Organisatie | Cranendonck |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening baatbelasting Midbuul 1997 |
Citeertitel | Verordening baatbelasting Midbuul 1997 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De datum van ingang van de heffing is 1 november 1997.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-06-1999 | nieuwe regeling | 15-07-1997 Weekblad de Grenskoerier, 09-06-1999 | Onbekend. |
DE RAAD VAN DE GEMEENTE CRANENDONCK;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. I7 juni 1997;
gelet op artikel 222 van de Gemeentewet alsmede artikel 32 lid 4 van de Wet algemene regelsherindeling;
gelet op het Bekostigingsbesluit ten behoeve van het gebied Midbuul, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Budel van 16 juli 1992;
Deze verordening verstaat onder:
het besternmingsplan: het bestemmingsplan Midbuul zoals dat is vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Budel d.d 30 juni 1988, goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant d.d. 31 november 1988, alsmede het bestemmingsplan Midbuul 1e partiële herziening zoals dat vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Budel d.d. I 3 december 1990 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant d.d. 15 maart I991.
Onder de naam 'baatbelasting Midbuul' wordt in de vorm van een heffing ineens een belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 augustus I996 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien debelasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale register is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De oppervlakte toegelaten bebouwing van een onroerende zaak wordt bepaald op het aantalvierkante meters grondoppervlakte, dat ingevolge het bestemmingsplan ten behoeve van de bestemmingen woondoeleinden, onderwijsvoorzieningen en bedrijfsdoeleinden maximaal mag worden bebouwd.
De grondoppervlakte van een onroerende zaak wordt bepaald op het aantal volle vierkante meters kadastrale oppervlakte. In afwijking van het bepaalde in de eerste entweede volzin blijven de gronden die zijn of worden aangewend ten behoeve van de aanleg van de in artikel 2 bedoelde voorzieningen voor de bepaling van de grondoppervlakte buiten beschouwing.
Ingeval in de periode gelegen tussen de in artikel 2, eerste lid genoemde datum en de datum van ingang van heffing van deze verordening, de eigendom, het bezit of beperkt recht van een gedeelte van een onroerende zaak isdanwel wordt overgedragen, wordt voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing zoals bedoeld in het eerste tot en met vierde lid van dit artikel, voor de desbetreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld.
Bij de hernieuwde vaststelling zoals bedoeld in de vorige volzin, wordt uitgegaan van een verdeling van de heffingmaatstaf zoals deze aanvankelijk voor de onroerende zaak op de in artikel 2, eerste lid genoemde datum gold.
De belasting wordt niet geheven terzake van die onroerende zaken met de bestemmingwoondoeleinden, waarvoor geldt, dat als gevolg van de oppervlakte toegelaten bebouwing zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid, en/of de breedte en/of de diepte van die onroerende zaak, een zelfstandige woning op grond van het bestemmingsplan niet is toegestaan.
Artikel 7 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting
In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende maximaal 20 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schiftelijk bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend.
De belasting over de nog niet aangevangen belastingjaren kan door de belastingplichtige worden afgekocht. Hiertoe dient een schriftelijk verzoek te worden ingediend, voorafgaand aan het eerste belastingjaar van de periode waarop de afkoop betrekking heeft. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 november van het eerste belastingjaar van de periode waarop de afkoop betrekking heeft, nog te verschijnen belastingbedragen, berekend naar een rentevoet van 6%.betreklung heeft, nog te verschijnen belastingbedragen, berekend naar een rentevoet van 6%.
Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtenseigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.
In afwijking van het bepaalde in onderdeel a,wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heifing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend.
Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artkel 4voor de betrefende onroerende zaken opnieuw vastgesteldvoor de nog niet aangevangen belastingjaren.
Artikel 11 verzending van aanslagen
Het college van burgermeester en wethouders kan bepalen dat voor de toezending of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet I990 (Stb. 22 I) voor de met de invordering van gemeentelijke belastingen belaste gemeenteambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.
Artikel 12 Nakoming van verplichtingen
De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47,49 en 50 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren belast met de heffing of invordering van gemeentelijke belastingen.