassing van het aanbodmodel in een periode van langer dan een jaar geen woonbon heeft ingediend;

    • e

      de ingeschrevene in het register woningzoekenden ten behoeve van een huurwoning:

      • -

        tweemaal een aangeboden, passende woning heeft geweigerd of

      • -

        binnen of buiten de gemeente een passende huurwoning of koopwoning of woning bouwkavel heeft aanvaard c.q. verworven;

    • f

      de ingeschrevene in het register ten behoeve van een woningbouwkavel:

      • -

        tweemaal een aangeboden woningbouwkavel heeft geweigerd of

      • -

        - binnen of buiten de gemeente een koopwoning of woningbouwkavel heeft aanvaard c.q. verworven.

Artikel 10 Centrale registratie

Eigenaren van woonruimte die zelf een registratie van woningzoekenden bijhouden zijn verplicht de informatie waarover zij in dat verband beschikken aan burgemeester en wethouders te verstrekken teneinde deze met de informatie uit het in artikel 7 bedoelde register van woningzoekenden samen te voegen tot een voor de gehele gemeente geldend centraal register van woningzoekenden.

Paragraaf 4. Huisvestingsvergunning

Artikel 11 Vergunningvereiste
  • 1

    Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, aangewezen c.q. uitgezonderd in de artikelen 2 en 3, in gebruik te nemen voor bewoning.

  • 2

    Het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

Artikel 12 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
  • 1

    De aanvraag van een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en geschiedt op een door de gemeente te verstrekken formulier. De aanvrager dient, ter beoordeling van de aanvraag, gegevens te overleggen omtrent zijn identiteit, beroep, huidige en nieuwe woonadres, eigendomssituatie nieuwe woning, de kale koopprijs c.q. kale huurprijs van de nieuwe woning , economische en/of maatschappelijke binding, alsmede gegevens omtrent identiteit, beroep en economische en/of maatschappelijke binding van eventuele partner. Het overleggen van deze gegevens geschiedt door invulling van het door burgemeester en wethouders te verstrekken formulier alsmede, voor zover van toepassing, door indiening van de in dat formulier aangegeven bewijsstukken.

  • 2

    Op of bij de huisvestingsvergunning wordt de mededeling vermeld dat binnen 8 weken na het beschikbaar komen van de woonruimte van de huisvestingsvergunning gebruik gemaakt moet worden.

Artikel 13 Criteria voor vergunningverlening
  • 1

    De huisvestingsvergunning wordt verleend indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a

      het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt, behoort tot de ingevolge paragraaf 2 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;

    • b

      de woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in paragraaf 5 passend geacht voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt.

  • 2

    Deze voorwaarde is niet van toepassing op de eigenaar van een (bestaande/nieuwbouw-) koopwoning, die de woning zelf gaat bewonen.

  • 3

    In afwijking van het in het eerste lid bepaalde kan de huisvestingsvergunning eveneens worden verleend indien de woonruimte met toepassing van het bepaalde in paragraaf 5 passender geacht wordt voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt dan de woonruimte welke het huishouden verlaat.

  • 4

    In afwijking van het in het eerste lid, onder a, bepaalde kan de huisvestingsvergunning eveneens worden verleend aan de eigenaar van een woning, die nadat de executoriale verkoop heeft plaatsgevonden, als eerste bewoner de woning betrekt, die is verkocht op basis van artikel 3:268 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 14 Vruchteloze aanbieding
  • 1

    In afwijking van het in artikel 13 bepaalde wordt de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar gedurende 2 weken bij een huurwoning en 13 weken bij een koopwoning, overeenkomstig de in de leden 2 en 3 weergegeven procedure vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge het eerste lid van artikel 13 voor die woonruimte in aanmerking komen.

  • 2

    • 2.1

      De eigenaar van een koopwoning moet de woonruimte in de in het vorige lid genoemde termijn, die op zijn vroegst aanvangt 22 weken voor de datum waarop het pand vrij van bewoning komt, tenminste 6 maal of 3 x NVM-er door middel van advertenties in een of meer door burgemeester en wethouders aan te wijzen dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verschijnen, te koop hebben aangeboden. De advertentie moet in ieder geval bevatten:

      • 2.1.a

        het adres van de woonruimte;

      • 2.1.b

        de redelijke vraagprijs van de woonruimte, waaronder wordt verstaan maximaal 110% van de taxatiewaarde;

      • 2.1.c

        de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in het eerste lid van artikel 13, de voorkeur genieten.

