Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Oldebroek

Verordening onroerend-zaakbelasting 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Oldebroek
Officiële naam regelingVerordening onroerend-zaakbelasting 2009
CiteertitelVerordening onroerend-zaakbelasting 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 220, tot en met 220h

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2012nieuwe regeling

08-11-2011

Huis-aan-huis krant: 22-11-2011 Internet: 22-11-2011

AVV+NK
01-01-201101-01-2012nieuwe regeling

14-12-2010

Huis-aan-huis krant: 28-12-2010 Internet: 28-12-2010

AVV+NK
01-01-201001-01-2011nieuwe regeling

11-11-2009

Huis-aan-huis 24-11-2009 Internet 26-11-2009

AVV+NK
01-01-200901-01-2010nieuwe regeling

12-11-2008

Huis aan Huis, 25-11-2008 Internet, 25-11-2008

AVV+NK

Tekst van de regeling

Nr.

De raad van de gemeente Oldebroek;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van (datum);

gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;

B E S L U I T:

vast te stellen de: "Verordening onroerende-zaakbelastingen 2009".

Artikel 1 Belastingplicht

  • 1.

    Onder de naam "onroerende-zaakbelastingen" worden voor binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven, namelijk:

    • a

      een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, wel of niet door eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting;

    • b

      een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft door eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting.

  • 2.

    Bij de gebruikersbelasting wordt:

    • a

      gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, beschouwd als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven mag de belasting verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b

      het voor korte perioden aan verschillende gebruikers ter beschikking stellen van een onroerende zaak beschouwd als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld mag de belasting verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

  • 3.

    Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende door eigendom, bezit of beperkt recht beschouwd degene die bij het begin van het kalenderjaar zo in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat de gegevens in de kadastrale registratie niet juist zijn.

Artikel 2 Belastingobject

  • a.

    Als onroerende zaak wordt beschouwd de onroerende zaak, zoals is bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.

  • b.

    Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning als de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning of volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 3 Grondslag van heffing

  • 1.

    De grondslag van de heffing is de op basis van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar.

  • 2.

    Als met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op basis van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de grondslag van die onroerende zaak bepaald met toepassing van wat in de artikelen 17, 18, 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken staat vermeld.

Artikel 4 Vrijstellingen

  • 1.

    Bij de bepaling van de grondslag wordt buiten aanmerking gelaten, voor zover dit al niet is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    • a

      voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, waaronder ook wordt begrepen de open grond en de ondergrond van glasopstanden die bedrijfsmatig gebruikt wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder dat daarbij de ondergrond als voedingsbodem wordt gebruikt;

    • b

      glasopstanden, die bedrijfsmatig worden gebruikt voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

    • c

      onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zulke onroerende zaken die dienen als woning;

    • d

      één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op basis van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

    • e

      natuurterreinen, waaronder ook worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die beheerd worden door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid die uitsluitend of bijna uitsluitend het behoud van natuurschoon als doel hebben;

    • f

      openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

    • g

      waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zulke werken die als woning dienen;

    • h

      werken die bedoeld zijn voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zulke werken die als woning dienen;

    • i

      werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat grote beschadiging aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

    • j

      onroerende zaken voor zover die bestemd zijn om te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zulke onroerende zaken die bestemd zijn om te worden gebruikt voor het geven van onderwijs;

    • k

      straatmeubilair, waaronder alle gebouwde eigendommen worden begrepen - niet gebouwen - die zijn geplaatst voor of in het belang van het publiek, voor het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

    • l

      plantsoenen, parken en waterpartijen, die de gemeente beheert of waarvan de gemeente het genot heeft door eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zulke onroerende zaken die dienen als woning;

    • m

      begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zulke onroerende zaken die dienen als woning.

  • 2.

    De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerende zaken geldt niet voor de eigenarenbelasting, als de gemeente van die zaken niet het genot heeft door eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 3.

    In afwijking van artikel 3 wordt bij de bepaling van de grondslag voor de gebruikersbelasting de waarde buiten aanmerking gelaten van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen of in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 5 Belastingtarieven

Het tarief van de belasting is een percentage van de grondslag. Het percentage is voor:

  • a

    de gebruikersbelasting 0,1464%;

  • b

    de eigenarenbelasting

    • 1

      voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,0883%;

    • 2

      voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,1827%.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belastingen worden opgelegd door het sturen van een aanslagbiljet.

Artikel 7 Kwijtschelding

Bij de invordering van de onroerende-zaakbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in maximaal drie gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen vervalt telkens drie maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid van dit artikel en in afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 geldt dat het bedrag in tien gelijke termijnen kan worden betaald als de belastingplichtige een machtiging voor automatische betalingsincasso heeft afgegeven. De eerste termijn vervalt dan één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen steeds een maand later. Deze machtiging voor automatische betalingsincasso in tien gelijke termijnen is alleen mogelijk als het totaalbedrag van de op het aanslagbiljet vermelde aanslag(en) meer is dan € 100,00 en minder dan € 10.000,00.

  • 3.

    Als de maandelijkse termijnen zoals genoemd in het tweede lid tweemaal achtereen niet kunnen worden geïncasseerd vervalt voor het betreffende aanslagbiljet de mogelijkheid tot automatische incasso en gelden de betalingstermijnen zoals die in het eerste lid staan.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden vermelde termijnen.

Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven over de heffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen.

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1.

    De "Verordening onroerende-zaakbelastingen 2008" van 12/13 november 2007, gewijzigd bij raadsbesluit van 18 december 2007, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2009. Die verordening blijft echter wel van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009.

    Aldus besloten in de openbare vergadering

    van de gemeenteraad van Oldebroek

    op 11/12 november 2008.

    , voorzitter.

    , griffier.