Organisatie | Wierden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffen en reinigingsrechten 2012 |
Citeertitel | Verordening reinigingsheffingen 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 229, eerste lid aanhef en de onderdelen a en b Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 03-10-2017 | Onbekend | 20-12-2011 De Driehoek, 28 december 2011 | Raad2011366 |
Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing
Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit
naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten
aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting
1.De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel
ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een
verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
1.De belasting bedraagt per perceel per jaar € 73,20.
De belasting als bedoeld onder lid 1, wordt vermeerderd met:
zelfde container voor de aanbieding van groente- fruit en tuinafval dan wel de overige
huishoudelijke afvalstoffen dan wordt de onder 1. bedoelde belasting vermeerderd met
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1.De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van
2.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd
voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na
de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing
voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na
het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4.Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de
gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
5.Belastingbedragen van minder dan € 5,- worden niet geheven.
Hoofdstuk III Reinigingsrechten
Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
2.Het in het eerste lid bedoelde genot van diensten en het gebruik van bezittingen, werken
-het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid;
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Artikel 11 Maatstaf van heffing en belastingtarief
1.het periodiek verwijderen van bedrijfsafval, als bedoeld in artikel 9, onder 2 per
De belasting als bedoeld onder a. wordt vermeerderd met:
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 14 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten
1.Het recht als bedoeld in artikel 11, onder 1, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo
dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt is het recht verschuldigd voor
zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting, als er in dat jaar, na de
aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing
voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het
einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4.Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de
5.Belastingbedragen van minder dan € 5,- worden niet geheven.
Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten
De rechten bedoeld in artikel 11, zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.
Artikel 16 Termijnen van betaling
1.De belastingaanslagen als bedoeld in artikel 7 en artikel 13, onder 1, moeten worden betaald in
twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de
maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
In afwijking van het eerste volzin geldt, in geval het totaalbedrag van de op één
Aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het
bedrag daarvan minder is dan € 2.500,- en zolang de verschuldigde bedragen door
middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de
aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste vervalt één maand
na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen een maand
later. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden
2.Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de
Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een
bestuurlijke boete is het in het eerste lid bepaalde van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen
Artikel 17 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reinigingsheffingen.
Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel
Inwerkingtreding en citeertitel.
1.De Verordening reinigingsheffingen 2011, vastgesteld bij raadsbesluit van 7 december 2010,
nummer 10-00245, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van
ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die
zich voor die datum hebben voorgedaan.