    • 2.2

      De schatting van de waarde van de woning als in b bedoeld dient -indien burgemeester en wethouders dat wensen- te geschieden door een door de eigenaar aan te wijzen beëdigd taxateur.

    • 2.3

      De kosten van deze schatting komen voor rekening van de eigenaar.

    • 2.4

      Telkenmale wanneer de vraagprijs met meer dan 10% wordt verlaagd of de koopsom met meer dan 10% afwijkt van de vraagprijs, dient opnieuw te worden voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld onder het eerste lid, daar niet kan worden gesteld dat tevoren daadwerkelijk vruchteloos is aangeboden.

  • 3

    De eigenaar van een huurwoning moet de woonruimte in de in het eerste lid genoemde termijn tenminste 2 maal door middel van advertenties in een of meer door burgemeester en wethouders aan te wijzen dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verschijnen, te huur hebben aangeboden. De advertentie moet in ieder geval bevatten:

    • 3.1.a

      het adres van de woonruimte;

    • 3.1.b

      de huurprijs van de woonruimte, welke:

      • -

        indien de Huurprijzenwet op die woonruimte van toepassing is niet hoger is dan de ingevolge die wet geldende maximaal redelijke huurprijs voor de betrokken woonruimte;

      • -

        indien de Huurprijzenwet op die woonruimte niet van toepassing is niet hoger is dan redelijk is, gelet op de huurprijs die in het economisch verkeer voor vergelijkbare woonruimten wordt overeengekomen;

    • 3.1.c

      de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in het eerste lid van artikel 13, de voorkeur genieten.

Artikel 15 Intrekking

Een huisvestingsvergunning kan worden ingetrokken, indien:

  • a.

    de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen de bij de verlening van de vergunning gestelde termijn van 8 weken in gebruik heeft genomen;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Paragraaf 5 Passendheid

Artikel 16 Verhouding inkomen - huurprijs
  • 1

    Het inkomen van het huishouden moet in een redelijke verhouding tot de huurprijs van de woonruimte staan.

  • 2

    • a

      Bij de toepassing van het gestelde in het eerste lid hanteren burgemeester en wethouders voor de bepaling van de verhouding tussen de huurprijs en het daarbij ten hoogste toegestane inkomen de op het moment van toewijzing geldende inkomensgrenzen i.c. de aftoppingsgrenzen van de Huursubsidiewet.

    • b

      Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde in onderdeel a van dit tweede lid een eigen gemeentelijke grens vaststellen onder de aftoppingsgrens zoals genoemd in de Huursubsidiewet.

  • 3

    Voor de bepaling van het inkomen worden de volgende nadere uitvoeringsregels gehanteerd:

    • a

      als inkomen wordt het laatst bekende belastbare jaarinkomen gehanteerd; als bewijsstuk hierbij geldt de daarop betrekking hebbende aanslag in de inkomstenbelasting;

    • b

      indien geen aanslag in de inkomstenbelasting is opgelegd, geldt als bewijsstuk de laatste jaaropgave van de werkgever(s) of uitkerende instantie(s) met betrekking tot het bruto-inkomen;

    • c

      indien de aanvrager kan aantonen dat het inkomen sinds de vaststelling van het laatst bekende inkomen overeenkomstig a en b is verminderd of spoedig zal verminderen (bijvoorbeeld in verband met pensionering of VUT) geldt in afwijking van het onder a of b gestelde dat lagere inkomen;

    • d

      burgemeester en wethouders kunnen de woningzoekende vragen een zogenaamd IB-60-formulier met betrekking tot het meest recente kalenderjaar te overleggen ter verificatie van het opgegeven huishoudensinkomen;

    • e

      indien alleen bewijsstukken van het meest recente bruto-inkomen worden gehanteerd, zal er een omrekening plaatsvinden van bruto-inkomen naar belastbaar inkomen. Onverminderd het bepaalde onder a en b dient altijd een bewijsstuk van het meest recente bruto-inkomen te worden overgelegd.

Artikel 17 Bezettingsnorm
  • 1

    De omvang van het huishouden moet passen bij de grootte van de woonruimte.

