Overheidsorganisatie | Gemeente Oldebroek |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening hondenbelasting 2012 |
Citeertitel | Verordening hondenbelasting 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen.
Gemeentewet, art. 226
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 08-11-2011 Huis-aan-huis krant: 22-11-2011 Internet: 22-11-2011 | AVV+NK | |
01-01-2011 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 10-11-2010 Huis-aan-huis krant en internet: 23-11-2010 | AVV+NK | |
01-01-2010 | 01-01-2011 | nieuwe regeling | 11-11-2009 Huis-aan-huis 24-11-2009 Internet 26-11-2009 | AVV+NK | |
01-01-2009 | 01-01-2010 | nieuwe regeling | 12-11-2008 Huis aan huis 25-11-2008 Internet 11-11-2008 | AVV+NK |
Nr. 87852
De raad van de gemeente Oldebroek;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 september 2011;
gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;
B E S L U I T:
vast te stellen de "Verordening hondenbelasting 2012".
Hondenbelasting wordt geheven voor het houden van een hond binnen de gemeente.
In deze verordening wordt verstaan onder:
1. hondenasiel: een perceelsgebonden ruimte of ruimtes, zoals omschreven in artikel 1, onder c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden of katten die zwervend zijn aangetroffen, of waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan;
2. bedrijfsinrichting: een perceelsgebonden ruimte of ruimtes, zoals omschreven in artikel 1, onder b, van het Honden- en kattenbesluit 1999, bestemd of gebruikt voor het houden van honden of katten voor fokdoeleinden of voor het houden van honden of katten voor verkoop of aflevering.
3. Een hondenasiel en een bedrijfsinrichting zijn opgenomen in het centraal register, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Honden- en kattenbesluit 1999.
Belastingplichtig is de houder van een hond.
Als houder wordt beschouwd degene die, onder welke titel dan ook, een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.
Het houden van een hond door een lid van een huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de heffingsambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.
De belasting wordt niet geheven voor honden:
die uitsluitend bedoeld zijn om blinde personen te leiden;
die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden;
die verblijven in een hondenasiel;
die uitsluitend voor de verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting;
die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij samen met de moederhond worden gehouden;
die, gehouden door politiefunctionarissen, zijn of worden afgericht als politiehonden voor de politie;
waarvan de houder niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente is opgenomen en de hond niet langer dan 21 dagen in het belastingjaar in de gemeente verblijft.
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.
De belasting bedraagt per belastingjaar voor elke hond € 69,60.
In afwijking van lid 1 bedraagt de belasting per belastingjaar voor honden die gehouden worden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, € 139,20 per kennel.
Lid 2 wordt niet toegepast als de belastingplichtige schriftelijk verzoekt om de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden, als blijkt dat het bedrag daarvoor lager is dan het volgens lid 2 bepaalde bedrag.
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
De belasting wordt opgelegd door het sturen van een aanslagbiljet.
Het doen van aangifte kan naast de op de in artikel 237, eerste lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze plaatsvinden door het toesturen van een elektronisch aangiftebiljet via internet.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, als dit later is, bij het begin van de belastingplicht.
Als de belastingplicht in de loop van het jaar begint, of als het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting of de hogere belasting voor het toegenomen aantal honden verschuldigd over de in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, resterende volledige kalendermaanden. De hoogte van de belasting wordt berekend door het tarief per belastingjaar te delen door twaalf en de uitkomst te vermenigvuldigen met het resterende aantal volledige kalendermaanden.
Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, of als het aantal honden in de loop van het belastingjaar minder wordt, bestaat recht op ontheffing van de verschuldigde belasting voor de in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, respectievelijk de vermindering van het aantal honden, resterende volledige kalendermaanden. De hoogte van de ontheffing wordt berekend door het tarief per belastingjaar te delen door twaalf en de uitkomst te vermenigvuldigen met het resterende aantal volledige kalendermaanden.
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in maximaal twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede twee maanden later.
In afwijking van het eerste lid van dit artikel en in afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt dan één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen steeds een maand later. Deze machtiging voor automatische betalingsincasso in tien gelijke termijnen is alleen mogelijk als het totaalbedrag van de op het aanslagbiljet vermelde aanslag(en) meer is dan € 100,00 en minder dan € 10.000,00.
Als het totaalbedrag van de op het aanslagbiljet vermelde aanslag(en) minder is dan € 10,00 moet dat bedrag, in afwijking van het eerste lid van dit artikel en in afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990, in één termijn betaald worden. Deze termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
Als de maandelijkse termijnen zoals genoemd in het tweede lid tweemaal achtereen niet kunnen worden geïncasseerd vervalt voor het betreffende aanslagbiljet de mogelijkheid tot automatische incasso en gelden de betalingstermijnen zoals die in het eerste lid staan.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden vermelde termijnen.
Bij de invordering van de hondenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven over de heffing en de invordering van de hondenbelasting.
De 'Verordening hondenbelasting 2011' van 9 en 10 november 2010 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2012. Die verordening blijft echter wel van toepassing op de belastbare feiten die voor die datum hebben plaatsgevonden.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.
Aldus besloten in de openbare vergadering
van de gemeenteraad van Oldebroek
op 8 november 2011.
, voorzitter mr. A. Hoogendoorn.
, griffier J. Tabak.