Organisatie | Oldebroek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Terugvordering en verhaal WWB |
Citeertitel | Beleidsregels Terugvordering en verhaal WWB |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Toelichting beleidsregels terugvordering en verhaal.pdf Beleidsregels terugvordering en verhaal.pdf |
Inhoud is aangepast aan de invoering van de 4e tranche Awb.
n.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2009 | 01-07-2009 | 01-07-2010 | art. 1 t/m 26 | 01-12-2009 Huis aan Huis, 08-12-2009 | Extern werkend. |
01-01-2005 | 01-07-2009 | nieuwe regeling | 09-11-2004 Huis aan Huis, 28-12-2004 | Extern werkend. |
Alle begripsbepalingen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als die in de Wet werk en bijstand (WWB), dan wel de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Bevoegdheid tot herziening en intrekking en terugvordering.
Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot:
a. het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 54 lid 3 van de WWB;
b. het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand zoals neergelegd in de artikelen 58 tot en met 60 van de WWB.
3 Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit
1. Een besluit tot toekenning van bijstand wordt herzien of ingetrokken als:
a. het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 17 lid 1 van de WWB, of artikel 30c, lid 2 en 3 van de Wet Suwi, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand;
b. anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
2. Van het nemen van een herzienings- of intrekkingsbesluit kan op grond van dringende redenen worden afgezien.
Bijstand wordt teruggevorderd in de gevallen zoals vermeld in deze beleidsregels.
5 Ten onrechte verleende bijstand
Burgemeester en wethouders vorderen bijstand terug van de belanghebbende voorzover deze bijstand:
a. ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
b. in de vorm van een geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen;
c. voortvloeit uit gestelde borgtocht;
d. ingevolge artikel 52 van de WWB bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat;
e. anderszins onverschuldigd is betaald voorzover de belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen, of
f. anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat:
1. de belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in artikel 31 van de WWB beschikt of kan beschikken;
2. bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.
g. terugvordering als bedoeld onder e. vindt niet plaats, als de betreffende kosten zijn gemaakt meer dan twee jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot terugvordering.
6 Terugvordering van gezinsleden
a. Onverminderd het bepaalde onder beleidsregel nummer 5 worden kosten van bijstand, als de bijstand aan een gezin wordt verleend, van alle gezinsleden teruggevorderd.
b. Als de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend, maar zulks achterwege is gebleven omdat belanghebbende de verplichting bedoeld in artikel 17 van de WWB, of artikel 30c, lid 2 en 3 van de Wet Suwi, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de gezinsleden met wier middelen als bedoeld in artikel 31 van de WWB bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.
c. de onder a. en b. genoemde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de kosten van bijstand die worden teruggevorderd.
7 Afzien van het nemen van een terugvorderingbesluit
Burgemeester en wethouders zien af van terugvordering als:
a. het terug te vorderen bedrag lager is dan € 125,00 en er geen sprake is van recidive;
8 Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek
In afwijking van beleidsregel nummer 5 en 6 kunnen burgemeester en wethouders besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand als:
a. redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en
b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in beleidsregel 9 onder b. bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en
c. de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.
9 Afzien van kwijtschelding wegens schuldenproblematiek
Van kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel nummer 8 wordt afgezien als:
a. de terugvordering van bijstand het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende;
b. de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.
10 Inwerkingtreding van het kwijtscheldingsbesluit bij schuldenproblematiek
Het besluit tot gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.
11 Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek
Het besluit tot gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering, wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd als:
a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen;
b. de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of
c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.
12 Kwijtschelding of buiten invordering stellen van de vordering
In afwijking van beleidsregel nummer 5 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, als de belanghebbende
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.
13 Verkorting van de periode van voldoen aan betalingsverplichting
De in beleidsregel nummer 12 genoemde termijn is drie jaar als:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, lid 1 van de WWB.
14 Geen kwijtschelding bij pand- of hypotheekrecht
Kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel nummer 12 vindt niet plaats ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.
INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE BIJSTAND
In het besluit delen burgemeester en wethouders aan de belanghebbende mee:
a. tot welk bedrag de ten onrechte ontvangen bijstand wordt teruggevorderd;
b. de termijn waar binnen de belanghebbende de ten onrechte ontvangen bijstand dient terug te betalen;
c. de termijn, genoemd onder b, bedraagt, op grond van artikel 4:87 Awb, ten minste zes weken
d. wat de reden is van de terugvordering met vermelding van de wettelijke grondslag, en
e. of er al dan niet sprake is van redenen om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
1. Uitstel van betaling kan door burgemeester en wethouders, op verzoek van de belanghebbende, aan een belanghebbende worden verleend als de vordering niet ineens betaald kan worden;
2. Uitstel van betaling vindt plaats in de vorm van een betalingsregeling;
3. Uitstel van betaling wordt ingetrokken of gewijzigd in de volgende gevallen:
a. als de belanghebbende de aan de uitstel van betaling verbonden betalingsregeling niet of onvoldoende nakomt;
b. als de belanghebbende zijn inlichtingenplicht niet is nagekomen en, als hij dit wel zou hebben gedaan, hem het uitstel van betaling niet of onder dezelfde voorwaarden zou zijn verleend;
c. als gewijzigde omstandigheden, bijvoorbeeld een wijziging in het inkomen, daartoe aanleiding geven.
17 Besluit met betrekking tot de vaststelling van een betalingsregeling
Bij besluit delen burgemeester en wethouders aan de belanghebbende de betalingsregeling mee. In dit besluit wordt vermeld:
a. de hoogte van de maandelijks te betalen aflossingsverplichting;
b. de ingangsdatum van de aflossingsverplichting.
18 Hoogte van de aflossingsverplichting
1. Voor een vordering die is ontstaan op grond van artikel 58, lid 1 onderdeel a WWB wordt
a. de hoogte van de maandelijkse aflossingsverplichting, gedurende de eerste 3 jaar van de betalingsregeling, vastgesteld op het verschil tussen het netto inkomen en de hoogte van de beslagvrije voet als bedoeld in artikel 475d Rv;
b. als drie jaar aan de onder a bedoelde aflossingsverplichting is voldaan, bedraagt de aflossing 6% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm, vermeerderd met 50% van eventuele inkomsten boven de norm.
2. Voor overige vorderingen bedraagt de aflossing 6% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm, vermeerderd met 50% van eventuele inkomsten boven de norm.
3. In voorkomende gevallen kan de hoogte van de aflossingsverplichting individueel worden bepaald.
19 Verplichtingen met betrekking tot de invordering
1. Het aflossingsbedrag, zoals medegedeeld in het terugvorderingsbesluit of in het besluit uitstel tot betaling, geldt als een opgelegde betalingsverplichting;
2. Tenminste één keer per twee jaar verrichten burgemeester en wethouders onderzoek naar de hoogte van het inkomen.
3. Als het niet mogelijk is om een onderzoek te doen vanwege onvindbaarheid van de belanghebbende wordt jaarlijks een debiteurenonderzoek ingesteld.
4. De onder 1 bedoelde betalingsverplichting wordt gewijzigd vastgesteld als op basis van het onder 2 bedoelde onderzoek de aflossingsverplichting met tenminste 5% wijzigt.
20 Verrekening en beslaglegging
Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit tenuitvoergelegd door middel van:
1. verrekening met de maandelijks verleende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand, of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, op grond van artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek, of bij het ontbreken van deze mogelijkheid
2. een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van bijstand zoals neergelegd in de artikelen 61, 62 en 62a tot en met 62i van de WWB
23 Afzien van het nemen van een verhaalsbesluit
Burgemeester en wethouders zien af van verhaal als:
a. het te verhalen bedrag wegens onderhoudsplicht lager is dan € 50,00 per maand.
b. Het totaal te verhalen bedrag wegens schenking of nalatenschap lager is dan € 250,00.
c. hiertoe een dringende reden aanwezig is.
Indien verwacht wordt dat er een wijziging in de draagkracht optreedt, waardoor er een hogere onderhoudsbijdrage vastgesteld zou kunnen worden, wordt periodiek een draagkrachtonderzoek gedaan.