  • 2

    Bij toepassing van het eerste lid wordt de volgende tabel voor de bepaling van de verhouding tussen het aantal leden van het huishouden en het daarbij ten hoogste toegestane aantal kamers van de woonruimte gehanteerd:

Omvang huishoudenMaximum kameraantal
Alleenstaande3
2-persoonshuishouden zonder kind3 of 4
3-persoonshuishouden (met 1 kind) of eenoudergezin (met 1 kind)3 of 4
4-persoonshuishouden (met 2 kinderen) of eenoudergezin (met 2 kinderen)4 of 5
5-persoonshuishouden (met 3 kinderen) of eenoudergezin (met 3 kinderen)4 of 5
grotere huishoudens5 of meer
  • 3

    Indien er geen gegadigden zijn waarvan de huishoudgrootte passend is voor de te verhuren woonruimte, wordt de woonruimte ook passend geacht voor gegadigden met een andere huishoudgrootte.

Artikel 17a Passendheid naar woningtype
  • 1

    Door een verhuurder mag ten aanzien van de woningzoekenden onderscheid worden gemaakt naar het soort woonruimte in relatie tot de kenmerken van (het huishouden van) de woningzoekende.

  • 2

    Het onderscheid als bedoeld in het eerste lid mag uitsluitend worden gemaakt overeenkomstig een algemeen geldend besluit van de verhuurder dat de instemming heeft verkregen van burgemeester en wethouders.

  • 3

    Het onderscheid als bedoeld in het eerste lid mag er uitsluitend toe leiden dat woningzoekenden, waarvoor de desbetreffende woonruimte met name bestemd is, bij toewijzing voorrang hebben op andere woningzoekenden ongeacht de volgordebepaling in artikel 7, tweede lid.

  • 4

    Bij de bekendmaking van de vrijkomende woonruimte dient het te maken onderscheid vermeld te worden.

Paragraaf 6 Bijzondere indicaties

Artikel 18 Bijzondere indicatie
  • 1

    Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan een (andere) woonruimte, kan hij aan burgemeester en wethouders verzoeken hem een bijzondere indicatie te verstrekken.

  • 2

    De bijzondere indicatie houdt het volgende in:

    • a

      de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende zo spoedig mogelijk gewenst is en dat burgemeester en wethouders dientengevolge overeenkomstig artikel 20 bemiddeling zullen verlenen bij het verkrijgen van een (andere) woonruimte, of

    • b

      de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende binnen zes maanden dringend gewenst is en dat burgemeester en wethouders dientengevolge overeenkomstig artikel 20 bemiddeling zullen verlenen bij het verkrijgen van een (andere) woonruimte, of

    • c

      de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende binnen 12 maanden gewenst is en dat burgemeester en wethouders dientengevolge overeenkomstig artikel 20 bemiddeling zullen verlenen bij het verkrijgen van een (andere) woonruimte.

Artikel 19 Aanvragen van een bijzondere indicatie
  • 1

    De aanvraag van een bijzondere indicatie wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en geschiedt door middel van een schriftelijke verklaring van de aanvrager zelf, aangevuld met een verklaring van een medische en/of maatschappelijke deskundige.

  • 2

    Op of bij de bijzondere indicatie vermelden burgemeester en wethouders de informatie, zoals bedoeld in artikel 18.

Artikel 20 Bemiddeling
  • 1

    Voor woningzoekenden die beschikken over een bijzondere indicatie als bedoeld in artikel 18, tweede lid, bemiddelen burgemeester en wethouders bij eigenaren van woonruimte, opdat aan hen een overeenkomstig paragraaf 5 passende en overeenkomstig artikel 18 nader omschreven woonruimte wordt aangeboden.

  • 2

    Burgemeester en wethouders geven deze bemiddeling nader vorm in het in paragraaf 7 beschreven voordrachtstelsel en/of in de in artikel 30 bedoelde overeenkomsten met eigenaren.

  • 3

    Het recht op bemiddeling vervalt nadat de woningzoekende eenmaal een aanbieding van een naar het oordeel van burgemeester en wethouders passende woonruimte heeft geweigerd.

Artikel 21 Wijziging en intrekking
  • 1

    Bij gewijzigde omstandigheden kan, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besloten worden de inhoud van de afgegeven bijzondere indicatie te wijzigen.

  • 2

    Burgemeester en wethouders trekken een bijzondere indicatie in, indien:

    • a

      aan de vereisten voor het verkrijgen van een bijzondere indicatie niet meer wordt voldaan;

    • b

      de bijzondere indicatie is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

    • c

      een passend aanbod is geweigerd;

    • d

      gedurende een termijn van een jaar na verlening van de bijzondere indicatie geen woonbon is ingediend.

