Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Alphen aan den Rijn

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Alphen aan den Rijn 2010, hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen (versie 3)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlphen aan den Rijn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Alphen aan den Rijn 2010, hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen (versie 3)
CiteertitelVerordeniing individuele voorzieningen, algemene bepalingen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Maatschappelijke Ondersteuning

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning;

Beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning;

Protocol indicatiestelling hulp bij het huishouden Wmo.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2014Onbekend

24-05-2012

Week in Beeld in Witte Weekblad, d.d. 30 mei 2012

2012/9906 voorstel, 2012/9921 raadsbesluit

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING INDIVIDUELE VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

 

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

gemeente Alphen aan den Rijn 2010 (versie 3)

Paragraaf 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.Wet:

de Wet maatschappelijke ondersteuning;

b. Besluit:

het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Alphen aan den Rijn 2010;

c. Beleidsregels:

de beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Alphen aan den Rijn 2010;

d. Persoon met beperkingen:

een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van een huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het zich verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

e. ICF:

International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF), gepubliceerd door de World Health Organization (WHO). Dit is een raamwerk van classificaties die tezamen een gestandaardiseerd begrippenapparaat vormen voor het beschrijven van het menselijk functioneren en de problemen die daarin kunnen optreden;

f. Maatschappelijke participatie:

normale deelname aan het maatschappelijke leven, te weten: het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen, het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden;

g. Zelfredzaamheid:

het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financieel vermogen van mensen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke leven mogelijk maken;

h. Voorziening:

een woonvoorziening, een vervoersvoorziening, een rolstoelvoorziening of een voorziening ten behoeve van het voeren van een huishouden;

i. Algemene voorziening:

een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid alsmede een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

j. Individuele voorziening:

een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

k. Hulp bij het huishouden:

het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of psychosociaal probleem dat leidt of dreigt te leiden tot het disfunctioneren van het verzorgen van het (gezins-)huishouden van een persoon met beperkingen;

l. Woonvoorziening:

een voorziening die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van belemmeringen die een persoon met beperkingen bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt. Bij ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in- of aan de woonruimte wordt slechts die voorziening als woonvoorziening aangemerkt, indien de voorziening:

  • 1.

    gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische belemmeringen of

  • 2.

    een uitraasruimte betreft;

m. Uitraasruimte:

een verblijfsruimte waarin een persoon met beperkingen die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont zich kan afzonderen of tot rust kan komen;

n. (Ergonomische) belemmering:

bouwkundige of woontechnische belemmering, die aantoonbaar in de weg staat aan het normale gebruik van de woonruimte en die rechtstreeks ondervonden wordt als gevolg van lichamelijke functionele beperkingen;

o. Woonruimte:

  • 1.

    een woning, met uitzondering van kamers die zelfstandig verhuurd worden;

  • 2.

    een woonwagen op een standplaats: een voor bewoning bestemd gebouw

dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, als bedoeld in de Huisvestingswet;

3.een woonschip op een ligplaats: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- of nachtverblijf van één of meerdere personen, als bedoeld in de Huisvestingswet;

p. Hoofdverblijf:

de woonruimte bestemd voor permanente bewoning waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres hij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, indien de persoon met beperkingen met een briefadres staat ingeschreven. Indien de persoon met beperkingen permanent in een instelling verblijft, is die instelling het hoofdverblijf geworden;

q. Gemeenschappelijke ruimte:

gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorend tot een woning, bestemd en noodzakelijk om de woning en de daarbij horende berging van de persoon met beperkingen vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken;

r. Instelling:

een instelling als bedoeld in artikel 5, Wet toelating zorginstellingen (Stb. 2005, 571);

s. Vervoersvoorziening:

een voorziening die gericht is op het opheffen of verminderen van belemmeringen die een persoon met beperkingen ondervindt bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

t. Rolstoelvoorziening:

een voorziening die kan bestaan uit:

  • 1.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen de woonruimte, dan wel voor verplaatsing binnen of buiten de woonruimte;

  • 2.

    een aanpassing aan de rolstoel;

  • 3.

    onderhoud/reparatie en, indien nodig, verzekering van de rolstoel;

  • 4.

    een sportrolstoel en onderhoud/reparatie en, indien nodig, verzekering van de sportrolstoel;

  • 5.

    een speel-leervoorziening bedoeld voor kinderen van 0 tot 12 jaar;

u. Voorziening in natura:

een voorziening die in eigendom, in bruikleen of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

v. Financiële tegemoetkoming:

Een vast geldbedrag als tegemoetkoming in de kosten van een voorziening. De hoogte van de financiële tegemoetkomingen zijn door de raad vastgelegd in het Besluit;

w. Persoonsgebonden budget:

een geldbedrag waarmee de aanvrager één of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit te stellen regels van toepassing zijn;

x. Budgethouder:

een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend;

y. Eigen bijdrage:

een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden door de persoon met beperkingen en waarop de in het Besluit te stellen regels van toepassing zijn;

z. Eigen aandeel:

een door het college vast te stellen aandeel, dat bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming betaald moet worden door de persoon met beperkingen en waarop de in het Besluit te stellen regels van toepassing zijn;

aa. Meerkosten:

dat deel van de kosten van een krachtens de Wet te verstrekken voorziening dat uitgaat boven voor een persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten;

bb. Algemeen gebruikelijk:

datgene dat naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van personen als de aanvrager behoort;

cc. Inkomen:

