Organisatie | Putten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffen en reinigingsheffingen |
Citeertitel | Verordening reinigingsheffingen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financien en economie |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-12-2009 | 01-01-2011 | Nieuwe regeling | 06-11-2009 Puttens Weekblad 09-12-2009 | 171092 |
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
een gebouwde onroerende zaak - of een gedeelte ervan - dat blijkens indeling en inrichting bestemd is om als afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding te worden gebruikt en ook als zodanig wordt gebruikt. Met perceel worden gelijkgesteld: een stacaravan, een woonboot, een woonwagen en een demontabel zomer- of vakantiehuisje, indien gebruikt door een particuliere huishouding.
een gebouwde onroerende zaak - of een zelfstandig gebruikt gedeelte ervan - geen perceel zijnde.
HOOFDSTUK II AFVALSTOFFENHEFFING
Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarief
De belasting wordt geheven naar de maatstaf en het tarief, opgenomen in hoofdstuk 1.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 7 Tijdstippen van ontstaan van de belastingschuld en termijnen van betaling
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen afvalstoffenheffing en andere heffingen meer is dan € 150,-- doch minder dan € 1.500,-- en het totaalbedrag van dat aanslagbiljet door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kan worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
HOOFDSTUK III REINIGINGSRECHTEN
Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven voor het genot van door de gemeente verstrekte diensten en voor het gebruik van bezittingen, werken en inrichtingen, die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
Belastingplichtig voor de reinigingsrechten is degene op wiens verzoek dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen, bedoeld in artikel 8, gebruikmaakt.
De rechten, bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel, worden geheven bij wege van aanslag.
De rechten, bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel, worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving, waarop het gevorderde bedrag is vermeld.
HOOFDSTUK IV ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 15 Aanvang belastingplicht in de loop van het belastingjaar
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, wordt de heffing, bedoeld in hoofdstuk 1.1, en worden de rechten, bedoeld in hoofdstuk 2, met uitzondering
van 2.1.2. van de tarieventabel, geheven over zoveel twaalfde gedeelten als na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden in het belastingjaar overblijven.
Artikel 16 Ontheffing in geval van beëindiging van de belastingplicht in de loop van het belastingjaar
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing over zoveel twaalfde gedeelten van de ingevolge de hoofdstukken 1.1 en 2, met uitzondering van 2.1.2 van de tarieventabel, voor dat jaar verschuldigde belasting of rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 17 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de reinigingsheffingen.
Bijlage TARIEVENTABEL, behorende bij de "Verordening reinigingsheffingen"
De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is, tenzij achter de genoemde bedragen anders is aangegeven.
Hoofdstuk 1.1. Maatstaf en tarief afvalstoffenheffing
1.1. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar € 75,00
Hoofdstuk 1.2. Maatstaf en overige tarieven afvalstoffenheffing
1.2.1. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1. bedraagt de belasting voor het ter beschikking stellen van afvalzakken voor verschillende afvalcategorieën, per afvalzak van:
50 liter, voor restafval € 0,90
10 liter, voor groente-, fruit- en tuinafval € 0,20
30 liter, voor groente-, fruit- en tuinafval € 0,45
50 liter, voor tuinafval € 0,70
50 liter, voor kunststofverpakkingen € 0,10
Hoofdstuk 2 Maatstaf en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten
Het recht bedraagt per belastingjaar voor het:
periodiek verwijderen van bedrijfsafval, per bedrijfspand € 75,00 (excl. btw)
periodiek verwijderen van afvalstoffen van vakantieonderkomens die zich bevinden op een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein en als zodanig worden geëxploiteerd, per onderkomen € 18,50 (excl. btw)
Hoofdstuk 3 Maatstaven en tarieven overige reinigingsrechten
het achterlaten van grove huishoudelijke afvalstoffen op het gemeentelijke afvalbrengstation;per aanbieding van 10 kilogram of gedeelte daarvan voor:
bouw- en sloopafval, restafval, € 1,20
het achterlaten van asbest op het gemeentelijke afvalbrengstation, mits dit afzonderlijk en op de voorgeschreven wijze wordt aangeboden:
per aanbieding van maximaal 10 kilogram of een gedeelte daarvan
en vervolgens € 1,35 verhoging per 10 kilogram of
indien de afvalstoffen, als bedoeld in het vorige lid, van gemeente-wege worden opgehaald, bedraagt het recht per aanbieding met een maximum van 100 kilogram voor:
en vervolgens éénzelfde bedrag per 100 kilogram
De onder 1.2.1. genoemde bedragen zijn ook van toepassing op het periodiek verwijderen van bedrijfsafval, afkomstig van bedrijfs-panden en vakantieonderkomens, als bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel 2.1.1. en 2.1.2.