Paragraaf 7 Leegmelding en voordracht

Artikel 22 Melding van ter beschikking komen
  • 1

    De eigenaar van een woonruimte, aangewezen in artikel 2 onder a, is verplicht het ter beschikking komen van die woonruimte onverwijld aan burgemeester en wethouders te melden. Het daaromtrent in artikel 18 van de wet bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

  • 2

    Een woonruimte wordt geacht ter beschikking te zijn gekomen, wanneer:

    • a

      degene die de woonruimte in gebruik heeft aan de eigenaar het gebruik ervan heeft opgezegd;

    • b

      de woonruimte is ontruimd;

    • c

      de woonruimte als zodanig niet langer in gebruik is, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat dit slechts korte tijd het geval is;

    • d

      op enigerlei andere wijze is gebleken dat de woonruimte te huur of vrij van huur is.

  • 3

    Het aantal kamers dat de woonruimte telt op het moment van ter beschikking komen is bepalend voor de toepassing van artikel 17 (bezettingsnorm).

  • 4

    De eigenaar dient de burgemeester of door de burgemeester aan te wijzen gemeente-ambtenaren in de gelegenheid te stellen de woonruimte te inspecteren ter vaststelling van de in de vorige leden genoemde gegevens.

Artikel 23 Voordracht
  • 1

    Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19, 20 en 21 van de wet kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar van een ter beschikking gekomen woonruimte die behoort tot de in artikel 22, eerste lid, aangewezen categorieën een voordracht tot verhuur van de woonruimte aan een door burgemeester en wethouders aangegeven woningzoekende doen.

  • 2

    Voor plaatsing op de in het vorige lid bedoelde voordracht komen in aanmerking de woningzoekenden met een hoge mate van urgentie.

  • 3

    • a

      Binnen 2 weken nadat de eigenaar het ter beschikking komen van de woonruimte heeft gemeld of anderszins is gebleken dat de woonruimte ter beschikking is gekomen, zenden burgemeester en wethouders een voordracht van ten hoogste 3 woningzoekenden, of berichten zij aan de eigenaar dat geen voordracht zal worden gedaan. Van de voordracht worden de desbetreffende woningzoekenden door burgemeester en wethouders in kennis gesteld.

    • b

      Binnen 2 weken na ontvangst van de voordracht dient de eigenaar de woningzoekende(n) te benaderen en burgemeester en wethouders schriftelijk te berichten of met (één van) de voorgedragen woningzoekende(n) een huurovereenkomst afgesloten zal worden. Indien de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) weigert, dient hij de reden daarvan aan burgemeester en wethouders te berichten. Burgemeester en wethouders stellen de voorgedragen woningzoekende(n) hiervan in kennis en geven daarbij aan wat het gevolg van de procedure zal zijn. Indien de voorgedragen woningzoekende(n) de woonruimte weigert (weigeren), dient (dienen) hij (zij) de reden daarvan schriftelijk aan burgemeester en wethouders te berichten.

  • 4

    Indien de voorgedragen woningzoekende(n) de woonruimte weigert (weigeren) of de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) om naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde redenen weigert, kan een tweede voordracht worden gedaan binnen 1 week nadat burgemeester en wethouders van de weigering in kennis zijn gesteld.

  • 5

    Voorgedragen woningzoekenden worden geacht geweigerd te hebben, indien zij niet binnen 1 week nadat zij van de voordracht in kennis zijn gesteld aan de eigenaar of aan burgemeester en wethouders hebben laten weten dat zij de aangeboden woonruimte accepteren.

  • 6

    Indien de eigenaar niet binnen de gestelde termijn een bericht als bedoeld in het derde lid onder b heeft gezonden of als hij de voorgedragen woningzoekende(n) zonder naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde reden weigert, kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig hoofdstuk IV van de wet tot vordering van de woonruimte overgaan.

  • 7

    De per eigenaar overeenkomstig artikel 22 gemelde woonruimten worden genoteerd in een register, waarvan het boekjaar gelijk is aan het kalenderjaar. In dit register wordt enerzijds aangetekend voor welke woonruimten een huisvestingsvergunning is verstrekt aan woningzoekenden die aan de eisen voor plaatsing op een voordracht voldoen en anderzijds voor welke woonruimten dit niet het geval is geweest.

Paragraaf 8 Afwijkende bepalingen voor bijzondere woonvormen

Artikel 24 Standplaatsen voor een woonwagen

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van standplaatszoekenden.