Een inkomen als omschreven in de AmvB van 02 oktober 2006 (Stb 2006,450);

dd. Huisgenoot:

iedere persoon met wie de aanvrager duurzaam een gezamenlijke huishouding voert;

ee. Mantelzorger:

een persoon die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wet.

ff. AmvB :

het Besluit maatschappelijke ondersteuning zoals vastgesteld door het rijk, De AmvB conform artikel 15 lid 3 van de wet (St. 02-10-2006,nr. 450)

gg. Sociaal minimum:

de van toepassing zijnde bijstandsnorm zoals bedoeld in de Wet werk en bijstand, vermeerderd met de toeslag als bedoeld in artikel 25 van de Wet werk en bijstand.

hh. Gebruikelijke zorg:

de normale, dagelijkse zorg die huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

ii. Protocol Hulp bij het Huishouden

het protocol Hulp bij het Huishouden Alphen aan den Rijn 2010.

jj. Programma van eisen

Pakket van eisen waaraan een Wmo voorziening moet voldoen.

kk. Valys-pas

Vervoerspas voor mensen met een mobiliteitsbeperking die een sociaal recreatief uitstapje willen doen naar een bovenregionale bestemming. Bovenregionaal betekent dat de bestemming of het vertrekpunt van de reis op meer dan 5 openbaar vervoer zones van het woonadres ligt.

ll. College

College van Burgemeester en Wethouders te Alphen aan den Rijn.

mm. Participe

De Wmo-uitvoeringsorganisatie te Alphen aan den Rijn. Participe is door het college van Burgemeester en Wethouders van Alphen aan den Rijn gemandateerd om de Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning uit te voeren.

Paragraaf 2 Bereik van de verordening

Artikel 2 Compensatiebeginsel

  • 1.

    de algemene verplichting aan het college om personen met beperkingen een alternatief te bieden zodanig dat de gevolgen van die beperkingen zoveel mogelijk worden opgeheven, daarbij uitgaande van de zelfredzaamheid. Hierbij is het functioneren van iemand die geen voorzieningen nodig heeft norm voor de hoogte en de mate waarin gecompenseerd wordt, evenals voor de aard van de compensatie. Voor het bepalen van welke voorzieningen adequaat zijn, wordt aangesloten bij het begrippenkader van de ICF en de persoonlijke (leef)situatie.

  • 2.

    Het compensatiebeginsel is van toepassing op:

    • a.

      het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers;

    • b.

      het bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer;

    • c.

      het verstrekken van individuele voorzieningen aan personen met beperkingen.

  • 3.

    Het college verstrekt aan een persoon met beperkingen bepaalde voorzieningen, die hem in staat stellen:

    • a.

      een huishouden te voeren;

    • b.

      een woning normaal te gebruiken;

    • c.

      zich te verplaatsen in en om de woning;

    • d.

      zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;

    • e.

      zich zodanig te verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoerssystemen en

    • f.

      andere mensen te ontmoeten en sociale verbanden aan te gaan en te onderhouden om op die manier deel te nemen aan het maatschappelijke leven.

  • 4.

    Bij het bepalen van de voorzieningen houdt het college rekening met persoonskenmerken, behoeften van de persoon met beperkingen, de omstandigheden waarin de persoon met beperkingen verkeert en de capaciteit van de persoon met beperkingen om uit oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.

Artikel 3 Beoordelen beperkingen

  • 1.

    Bij het beoordelen van de beperkingen wordt - waar mogelijk - het begrippenkader van de ICF gehanteerd als afwegingskader en als grondslag om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen.

  • 2.

    In gevallen waarin het begrippenkader van de ICF niet of niet in voldoende mate voorziet, wordt aansluiting gezocht bij andere begrippenkaders.

Artikel 4 Voorwaarden voor verstrekking

  • 1.

    Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

  • a.

    deze in overwegende mate op het individu is gericht;

  • b.

    deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of aanzienlijk te verminderen;

  • c.

    deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als een adequate voorziening kan worden aangemerkt. Indien er de keuze is tussen meerdere adequate voorzieningen, zal die voorziening worden verstrekt die het goedkoopst is;

  • d.

    de kosten van de voorziening – met uitzondering van de hulp bij het huishouden - in redelijke verhouding staan tot de staat van de woonruimte dan wel de resterende technische levensduur van het vervoermiddel of de rolstoel.

  • 2.

    In afwijking van hetgeen in lid 1 sub a is bepaald, kan een voorziening worden verstrekt in de vorm van een algemene voorziening.

  • 3.

    In afwijking van hetgeen in lid 1 sub b is bepaald, kan hulp bij het huishouden ook voor een kortere periode worden verstrekt.

Artikel 5 Algemene afwijzingsgronden

  • 1.