Artikel 25 Register van standplaatszoekenden

In dit register worden op hun verzoek als standplaatszoekenden ingeschreven de huishoudens, waarvan de aanvrager aan de volgende voorwaarden dient te voldoen:

  • -

    de aanvrager heeft de leeftijd van 18 jaar bereikt èn

  • -

    de aanvrager moet kunnen aantonen dat hij gerechtigd is om volgens de Woonwagenwet in een woonwagen te wonen èn

  • -

    de aanvrager bezit de Nederlandse nationaliteit of beschikt over een geldige verblijfstitel in Nederland.

Artikel 26 Verzoek om inschrijving

Het verzoek om als standplaatszoekende te worden ingeschreven in het in artikel 24 bedoelde register wordt gericht aan burgemeester en wethouders en geschiedt op een door de gemeente te verstrekken aanmeldingsformulier. De aanvrager dient, ter beoordeling van het verzoek, gegevens te overleggen omtrent zijn identiteit, alsmede die van eventuele partner, meeverhuizende kinderen en huisgenoten, inkomen, verklaring van recht ex artikel 18 van de Woonwagenwet, huidige woonsituatie, wooncarrière op woonwagenkampen, eventuele gegevens over eigen woonwagen en gewenste standplaats. Het overleggen van deze gegevens geschiedt door invulling van het door burgemeester en wethouders te verstrekken formulier alsmede, voor zover van toepassing, door indiening van de in dat formulier aangegeven bewijsstukken.

Artikel 27 Bewijs van inschrijving
  • 1

    Het bewijs van inschrijving wordt verstrekt aan de in het register ingeschreven standplaatszoekenden.

  • 2

    De inschrijving vervalt indien:

    • a

      de standplaatszoekende niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet;

    • b

      de standplaatszoekende daarom verzoekt;

    • c

      de standplaatszoekende een standplaats is toegewezen en die heeft aanvaard;

    • d

      de standplaatszoekende bij een jaarlijks onderzoek het betreffende enquêteformulier, ondanks een rappel, niet of niet volledig ingevuld binnen de daarvoor gestelde termijn inlevert;

    • e

      de standplaatszoekende tweemaal een standplaats is toegewezen en deze weigert.

Artikel 28 Urgentievaststelling voor standplaatsen

De urgentie van een standplaatszoekende wordt bepaald op basis van de inschrijfdatum in het in artikel 24 bedoelde register.

Artikel 29 Huisvestingsvergunning

De huisvestingsvergunning voor een standplaats wordt verleend, indien:

  • a.

    de standplaatszoekende voldoet aan alle in artikel 25 gestelde voorwaarden en

  • b.

    de standplaatszoekende in het in artikel 24 bedoelde register ten aanzien van de urgentievolgorde de bovenste plaats inneemt, of de boven hem staande standplaatszoekenden niet in aanmerking willen komen voor de standplaats.

Paragraaf 9 Organisatie en bevoegdheden

Artikel 30 Overeenkomsten

Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimten, welke overeenkomsten voor het bezit van deze eigenaren in de plaats treden van delen van hoofdstuk 2 van deze verordening. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen.

De overeenkomsten worden ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorgelegd. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.

Burgemeester en wethouders kunnen eveneens besluiten om met colleges van andere gemeenten afspraken te maken over samenwerking op het terrein van de verdeling van woonruimte.

De colleges van samenwerkende gemeenten kunnen met eigenaren van woonruimte in die gemeenten een overeenkomst sluiten over het in gebruik geven van die woonruimte, welke overeenkomst voor het bezit van deze eigenaren in de plaats treedt van het bepaalde in deze verordening.

De samenwerkingsovereenkomst dient een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen en kan bepalingen bevatten die afwijken van hetgeen in deze verordening is vastgelegd.

De overeenkomst behoeft goedkeuring van de gemeenteraad.

De inhoud van de samenwerkingovereenkomst wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeenten, die betrokken zijn bij de samenwerking en aan andere belanghebbenden.

Hoofdstuk 3 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad

Paragraaf 1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting

Artikel 31 Werkingsgebied

Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op alle woonruimte.

Artikel 32 Vergunningvereiste

Het is verboden om zonder onttrekkingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 31:

  • a.

    geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot bewoning te onttrekken. Onder het onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt in deze verordening verstaan het slopen of het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden;

  • b.

    met andere woonruimte samen te voegen;

  • c.

    van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.

Artikel 33 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning
  • 1.

    De aanvraag van een onttrekkingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken:

    • a

      Naam en adres van de eigenaar.

    • b

      Gegevens over de huidige situatie:

      • -

        huur- of koopprijs;

      • -

        aantal kamers;

      • -

        woonoppervlak;

      • -

        staat van onderhoud.