    Er bestaat geen recht op een voorziening:

  • a.

    indien de voorziening algemeen gebruikelijk is;

  • b.

    indien op grond van enig andere (wettelijke) regeling aanspraak op de voorziening bestaat;

  • c.

    indien de aanvrager niet zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Alphen aan den Rijn;

  • d.

    indien de gevraagde voorziening naar het oordeel van het college niet medisch of psychosociaal noodzakelijk is;

  • e.

    voor zover er van de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

  • f.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager heeft gemaakt vóór de datum waarop de beschikking is afgegeven;

  • g.

    indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft, reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten of de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2007, is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingstermijn nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan dan wel dat er sprake is van een aanmerkelijke verandering van omstandigheden, als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen en de kosten/schade daarvan niet op andere wijze zijn of worden vergoed. De afschrijvingstermijnen zijn in de beleidsregels vastgesteld door het college;

  • h.

    indien overigens niet voldaan wordt aan de in deze verordening genoemde voorwaarden.

  • 2.

    Het gestelde in lid 1 onder g is niet van toepassing op hulp bij het huishouden.

Paragraaf 3 Procedures

Artikel 6 De aanvraag

  • 1.

    De aanvraag van een voorziening wordt door de persoon met beperkingen of door de rechtmatige vertegenwoordiger van deze persoon ingediend.

  • 2.

    Voor het indienen van een aanvraag van een voorziening, moet gebruik worden gemaakt van een door het college beschikbaar gesteld formulier.

  • 3.

    Het college kan aanvragers verplichten zich te legitimeren door middel van een document als aangewezen in artikel 1, eerste lid, onder 1º tot en met 3º van de Wet op de Identificatieplicht (Stb. 1993, 660).

Artikel 7 Inlichtingen

De aanvrager is verplicht om op verzoek of uit eigen beweging aan het college, of aan door hem aangewezen adviseurs, alle gegevens te (doen) verschaffen, die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 8 Onderzoek en advies

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dat van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie de aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door één of meerdere daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college heeft Participe gemandateerd om de Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning uit te voeren.

Artikel 9 Gegevens in de beschikking

  • 1.

    Indien een voorziening wordt toegekend, wordt in de beschikking vermeld:

    • a.

      de voorwaarden waaraan de rechthebbende dient te voldoen voordat tot verstrekking kan worden overgegaan;

    • b.

      de aard en de omvang van de voorziening en

    • c.

      voor welk doel de voorziening aangewend dient te worden.

  • 2.

    Indien een voorziening voor bepaalde tijd wordt verstrekt, wordt in de beschikking tevens de geldigheidsduur vermeld.

  • 3.

    Indien een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt, wordt in de beschikking tevens vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 4.

    Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt in de beschikking tevens vermeld:

    • a.

      de omvang van het persoonsgebonden budget en

    • b.

      de looptijd van het persoonsgebonden budget en

    • c.

      zo mogelijk de hoogte van de eigen bijdrage.

  • 5.

    Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt bij de beschikking een programma van eisen verstrekt waarin is aangegeven aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

6 Zowel bij de toekenning als bij de afwijzing van een voorziening, worden de gronden van

toekenning of afwijzing gemotiveerd weergegeven.

Artikel 10 Wijzigingen in de situatie

  • 1.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van belang zijn voor het recht op een voorziening.

  • 2.

    Na toekenning van een voorziening op grond van deze verordening, is het college bevoegd de persoon met beperkingen op te roepen of hem schriftelijk om informatie te vragen teneinde vast te stellen of de omstandigheden die hebben geleid tot toekenning van de voorziening, ongewijzigd zijn.

Artikel 11 Intrekken besluit

Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken, indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a.

    niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

  • b.

    de voorwaarden gesteld in de bruikleenovereenkomst niet worden nageleefd;

  • c.

    de voorziening binnen zes maanden na de verlening niet is aangewend voor het doel waarvoor deze is verstrekt;

  • d.

    de voorziening is verstrekt op grond van gegevens, waarvan inmiddels is gebleken dat die zodanig onjuist of onvolledig waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

    Artikel 12 Terugvordering en verhaal van de schade

    • 1.

      In geval een besluit op grond van artikel 11 is ingetrokken, kan een op basis daarvan reeds in bruikleen verstrekte voorziening in natura van de persoon met beperkingen worden teruggevorderd.

    • 2.

      In geval een besluit met betrekking tot het recht op een in eigendom verstrekte voorziening op grond van artikel 11 is ingetrokken omdat de voorziening is verstrekt op basis van valselijk verstrekte gegevens, kan deze voorziening van de persoon met beperkingen worden teruggevorderd.

    • 3.

      In geval een besluit op grond van artikel 11 is ingetrokken, kan een op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget van de persoon met beperkingen worden teruggevorderd.

    • 4.

      Eventuele schade aan een in bruikleen toegekende voorziening kan, met inachtneming van de bepalingen in de bruikleenovereenkomst, worden verhaald op de bruiklener.

    • 5.

      In geval een in bruikleen verstrekte voorziening als gevolg van verwijtbare gedragingen van de persoon met beperkingen niet meer aanwezig is, kan de restwaarde van de voorziening in rekening worden gebracht bij de bruiklener.