    • c

      Gegevens over de beoogde situatie:

      • -

        bestemming;

      • -

        bouwtekening/bouwvergunning.

    • d

      Gegevens bij voorgenomen samenvoeging:

      • -

        verwachte huur- of koopprijs;

      • -

        naam van de toekomstige bewoner;

      • -

        omvang van het huishouden van de toekomstige bewoners;

      • -

        schriftelijke verklaring van toestemming van de huurder.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf advies inwinnen bij de Kamer van Koophandel.

  • 3.

    Bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking ten behoeve van de praktijkuitoefening door officieel erkende medici of para-medici winnen burgemeester en wethouders steeds het advies in van de Adviescommissie Huisvesting Beoefenaars van Medische en Para-medische beroepen.

  • 4.

    Op of bij de onttrekkingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    • a

      de mededeling dat binnen een jaar van de onttrekkingsvergunning gebruikt gemaakt kan worden;

    • b

      de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor tijdelijke onttrekking, indien de onttrekking voorziet in een tijdelijke behoefte.

Artikel 34 Criteria voor vergunningverlening
  • 1

    Burgemeester en wethouders verlenen de onttrekkingsvergunning, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad.

  • 2

    Indien de aanvraag betrekking heeft op samenvoeging of omzetting van woonruimte en één of meer van de betrokken woonruimten een huur- of koopprijs heeft beneden de huur- of koopprijsgrens, wordt de onttrekkingsvergunning in ieder geval verleend, indien:

    • a

      de samenvoeging of omzetting een woonruimte oplevert met een huur- of koopprijs beneden de huur- of koopprijsgrens, of

    • b

      bij samenvoeging de vergunningaanvrager eigenaar-bewoner is, de bestemming tot bewoning gehandhaafd blijft en de samengevoegde woonruimte overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 5 passend is voor het huishouden van de eigenaar-bewoner of

    • c

      de aanvraag geschiedt door een verhuurder/beheerder ten behoeve van een te krap wonend huishouden dat na samenvoeging passend woont overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 5.

Artikel 35 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    niet binnen een jaar, nadat de beschikking onherroepelijk is geworden is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging of omzetting;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van de door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Artikel 36 Verzegeling

Indien sprake is van het gebruik van woonruimte zonder onttrekkingsvergunning anders dan voor permanente bewoning, kunnen burgemeester en wethouders de woonruimte verzegelen. Deze verzegeling wordt opgeheven op het moment dat de woonruimte in gebruik genomen wordt voor bewoning, of dat de woonruimte door verhuur of verkoop opnieuw voor bewoning wordt bestemd, of indien alsnog een onttrekkingsvergunning wordt verleend.

Hoofdstuk 4 Verdere bepalingen

Artikel 37 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 38 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 10, 11 en 22 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 39 Handhaving

  • 1

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2

    Met de opsporing van de bij artikel 38 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren, belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voorzover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3

    De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 76, 77 en 78 van de wet.

Artikel 40 Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

Artikel 41 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid van de Woningwet (Stbl. 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Artikel 42 Verslaglegging

Toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet, verhuurders van meer dan 10 woningen en eigenaren van woonruimte waarmee geen overeenkomst is gesloten als bedoeld in artikel 30 zijn verplicht jaarlijks aan de gemeenteraad verslag uit te brengen over de wijze waarop zij zorggedragen hebben voor de huisvesting van door Burgemeester en Wethouders nader aan te wijzen categorieën woningzoekenden.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 43 Overgangsbepaling

  • 1

    De voor de inwerkingtreding van deze verordening gedane inschrijvingen van woningzoekenden/standplaatszoekenden worden geacht inschrijvingen te zijn als bedoeld in hoofdstuk 2, paragraaf 3 en paragraaf 8 van deze verordening.

  • 2

    Aanvragen tot inschrijving als woningzoekende/standplaatszoekende of om verlening van een vergunning welke vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend worden behandeld volgens het voordien geldend recht, indien dit voor de betrokkene gunstiger is.

Artikel 44 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Huisvestingsverordening gemeente Oldebroek 1998.

Artikel 45 Inwerkingtreding

Op de datum van inwerkingtreding vervallen de Huisvestingsverordening gemeente Oldebroek 1994, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 31 mei 1994, nr 941430/320, alsmede de eerste wijziging van 12 juli 1994, nr 941780/320.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 juli 1998.

, voorzitter.

, secretaris.